ECLI:NL:RBLIM:2024:90

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/03/315158 / HA ZA 23-105
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van zorginstelling en openbaar ministerie voor gevolgen van crisismaatregelen op basis van de Wvggz

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit een echtpaar en hun dochter, dat de rechtbank zou verklaren dat Stichting Mondriaan en het Openbaar Ministerie (OM) onrechtmatig hebben gehandeld door niet tijdig een zorgmachtiging aan te vragen voor hun dochter, die lijdt aan psychische problematiek. De eisers stelden dat de herhaalde crisismaatregelen, die tussen november 2021 en november 2022 werden opgelegd, schadelijk waren en dat de situatie van hun dochter hierdoor verslechterde. De rechtbank heeft de procedure en de feiten in detail besproken, waaronder de rol van de behandelaren van Stichting Mondriaan en de verantwoordelijkheden van het OM. De rechtbank concludeerde dat er geen onrechtmatige daad was gepleegd door de gedaagden, omdat zij handelden in overeenstemming met de professionele opvattingen en wettelijke verplichtingen. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van zowel Stichting Mondriaan als het OM.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/315158 / HA ZA 23-105
Vonnis van 3 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat: mr. C.J.M. Dreessen te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tegen
1. de stichting
STICHTING MONDRIAAN,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat: mr. M.S.E. van Beurden te Zoetermeer,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat: mr. A.Th.M. ten Broeke te 's-Gravenhage.
Eisers zullen hierna gezamenlijk “ [eisers] .” worden genoemd. Gedaagden zullen hierna “Stichting Mondriaan” en “het OM” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 21,
  • de brief van 9 maart 2023 van [eisers] . met daarbij de akte aanvullende productie, met productie 22,
  • de conclusie van antwoord van Stichting Mondriaan met de producties 1 tot en met 11,
  • de conclusie van antwoord van het OM met de producties 1 tot en met 7,
  • de dagbepaling van de mondelinge behandeling,
  • de spreekaantekeningen van [eisers] ., die zijn overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 21 september 2023,
  • de spreekaantekeningen van Stichting Mondriaan, die zijn overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 21 september 2023,
  • de spreekaantekeningen van het OM, die zijn overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 21 september 2023,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 21 september 2023,
  • het e-mailbericht van 29 september 2023 van mr. Dreessen naar aanleiding van het proces-verbaal,
  • het B16-formulier van 18 oktober 2023 van [eisers] ., waarbij zij de rechtbank verzoeken om vonnis te wijzen ex art. 2.14 procesreglement,
  • het B16-formulier van 18 oktober 2023 van Stichting Mondriaan, waarbij zij de rechtbank verzoeken om vonnis te wijzen ex art. 2.14 procesreglement,
  • de akte houdende uitlating partijen van 18 oktober 2023 van het OM.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Eiser 1 en eiseres 2 zijn echtelieden. Zij zijn de stiefvader respectievelijk moeder van eiseres 3 (hierna: “ [eiseres sub 3] ”). [eiseres sub 3] is sinds langere tijd gediagnosticeerd met psychische problematiek. In de periode van 10 november 2021 tot en met 15 november 2022 is [eiseres sub 3] zeven of acht keer opgenomen bij Stichting Mondriaan op grond van een (voortgezette) crisismaatregel zoals bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna:“Wvggz”).
2.2.
Op 16 november 2022 is een verzoekschrift zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz aansluitend op de laatst opgelegde crisismaatregel ingediend door het OM, meer in het bijzonder door de officier van justitie als vertegenwoordiger van het OM (hierna: “OvJ”). De rechtbank heeft bij beschikking van 28 november 2023 een zorgmachtiging afgegeven.

