ECLI:NL:RBLIM:2024:942

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
C/03/326705 / JE RK 24-114
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Limburg, uitgesproken op 21 februari 2024, wordt een machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend aan een minderjarige, geboren in 2009, die ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door een combinatie van kindeigen problematiek, waaronder ASS-problematiek, onveilige hechting en een leerachterstand, en de persoonlijke problematiek van de ouders. Ondanks de betrokkenheid van de ouders en eerdere hulpverlening is er onvoldoende vooruitgang geboekt, waardoor de kinderrechter gedwongen hulpverlening noodzakelijk acht. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling en een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden, wat de kinderrechter in het belang van [minderjarige] toekent. De ouders en de gecertificeerde instelling (GI) ondersteunen dit verzoek. De kinderrechter benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan en dat een kortere machtiging voor gesloten jeugdhulp onwenselijk zou zijn, omdat dit zou leiden tot onrust en spanning voor [minderjarige]. De kinderrechter stelt [minderjarige] onder toezicht van de GI voor de duur van twaalf maanden en verleent de machtiging gesloten jeugdhulp voor zes maanden, met ingang van 21 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/326705 / JE RK 24-114
Datum uitspraak: 21 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Limburg,
locatie Maastricht,
hierna te noemen: de raad,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. C.J.M. Dreessen, kantoorhoudend te Sittard, gemeente Sittard-Geleen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres binnen het arrondissement Limburg,
en
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres binnen het arrondissement Limburg,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Roermond.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op
22 januari 2024.
1.2. De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de minderjarige [minderjarige] , die apart is gehoord, bijgestaan door en in tegenwoordigheid van haar advocaat;
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3. Ter mondelinge behandeling van 21 februari 2024 heeft de kinderrechter met toepassing van artikel 29a lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan, waarbij aan de verschenen belanghebbenden de beslissing en de belangrijkste gronden van de beslissing zijn medegedeeld. Deze beschikking vormt de volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak van de kinderrechter.
2. De feiten
2.1. Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] verblijft in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp [naam 1] te [woonplaats]
.
2.2. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 7 november 2023 is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (hierna te noemen: het college) niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een machtiging te verlenen om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van
15 november 2023 is vervolgens eenzelfde verzoek van het college afgewezen nu de ouders hun instemming als bedoeld in artikel 6.1.2. Jeugdwet uitdrukkelijk ter zitting hebben ingetrokken.
2.3. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 24 november 2023 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 24 november 2023 tot 24 februari 2024. Daarnaast is bij diezelfde beschikking een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 24 november 2023 tot 8 december 2023.
Vervolgens is bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van
6 december 2023 een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 8 december 2023 tot 24 februari 2024.
3. Het verzoek
3.1. De raad verzoekt om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van twaalf maanden. Daarnaast verzoekt de raad een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Ten slotte verzoekt de raad de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2. De raad legt aan zijn verzoek ten grondslag dat [minderjarige] op alle fronten ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat opneming en verblijf van [minderjarige] binnen de gesloten jeugdhulp noodzakelijk en het meest geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De raad maakt zich ernstig zorgen over de sociaal-emotionele, cognitieve, seksuele en identiteits- en persoonlijkheidsontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] is een kwetsbaar meisje met ASS-problematiek die daarnaast kenmerken heeft van een onveilige hechting en een verstoorde moeder-kindrelatie. [minderjarige] heeft een leerachterstand, lijkt niet goed om te kunnen gaan met vrijheden, heeft moeite met het reguleren van haar emoties en beschikt over onvoldoende copingsvaardigheden. Ook doet [minderjarige] (nog steeds) suïcidale uitspraken en heeft ze recent nog geautomutileerd. Daarnaast had [minderjarige] – voorafgaand aan haar huidige plaatsing binnen [naam 2] – risicovolle (seksuele) contacten met (oudere) jongens en mannen, waarbij zij vaak zelf het initiatief nam en via internet naaktfoto’s van zichzelf verspreidde. Ook geeft ze aan graag zwanger te willen worden om de wens van haar moeder op het krijgen van nog een kindje, in vervulling te laten gaan. De problematiek en het daarmee gepaard gaand gedrag van [minderjarige] heeft ertoe geleid dat [minderjarige] op verschillende plekken heeft verbleven, zoals Mondriaan, Tobas, Xonar en [naam 2] . Passende behandeling is echter tot op heden onvoldoende van de grond gekomen waardoor het toekomstperspectief van [minderjarige] nog altijd onvoldoende duidelijk is.
