Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 5 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Servatius en een gedaagde huurder. De eisende partij, Servatius, vorderde dat de gedaagde binnen 24 uur na betekening van het vonnis medewerking zou verlenen aan dringende werkzaamheden in de huurwoning. De werkzaamheden betroffen het plaatsen van gevelpuien aan de galerijzijde van de woning, alsook de afwerking daarvan aan de binnenzijde. De gedaagde had eerder toestemming gegeven voor de werkzaamheden, maar trok deze terug vanwege ernstige spinnensmetvrees, wat leidde tot een conflict over de uitvoering van de werkzaamheden.
De kantonrechter oordeelde dat Servatius voldoende spoedeisend belang had bij de vorderingen, en dat de gedaagde op grond van artikel 7:220 lid 1 BW gehouden was medewerking te verlenen aan de dringende werkzaamheden. De rechter erkende de situatie van de gedaagde, maar oordeelde dat de belangen van Servatius zwaarder wogen. De vordering tot medewerking werd toegewezen, met een dwangsom van € 750,00 per dag voor het geval de gedaagde niet zou voldoen aan de beslissing. De geldvordering van Servatius voor de kosten van de werkzaamheden werd echter afgewezen, omdat het spoedeisend belang niet voldoende was aangetoond. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders om medewerking te verlenen aan noodzakelijke werkzaamheden, zelfs als deze inbreuk maken op het huurgenot, en de mogelijkheden voor verhuurders om via de rechter hun rechten te handhaven.