3.Het geschil3.1. [eisers] . vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

1. voor recht zal verklaren dat Stichting Mondriaan en het OM jegens [eisers] . een
onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW hebben gepleegd, althans op enige andere grond verwijtbaar schadeveroorzakend gehandeld, dan wel nagelaten, hebben en dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle geleden en nog te lijden schade die uit dit onrechtmatig handelen voortvloeit,
2. Stichting Mondriaan en het OM hoofdelijk tegen behoorlijk bewijs van kwijting, zal
veroordelen in de proceskosten welke zijdens [eisers] . zijn gemaakt, reiskosten, griffierechten en deurwaarderskosten, alsmede Stichting Mondriaan en het OM hoofdelijk zal veroordelen in alle overige kosten welke door en namens eiser, binnen en buiten rechte, ten behoeve van deze procedure zijn gemaakt, alsmede Stichting Mondriaan en het OM hoofdelijk zal veroordelen tot vergoeding van de kosten ten behoeve van de executie van dit vonnis en zal bepalen dat, wanneer Stichting Mondriaan en het OM deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis, dan wel een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn hebben voldaan, deze kosten verhoogd zullen worden met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] . leggen aan hun vorderingen – samengevat – het navolgende ten grondslag. [eisers] . verwijten Stichting Mondriaan en het OM dat ten aanzien van [eiseres sub 3] niet tijdig een zorgmachtiging is aangevraagd en verzocht, hoewel hier alle aanleiding toe was, maar in plaats daarvan zeven opeenvolgende crisismaatregelen zijn genomen. Dit was volgens [eisers] . onrechtmatig. Het psychiatrisch toestandsbeeld van [eiseres sub 3] is hierdoor achteruitgegaan en eiser 1 en eiseres 2 zijn gedurende langere tijd blootgesteld aan een hoge lijdensdruk, aldus [eisers] ..
3.3.
Stichting Mondriaan en het OM voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.4. De beoordeling

4.1.
[eisers] . vorderen een verklaring voor recht dat Stichting Mondriaan en het OM jegens [eisers] . een onrechtmatige daad hebben gepleegd, althans op enige andere grond verwijtbaar schadeveroorzakend gehandeld, dan wel nagelaten hebben. De rechtbank zal allereerst beoordelen of sprake is van een onrechtmatige daad van Stichting Mondriaan en het OM jegens [eisers] ..
Onrechtmatige daad
4.2.
Ingevolge artikel 6:162 BW is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Als onrechtmatige daad wordt aangemerkt een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. De drie categorieën zullen hierna achtereenvolgens worden besproken.
Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt
4.3.
Deze categorie heeft betrekking op de gevallen waarin een dader, door een doen of nalaten, handelt in strijd met een zorgvuldigheidsnorm.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat het in de dagvaarding door [eisers] . gemaakte verwijt erop lijkt te zien dat Stichting Mondriaan en het OM er niet voor hebben gezorgd dat eerder een zorgmachtiging is uitgesproken op grond waarvan [eiseres sub 3] langdurig zou kunnen worden opgenomen. Het verwijt wordt immers ingekleurd door hetgeen daadwerkelijk is voorgevallen - zijnde een serie kortdurende opnames op basis van (verlengde) crisismaatregelen - af te zetten tegen de volgens [eisers] . wenselijke en vereiste situatie waarbij, in plaats daarvan, een zorgmachtiging zou zijn opgelegd. Dat in de gewenste situatie geen opname noodzakelijk zou zijn is niet gesteld. Stichting Mondriaan en het OM hebben het in de dagvaarding gemaakte verwijt kennelijk ook zo opgevat en daarop in de conclusie van antwoord gereageerd. Tijdens de mondelinge behandeling is door [eisers]
.(aanvullend) gesteld dat zij Stichting Mondriaan (tevens) verwijten dat zij geen zorgmachtiging heeft geïnitieerd waarmee [eisers] .niet (alleen) een langdurige opname van [eiseres sub 3] had kunnen worden bewerkstelligd maar een duidelijk kader zou zijn geboden om voor langere tijd diverse vormen van verplichte zorg te kunnen verlenen.
Stichting Mondriaan
4.5.
[eisers] . stellen, zoals gezegd, dat Stichting Mondriaan op ernstige wijze nalatig is geweest door niet tijdig een zorgmachtiging aan te vragen. Een zorgmachtiging was volgens [eisers] . meer proportioneel en doelmatiger geweest dan het achtereenvolgens (doen) opleggen van (voortgezette) crisismaatregelen omdat een zorgmachtiging voor langere tijd en op basis van de behoeften van de patiënt kan worden toegepast. Gedurende de periodes dat [eiseres sub 3] niet was opgenomen verslechterde haar situatie volgens [eisers] .. Van enige stabilisatie in het toestandsbeeld was geen sprake, laat staan van een verbetering, aldus [eisers] .
