Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
[eiseres sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding met de producties 1 tot en met 21,
- de brief van 9 maart 2023 van [eisers] . met daarbij de akte aanvullende productie, met productie 22,
- de conclusie van antwoord van Stichting Mondriaan met de producties 1 tot en met 11,
- de conclusie van antwoord van het OM met de producties 1 tot en met 7,
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling,
- de spreekaantekeningen van [eisers] ., die zijn overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 21 september 2023,
- de spreekaantekeningen van Stichting Mondriaan, die zijn overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 21 september 2023,
- de spreekaantekeningen van het OM, die zijn overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 21 september 2023,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 21 september 2023,
- het e-mailbericht van 29 september 2023 van mr. Dreessen naar aanleiding van het proces-verbaal,
- het B16-formulier van 18 oktober 2023 van [eisers] ., waarbij zij de rechtbank verzoeken om vonnis te wijzen ex art. 2.14 procesreglement,
- het B16-formulier van 18 oktober 2023 van Stichting Mondriaan, waarbij zij de rechtbank verzoeken om vonnis te wijzen ex art. 2.14 procesreglement,
- de akte houdende uitlating partijen van 18 oktober 2023 van het OM.
2. De feiten
3.Het geschil3.1. [eisers] . vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
4.4. De beoordeling
Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt
.(aanvullend) gesteld dat zij Stichting Mondriaan (tevens) verwijten dat zij geen zorgmachtiging heeft geïnitieerd waarmee [eisers] .niet (alleen) een langdurige opname van [eiseres sub 3] had kunnen worden bewerkstelligd maar een duidelijk kader zou zijn geboden om voor langere tijd diverse vormen van verplichte zorg te kunnen verlenen.
nietzou leiden tot een langduriger opname, volgens hen had moeten worden nagestreefd en hoe die zorgmachtiging had kunnen zorgen voor een situatie die kenbaar zodanig beter zou zijn geweest dat het onrechtmatig was van Stichting Mondriaan om deze niet te initiëren. [eisers] . hebben dat niet gedaan, zodat de rechtbank aan deze stelling als onvoldoende onderbouwd voorbij zal gaan.
4.10. Op grond van artikel 5:3 Wvggz kan de OvJ ambtshalve of op aanvraag van – onder andere – een geneesheer-directeur besluiten een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voor te bereiden. Indien een zorgmachtiging echter wordt aangevraagd in aansluiting op een verlenging crisismaatregel, dan is ambtshalve voorbereiding door de OvJ niet mogelijk ex artikel 7:11 lid 6 Wvggz. Technisch gezien had het OM via de weg van artikel 5:3 Wvggz ambtshalve kunnen besluiten een verzoekschrift voor een zorgmachtiging, anders dan een zorgmachtiging aansluitend op verlenging crisismaatregel, voor te bereiden. De rechtbank overweegt daarbij dat de OvJ een aanvraag voor een zorgmachtiging logischerwijs baseert op de medische beoordeling en de medische stukken die hij ontvangt vanuit de behandelsector. In onderhavig geval lag een ambtshalve voorbereiding niet voor de hand nu er geen aanwijzingen vanuit Stichting Mondriaan waren voor de OvJ om een zorgmachtiging aan te vragen. De rechtbank is van oordeel dat van het OM niet verwacht hoefde te worden dat hij dit uit eigen beweging zou doen, zonder aanwijzingen vanuit Stichting Mondriaan. Daarnaast hebben [eisers] . onvoldoende onderbouwd waarom het niet ambtshalve aanvragen van een zorgmachtiging door het OM onrechtmatig zou zijn. Het handelen dan wel nalaten van het OM is naar oordeel van de rechtbank in dit geval derhalve niet onrechtmatig.
OM4.14. [eisers] . hebben – tijdens de mondelinge behandeling – een beroep gedaan op de schending van artikel 2 EVRM en de Richtlijn Behandeling op langere termijn suïcidaliteit (hierna: “richtlijn”) door het OM. [eisers] . stellen dat artikel 2 EVRM op grond van rechtspraak van het EHRM voor het OM de verplichting met zich meebrengt om zich in te spannen om een dreigende suïcide te voorkomen. Dit zou het OM in weerwil van de richtlijn volgens [eisers] . niet hebben gedaan. Het OM betwist dat er sprake zou zijn van een schending van artikel 2 EVRM. Dit artikel brengt een positieve verplichting met zich mee en het OM heeft redelijke stappen genomen ter voorkoming van suïcidaliteit, aldus het OM. Daarnaast voert het OM aan dat de door [eisers] . aangehaalde richtlijn niet voor het OM geldt, maar voor de behandelsector.
4.16. Daarnaast stellen [eisers] . dat het OM heeft gehandeld in strijd met zijn verplichting om medeburgers te beschermen en de noodzakelijke zorg, in het uiterste geval tegen de wil van die persoon, te verlenen, welke norm volgens [eisers] . voortvloeit uit de Memorie van Toelichting behorende bij de Wvggz. Het OM betwist dit gemotiveerd (zie rov. 4.9.). De rechtbank is van oordeel dat het OM heeft gehandeld in overeenstemming met zijn verplichtingen en bevoegdheden op grond van de Wvggz (zie rov. 4.10.). De rechtbank volgt [eisers] . dan ook niet in hun stelling dat het OM niet de noodzakelijke bescherming en zorg zou hebben verleend, aangezien het OM verplichte zorg heeft opgelegd ter bescherming van [eiseres sub 3] in de vorm van crisismaatregelen.
Inbreuk op een recht4.18. Deze categorie betreft de aantasting van een subjectief recht van de benadeelde door doen of nalaten van de dader. [eisers] . hebben hier een beroep op gedaan, maar zij hebben niet nader toegelicht of onderbouwd waarom in dit geval sprake zou zijn van een inbreuk op een subjectief recht. Om die reden zal de rechtbank aan dit beroep voorbijgaan.
5.5. De beslissing
€ 1.872,00, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3 januari 2024. [1]