Door het uitblijven van passende behandeling blijft [minderjarige] zich op een zowel lichamelijk als emotioneel onveilige manier ontwikkelen. Bovendien blijft onduidelijk in welke mate de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] veroorzaakt wordt door kindfactoren, in welke mate de gedragsproblemen voortkomen uit hechtings-, dan wel ASS-problematiek, in welke mate de problematiek situationeel is en in welke mate oorzaken gelegen zijn in het opvoedershandelen van de ouders of in omgevingsfactoren.
Het risico bestaat dat als er niets verandert, [minderjarige] afglijdt in risicovol en antisociaal gedrag waarbij ze extremen blijft opzoeken en zich in gevaarlijke situaties blijft begeven.
Hoewel de ouders zeer betrokken zijn bij [minderjarige] en duidelijk het beste voor haar willen, bestaat er al reeds voor de geboorte van [minderjarige] zorgen over de mate waarin zij in staat zijn voldoende adequaat aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige] . De ouders zoeken steeds opnieuw de verbinding met [minderjarige] en proberen haar in alle opzichten te ondersteunen, echter tegelijkertijd is het voor de ouders heel moeilijk om aan te sluiten bij wat zij van haar opvoeders vraagt en is het moeilijk om haar gedrag te begrenzen en consequent en duidelijk te zijn. Hoewel Mondriaan hulp heeft ingezet voor de moeder-kindrelatie, is deze problematiek hardnekkig. De problematiek van [minderjarige] mag en kan daarom volgens de raad niet uitsluitend verklaard worden vanuit kindeigen problematiek, maar kent ook een oorzaak in het opvoedershandelen van de ouders. Het is voor de ouders lastig om vertrouwen te hebben in hulpverlening en om te accepteren dat passende hulp voor [minderjarige] nog altijd niet voldoende van de grond is gekomen waardoor het perspectief nog altijd ontbreekt. Hoewel de ouders zich meewerkend opstellen en hulpverlening accepteren, vinden ze dat echt inhoudelijke hulp te lang op zich laat wachten.
De raad heeft weliswaar in zijn onderzoek afgewogen of andere vormen van hulpverlening en/of verblijfsplaatsen op dit moment geschikt zouden zijn voor [minderjarige] , echter is daarbij tot de conclusie gekomen dat [minderjarige] vooralsnog de bescherming nodig heeft van de gesloten jeugdzorg en dat plaatsing in een meer open setting op dit moment niet aansluit bij de opvoedingsvraag van [minderjarige] . [minderjarige] heeft dringend nood aan ego-versterking en ondersteuning van haar sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling om de risico’s die er zijn te doen afnemen. Inmiddels is gebleken dat [minderjarige] binnen (naar verwachting) drie of vier maanden, behandeling kan volgen bij Mondriaan. De huidige plaatsing bij [naam 2] is – gelet op het voorgaande – in afwachting van de plaatsing van [minderjarige] bij Mondriaan, het meest geschikt. De gevraagde duur is daarom ook nodig in het belang van [minderjarige] .
4. De standpunten van de belanghebbenden
4.1. De ouders stemmen in met het verzoek. De ouders voeren aan het in het belang van [minderjarige] te achten dat, indien en voor zover de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp zou verlenen, deze verleend zal worden – in afwijking van de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper – voor de duur van zes maanden (in plaats van drie maanden). Een machtiging gesloten jeugdhulphulp voor de duur van slechts drie maanden zal ertoe leiden dat er op korte termijn wederom een mondelinge behandeling bij de rechtbank zal plaatsvinden. Dit zal voor veel onrust en spanning bij [minderjarige] zorgen en dat vindt ze niet fijn.
