Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 28 november 2024
- de spreekaantekeningen van [eiseres] .
2.De feiten
3.Het geschil
primairbinnen vierentwintig uur na het te wijzen vonnis, dit met machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm der wet en onder oplegging van een dwangsom. Verzocht is om de ontruiming repeterend te kunnen executeren indien [gedaagde] het pand na de ontruiming opnieuw zal betreden. Daarnaast vordert [eiseres] een veroordeling tot betaling € 1.720,00 (waarvan € 1.360,00 aan huurachterstand), vermeerderd met rente en kosten. Tot slot vordert [eiseres] de veroordeling van [gedaagde] om zich op het adres van het gehuurde uit te schrijven uit de BRP.
4.De beoordeling
primair24 uur
subsidiairdrie dagen na het uitspreken van het vonnis, onder verwijzing naar de stukken die volgens haar voor zich spreken. [eiseres] miskent hiermee dat bij toewijzing van een vordering tot ontruiming van woonruimte normaliter een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis wordt gehanteerd, tenzij er concrete (objectieve, feitelijke) redenen zijn die een andere ontruimingstermijn rechtvaardigen. Dit is hier niet aannemelijk geworden. Dat [eiseres] als ook haar medebewoners al over een langere tijd overlast ervaren en zich niet meer veilig voelen, betreft niet meer dan blote (en subjectieve) stellingen harerzijds, die door [gedaagde] zijn betwist. De kantonrechter acht, gelet op de aard van de verweten gedragingen, aannemelijk dat inderdaad sprake is geweest van een psychose, hetgeen beangstigend zal zijn overgekomen. Er is niet betwist dat [gedaagde] , zoals hij aanvoert, meteen daarna gestopt is met drugsgebruik en hulp heeft ingeschakeld. Dat sprake zou zijn van een bovengemiddelde gebruikershoeveelheid aan verboden middelen, of zelfs een verkoop, is nergens op gestoeld. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat [gedaagde] van zijn kant een belang heeft gesteld bij een termijn tot 27 december 2024.
houden. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.