4.6.
Stichting Mondriaan betwist dat zij onrechtmatig jegens [eisers] . heeft gehandeld. Hiertoe voert zij aan dat in het geval van [eiseres sub 3] een langdurige opname als vorm van verplichte zorg door de behandelaren werd ingeschat als niet doelmatig, niet proportioneel en niet subsidiair. Van een dergelijke opname was volgens de behandelaren geen therapeutisch effect te verwachten en zou zelfs kunnen leiden tot hospitalisatie en mogelijke verdere regressie. Verplichte zorg werd slechts in crisissituaties ingezet en werd opgeheven zo snel als mogelijk en verantwoord was volgens Stichting Mondriaan. Indien zij eerder een aanvraag voor een zorgmachtiging had ingediend bij de OvJ, dan had zij naar eigen zeggen in strijd gehandeld met de professionele opvatting van de behandelaren, aldus Stichting Mondriaan.
4.7.
Stichting Mondriaan heeft de bij dagvaarding geponeerde stellingen van [eisers] . aldus gemotiveerd betwist. Naar het medisch oordeel van de behandelaren van Stichting Mondriaan paste de zorgmachtiging, inhoudende een langdurige opname, op dat moment niet binnen het behandelbeleid voor [eiseres sub 3] . Dat Stichting Mondriaan het advies van de behandelaren heeft opgevolgd en om die reden niet eerder een zorgmachtiging heeft aangevraagd bij de OvJ kan haar niet worden verweten. Waarom dit onrechtmatig zou zijn hebben [eisers] . onvoldoende onderbouwd. Naar oordeel van de rechtbank is het handelen, dan wel nalaten, van Stichting Mondriaan niet in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.8.
De rechtbank overweegt dat [eisers] . met betrekking tot het tijdens de mondelinge behandeling gemaakte (aanvullende) verwijt concreter hadden moeten stellen en onderbouwen waarom in de gegeven omstandigheden een zorgmachtiging die
nietzou leiden tot een langduriger opname, volgens hen had moeten worden nagestreefd en hoe die zorgmachtiging had kunnen zorgen voor een situatie die kenbaar zodanig beter zou zijn geweest dat het onrechtmatig was van Stichting Mondriaan om deze niet te initiëren. [eisers] . hebben dat niet gedaan, zodat de rechtbank aan deze stelling als onvoldoende onderbouwd voorbij zal gaan.
OM4.9. [eisers] . stellen dat ook het OM nalatig is geweest door niet op tijd een zorgmachtiging aan te vragen, maar (voortgezette) crisismaatregelen aan te vragen. Volgens [eisers] . had het OM de behoefte moeten signaleren en had hij de zorgmachtiging uit eigen beweging tijdig moeten aanvragen. Het OM betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] . en voert daartoe aan dat hij in lijn met zijn taakstelling en bevoegdheid op grond van de Wvggz heeft gehandeld. Die taakverdeling houdt volgens het OM in dat de geneesheer-directeur van de behandelsector eindverantwoordelijk is voor de medische inhoud van het verzoekschrift en de OvJ voor het proces. Daarnaast voert het OM aan dat, ook al had hij een zorgmachtiging aangevraagd en was deze opgelegd door de rechtbank, de behandelsector niet verplicht is om de zorg waartoe zij gemachtigd is daadwerkelijk te verlenen indien zij daar zelf niet achter staat. Het betreft immers slechts een machtiging en geen verplichting, aldus het OM. Daarnaast voert het OM aan dat hij in geval van een zorgmachtiging aansluitend op verlenging crisismaatregel op grond van lid 6 van artikel 7:11 Wvggz niet ambtshalve een zorgmachtiging kan aanvragen ex artikel 5:3 Wvggz.
