ECLI:NL:RBLIM:2024:8733

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
11361414 Cv EXPL 24-5270
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van kentekenbewijs en autosleutel in het kader van echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheidingsprocedure, heeft de vrouw (eiseres) de man (gedaagde) in kort geding gedagvaard. De eiseres vorderde de gedaagde te veroordelen tot afgifte van de reservesleutel van een auto en het kentekenbewijs, stellende dat zij de eigenaar van de auto is. De gedaagde heeft echter de reservesleutel en het kentekenbewijs niet overhandigd, ondanks een eerdere sommatie van de gemachtigde van de eiseres. De kantonrechter heeft op 25 november 2024 geoordeeld dat de vordering van de eiseres niet toewijsbaar is, omdat de auto niet haar eigendom is, maar eigendom van de kredietverstrekker. De rechter heeft vastgesteld dat de auto is gefinancierd met een krediet dat nog niet volledig is afgelost, waardoor de kredietverstrekker de eigenaar blijft. De eiseres heeft wel een spoedeisend belang aangetoond, maar de grondslag van haar vordering is niet juist. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11361414 \ CV EXPL 24-5270
Vonnis in kort geding van 25 november 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. D.G.A. Rossi,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.G.M. Nass.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de nagezonden producties van [eiseres]
- de op voorhand ingezonden conclusie van antwoord van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 11 november 2024, waarbij mr. Rossi een fout in het petitum heeft hersteld.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn in 2016 in Duitsland gehuwd. Zij hebben destijds geen huwelijkse voorwaarden laten opmaken.
2.2.
[eiseres] heeft op 22 april 2024 een verzoek strekkende tot echtscheiding ingediend.
2.3.
[gedaagde] heeft op enig moment de gemeenschappelijk bewoonde woning verlaten. Hij heeft toen de reservesleutel van een auto (Skoda Yeti met Duits kenteken [kenteken] ; hierna: de auto) meegenomen. Ook heeft hij van deze auto toen de “Zulassungsbescheinigung Teil I” en de “Zulassungsbescheinigung Teil II” meegenomen.
2.4.
Het kenteken van de auto staat op naam van de vader van [gedaagde] .
2.5.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] bij e-mail van 16 oktober 2024 gesommeerd om het kentekenbewijs en de autosleutel uiterlijk op 17 oktober 2024 aan [eiseres] te overhandigen.
2.6.
[gedaagde] heeft de autosleutel en het kentekenbewijs niet aan [eiseres] overhandigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert:
[gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis het kentekenbewijs (Fahrzeugschein) en de autosleutel af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,00,
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten (inclusief de nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
[eiseres] stelt dat zij de Fahrzeugschein nodig heeft om de auto te laten keuren. Zij voert aan dat zij momenteel in een ongekeurde auto rijdt waardoor zij boetes riskeert. Zij heeft de auto naar eigen zeggen nodig om de kinderen te vervoeren en om naar haar werk te gaan. Met dit betoog heeft zij het spoedeisend belang van (een deel van) haar vordering voldoende aannemelijk gemaakt.
4.3.
Op de door [eiseres] aangevoerde grondslag heeft haar vordering in een bodemprocedure geen kans van slagen. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.3.1.
Ter onderbouwing van de gevorderde afgifte stelt [eiseres] dat zij als eigenaar rechthebbende is van de auto en daarmee ook van de Fahrzeugschein en de autosleutel. In dat verband doet zij een beroep op art. 5:2 BW. In dat artikel staat dat de eigenaar van een zaak bevoegd is haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. Subsidiair stelt zij dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar handelt omdat hij inbreuk maakt op haar eigendomsrecht. [gedaagde] heeft geen rijbewijs, dus heeft ook geen belang bij de auto, noch de daarbij behorende papieren.
4.3.2.
Partijen zijn daarover vaag, of zelf niet goed geïnformeerd, maar in Duitsland is Zulassungsbescheinigung Teil I de zgn. Fahrzeugschein en Zulassungsbescheinigung Teil II de Fahrzeugbrief. Dit zo zijnde, is de vordering op zowel de primaire als op de subsidiaire grondslag niet toewijsbaar. Beide grondslagen berusten namelijk op de onjuiste stelling dat [eiseres] eigenaar is van de auto. Ter zitting is immers vast komen te staan dat de auto, die is betaald door middel van een krediet, nog steeds de eigendom is van de kredietverstrekker Credit Plus omdat het krediet (nog) niet volledig is afgelost. Bij die stand van zaken zou normaliter overigens de kredietverstrekker de Fahrzeugbrief onder zich houden totdat de eigendom overgaat, hetgeen in strijd is met het standpunt van beide partijen dat [gedaagde] (onder meer) dat document heeft meegenomen, maar het kan in het midden blijven omdat partijen zich op dit punt mogelijk beide vergissen.
4.4.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2024.
RW