ECLI:NL:RBLIM:2024:9061

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
11081536 \ CV EXPL 24-2185
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en afrekening servicekosten in geschil tussen huurder en verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en verhuurder over de afrekening van servicekosten, specifiek het gasverbruik. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.G. Lodewijk, vorderde betaling van een bedrag van € 2.273,33 van de gedaagde, die werd bijgestaan door mr. F.E.L. Teerling. De vordering bestond uit een hoofdsom van € 1.846,68 voor de afrekening van gasverbruik over een bepaalde periode, alsook buitengerechtelijke kosten en vervallen rente.

De gedaagde heeft de factuur onbetaald gelaten en voerde verweer. Zij betwistte de duidelijkheid van de vordering en stelde dat er geen rekening was gehouden met betaalde voorschotbedragen voor de servicekosten. De kantonrechter heeft de bewijsstukken van de eiser, waaronder een jaarnota van Greenchoice en foto’s van meters, beoordeeld. De rechter concludeerde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat het gasverbruik van de gedaagde correct was vastgesteld en dat de jaarnota niet duidelijk maakte waarom deze als basis diende voor de vordering.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiser afgewezen, omdat niet vast was komen te staan dat er sprake was van een openstaand gasverbruik. De eiser werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de gedaagde, die in totaal € 306,00 bedroegen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11081536 \ CV EXPL 24-2185
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.G. Lodewijk, IP Nederland incasso en juristen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. F.E.L. Teerling.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- [eiser] heeft geen conclusie van repliek genomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft van (de rechtsvoorganger van) [eiser] de woning gehuurd aan de [adres 1] te [woonplaats 2] (hierna: het gehuurde).
2.2.
[eiser] vordert van [gedaagde] betaling van de afrekening van het gasverbruik over de periode 8 september 2021 tot en met 13 oktober 2022 van in totaal € 1.846,68.
2.3.
[gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.273,33, bestaande uit € 1.846,68 aan hoofdsom (afrekening gasverbruik), € 335,17 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief de daarover verschuldigde btw, € 91,48 aan vervallen rente tot 3 april 2024 en vermeerderd met de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en stelt dat de vordering van [eiser] niet duidelijk is, dat er geen rekening is gehouden met de door [gedaagde] betaalde voorschotbedragen voor de servicekosten en dat zij niet bekend is met een tussenmeter. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] baseert zijn vordering ten aanzien van het gasverbruik van [gedaagde] op de als productie 4 overgelegde jaarnota van Greenchoice over de periode 10 september 2021 tot en met 1 september 2022 en de als productie 5 overgelegde foto’s van meters. [gedaagde] betwist dat hieruit het gasverbruik van haar kan worden herleid. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
4.2.
Uit de jaarnota van Greenchoice blijkt dat het gasverbruik wordt afgerekend voor de meter op het adres [adres 2] te [woonplaats 2] . Handmatig zijn er op deze jaarnota andere begin- en eindstanden vermeldt. De kantonrechter deelt de opvatting van [gedaagde] dat niet duidelijk is geworden waarom deze jaarnota van de [adres 2] te [woonplaats 2] als basis dient voor het in rekening gebrachte gasverbruik van [gedaagde] op het gehuurde adres, te weten de [adres 1] te [woonplaats 2] . Daarnaast komt het gasverbruik van de jaarnota niet overeen met het gasverbruik dat [eiser] op zijn factuur (productie 2) heeft vermeld. Verder geeft [eiser] aan dat het verbruik van [gedaagde] door een tussenmeter is gemeten, maar [gedaagde] heeft het bestaan van een dergelijke tussenmeter betwist. De door [eiser] overgelegde foto’s van meters brengen hierin ook geen duidelijkheid. Daarmee is niet vast komen te staan of, en zo ja welke, van de als productie 5 overgelegde foto’s de meter van het gehuurde is.
4.3.
Ondanks dat [eiser] daartoe in de gelegenheid is gesteld, is van hem geen conclusie van repliek ontvangen. Een nadere onderbouwing van zijn stellingen is door [eiser] uitgebleven. Gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] staat niet vast dat er sprake is van een gasverbruik van [gedaagde] dat nog moet worden afgerekend. Dit brengt met zich mee dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
4.4.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
204,00
(1 punt × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
306,00
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 306,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
4 december 2024.
VC