4.10. Op grond van artikel 5:3 Wvggz kan de OvJ ambtshalve of op aanvraag van – onder andere – een geneesheer-directeur besluiten een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voor te bereiden. Indien een zorgmachtiging echter wordt aangevraagd in aansluiting op een verlenging crisismaatregel, dan is ambtshalve voorbereiding door de OvJ niet mogelijk ex artikel 7:11 lid 6 Wvggz. Technisch gezien had het OM via de weg van artikel 5:3 Wvggz ambtshalve kunnen besluiten een verzoekschrift voor een zorgmachtiging, anders dan een zorgmachtiging aansluitend op verlenging crisismaatregel, voor te bereiden. De rechtbank overweegt daarbij dat de OvJ een aanvraag voor een zorgmachtiging logischerwijs baseert op de medische beoordeling en de medische stukken die hij ontvangt vanuit de behandelsector. In onderhavig geval lag een ambtshalve voorbereiding niet voor de hand nu er geen aanwijzingen vanuit Stichting Mondriaan waren voor de OvJ om een zorgmachtiging aan te vragen. De rechtbank is van oordeel dat van het OM niet verwacht hoefde te worden dat hij dit uit eigen beweging zou doen, zonder aanwijzingen vanuit Stichting Mondriaan. Daarnaast hebben [eisers] . onvoldoende onderbouwd waarom het niet ambtshalve aanvragen van een zorgmachtiging door het OM onrechtmatig zou zijn. Het handelen dan wel nalaten van het OM is naar oordeel van de rechtbank in dit geval derhalve niet onrechtmatig.
Strijd met een wettelijke plicht
4.11.
Deze categorie behelst de gevallen waarin de dader handelt in strijd met een verplichting die is neergelegd in een algemeen verbindend wettelijk voorschrift zoals een direct werkende verdragsbepaling, een wet in formele zin of lagere wetgeving in materiële zin. Ook in deze categorie betreft het een doen of nalaten van de dader.
Stichting Mondriaan
4.12.
[eisers] . stellen dat Stichting Mondriaan in strijd met de Wvggz heeft gehandeld omdat zij niet heeft voldaan aan haar wettelijke verplichting het OM erop te wijzen dat het verstandig was om een zorgmachtiging aan te vragen. Stichting Mondriaan betwist dat zij dit eerder had kunnen voorleggen aan het OM omdat niet was voldaan aan de voorwaarden van een zorgmachtiging.
4.13.
De Wvggz verplicht zorgaanbieders niet om in voorkomend geval verplichte zorg te initiëren. Het aan Stichting Mondriaan verweten handelen is naar oordeel van de rechtbank daarom niet in strijd zijn met de Wvggz.
OM4.14. [eisers] . hebben – tijdens de mondelinge behandeling – een beroep gedaan op de schending van artikel 2 EVRM en de Richtlijn Behandeling op langere termijn suïcidaliteit (hierna: “richtlijn”) door het OM. [eisers] . stellen dat artikel 2 EVRM op grond van rechtspraak van het EHRM voor het OM de verplichting met zich meebrengt om zich in te spannen om een dreigende suïcide te voorkomen. Dit zou het OM in weerwil van de richtlijn volgens [eisers] . niet hebben gedaan. Het OM betwist dat er sprake zou zijn van een schending van artikel 2 EVRM. Dit artikel brengt een positieve verplichting met zich mee en het OM heeft redelijke stappen genomen ter voorkoming van suïcidaliteit, aldus het OM. Daarnaast voert het OM aan dat de door [eisers] . aangehaalde richtlijn niet voor het OM geldt, maar voor de behandelsector.
4.15.
De rechtbank stelt vast dat [eisers] . het OM verwijten dat hij achtereenvolgens om crisismaatregelen heeft verzocht en ter ondersteuning van dat standpunt zich mede beroepen op artikel 2 EVRM en de richtlijn en de daaruit voorvloeiende verplichtingen ter voorkoming van suïcide. Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, kan die redenering niet worden gevolgd. Het verwijt dat te lang is voortgegaan met crisismaatregelen, ziet er blijkens de daarbij gegeven toelichting immers op dat de volgens [eisers] . qua gevolgen minder ingrijpende zorgmachtiging niet is aangevraagd en niet dat daardoor het gevaar op suïcide onvoldoende is bestreden. Als [eisers] . dat wel bedoelen, hebben zij dat onvoldoende onderbouwd, met name in het licht van het feit dat in crisissituaties om crisismaatregelen juist werd verzocht ter voorkoming van suïcide. Dit is ook gelukt. Ook indien de door [eisers] . aangehaalde normen directe werking zouden hebben en zich zouden richten tot het OM, dan nog leidt dit dus niet tot toewijzing van de vordering. Dit omdat het gemaakte verwijt niet ziet op schending van het belang waartoe de aangehaalde regelingen tot bescherming dienen en bovendien wel tegemoet is gekomen aan het belang dat die regelingen beogen te beschermen.
4.16. Daarnaast stellen [eisers] . dat het OM heeft gehandeld in strijd met zijn verplichting om medeburgers te beschermen en de noodzakelijke zorg, in het uiterste geval tegen de wil van die persoon, te verlenen, welke norm volgens [eisers] . voortvloeit uit de Memorie van Toelichting behorende bij de Wvggz. Het OM betwist dit gemotiveerd (zie rov. 4.9.). De rechtbank is van oordeel dat het OM heeft gehandeld in overeenstemming met zijn verplichtingen en bevoegdheden op grond van de Wvggz (zie rov. 4.10.). De rechtbank volgt [eisers] . dan ook niet in hun stelling dat het OM niet de noodzakelijke bescherming en zorg zou hebben verleend, aangezien het OM verplichte zorg heeft opgelegd ter bescherming van [eiseres sub 3] in de vorm van crisismaatregelen.
4.17.
Tot slot hebben [eisers] . – tijdens de mondelinge behandeling – expliciet een beroep gedaan op de artikelen 8, 13 en 14 EVRM. Zij hebben het beroep op die artikelen echter verder niet toegelicht. De rechtbank zal dan ook voorbijgaan aan deze stelling van [eisers] .. Het is niet aan de rechtbank om nader in te vullen waar het beroep van [eisers] . op deze artikelen op kan doelen, mede gelet op het belang van Stichting Mondriaan en het OM om verweer te kunnen voeren hiertegen.
Inbreuk op een recht4.18. Deze categorie betreft de aantasting van een subjectief recht van de benadeelde door doen of nalaten van de dader. [eisers] . hebben hier een beroep op gedaan, maar zij hebben niet nader toegelicht of onderbouwd waarom in dit geval sprake zou zijn van een inbreuk op een subjectief recht. Om die reden zal de rechtbank aan dit beroep voorbijgaan.
Tussenconclusie
4.19.
Alhoewel de rechtbank zonder meer aanneemt dat de situatie van [eiseres sub 3] voor haar en haar ouders zeer ingrijpend is geweest, leidt al het voorgaande tot de conclusie dat Stichting Mondriaan en het OM daarvoor niet verantwoordelijk zijn en er dus geen sprake is van onrechtmatig handelen door hen. Het kan daarbij in het midden blijven of was voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een zorgmachtiging, zoals door Stichting Mondriaan en het OM wordt betwist. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de andere vereisten van de onrechtmatige daad. Dit gedeelte van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Enige andere grond
4.20.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat geen sprake is van een onrechtmatige daad aan de zijde van Stichting Mondriaan en het OM, dient het resterende gedeelte van de vordering van [eisers] . te worden beoordeeld, namelijk of Stichting Mondriaan en het OM op enige andere grond verwijtbaar schadeveroorzakend hebben gehandeld, dan wel nagelaten hebben. [eisers] . heeft met betrekking tot deze vordering echter verder niets gesteld, zodat ook dit gedeelte van de vordering als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.
Eindconclusie
4.21.
De vordering die er toe strekt dat voor recht wordt verklaard dat er een grondslag is voor een aanspraak van [eisers] . op schadevergoeding jegens Stichting Mondriaan en het OM, moet worden afgewezen omdat die grondslag er niet is. Daaruit volgt dat ook de vordering tot vergoeding van de schade wordt afgewezen.
Proceskosten4.22. [eisers] . zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Stichting Mondriaan worden veroordeeld. De gevorderde rente over de proceskosten zal ook worden toegewezen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Stichting Mondriaan als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2 punten × € 598,00)
Totaal
1.872,00
4.23.
[eisers] . zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het OM worden veroordeeld. De gevorderde rente over de proceskosten zal ook worden toegewezen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van het OM als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2 punten × € 598,00)
Totaal
1.872,00

5.5. De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] . in de proceskosten van Stichting Mondriaan, tot op heden begroot op € 1.872,00, vermeerderd met de wettelijke rente wanneer de betaling niet binnen veertien dagen na heden heeft plaatsgevonden, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] . in de proceskosten van het OM, tot op heden begroot op
€ 1.872,00, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordelingen, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op
3 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: DS