4.2. De GI kan zich verenigen met het verzoek van de raad. De GI geeft aan dat het weliswaar (sinds er meer duidelijkheid is ontstaan over het perspectief) beter met [minderjarige] gaat, maar deze verbetering is nog heel pril. Zeer recent lukte het [minderjarige] niet om zich aan afspraken te houden en zat ze niet lekker in haar vel. [minderjarige] kan rond april/mei 2024 starten met haar behandeltraject bij Mondriaan. Ter overbrugging is het van belang dat [minderjarige] haar verblijf bij [naam 1] kan voortzetten. De GI geeft ten slotte aan dat, indien en voor zover een machtiging gesloten jeugdhulp zal worden verleend, een machtiging voor de duur van zes maanden een minder grote belasting zal zijn voor zowel [minderjarige] als de ouders. Een machtiging voor een kortere termijn – en daarmee op redelijk korte termijn een nieuwe mondelinge behandeling – zal bij zowel [minderjarige] als de ouders voor meer onrust zorgen. Daar komt bij dat, indien [minderjarige] eerder kan worden overgeplaatst naar Mondriaan, de machtiging gesloten jeugdhulp zal worden geschorst.
5. De mening van [minderjarige]
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. [minderjarige] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en is ter zitting gehoord, buiten aanwezigheid van de overige belanghebbenden. Ter zitting heeft de kinderrechter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven aan de belanghebbenden, waarna zij de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
geeft aan dat ze behandeling nodig heeft, maar dat deze behandeling nog niet van de grond is gekomen. Over ongeveer drie of vier maanden kan [minderjarige] echter behandeling volgen bij Mondriaan (behandelgroep [naam behandelgroep] ). Als stok achter de deur zal dan waarschijnlijk een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp worden gevraagd, aldus [minderjarige] . [minderjarige] geeft verder aan dat de band met haar ouders goed is. De ouders zijn heel betrokken. [minderjarige] gaat naar school en ook dat gaat goed. Verder volgt [minderjarige] muziektherapie. Tijdens deze therapie schrijft en zingt [minderjarige] haar eigen liedjes zodat ze haar gevoelens kan uiten. [minderjarige] is het eens met de plannen die zijn gemaakt en is blij dat er eindelijk iets gaat gebeuren en ze behandeling kan gaan volgen.
De advocaat heeft namens [minderjarige] nog naar voren gebracht dat de opgebouwde vrijheden tot dusver goed zijn verlopen en dat de recente overnachting van [minderjarige] thuis bij de ouders ook goed is gegaan. [minderjarige] en de ouders hebben een zware periode achter de rug waarbij hulpverlening, waar [minderjarige] (en de ouders) zo naar snakten, niet van de grond kwam. Ondanks dat hulpverlening niet van de grond kwam, heeft [minderjarige] altijd de goede moed weten te behouden. Hoewel de gedragswetenschapper slechts heeft ingestemd met een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden en de advocaat in beginsel van mening is dat hiervan niet zou moeten worden afgeweken, is de advocaat in de gegeven omstandigheden en gelet op de problematiek van [minderjarige] van mening dat een machtiging gesloten jeugdhulp, indien en voor zover deze zou worden verleend, voor de duur van zes maanden het meest in haar belang is.
6. De beoordeling
De ondertoezichtstelling
6.1. Op grond van artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling, indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Ook moet de verwachting gerechtvaardigd zijn dat de gezaghebbende ouder(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat is (zijn) te dragen.
6.2. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter overweegt daartoe dat onweersproken is gesteld dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Deze ontwikkelingsbedreiging is gelegen in de forse kindeigen problematiek van [minderjarige] (ASS-problematiek, onveilige hechting en leerachterstand) in combinatie met de persoonlijke problematiek van de ouders waardoor zij niet goed in staat zijn aan te sluiten bij de specifieke ontwikkelingsbehoeften die [minderjarige] heeft. [minderjarige] is een zeer kwetsbaar meisje die door haar problematiek moeite heeft met het reguleren van haar emoties, niet goed kan omgaan met vrijheden en over onvoldoende copingsvaardigheden beschikt. [minderjarige] heeft daarnaast – in het recente verleden – suïcidale uitspraken gedaan, geautomutileerd en onveilige (seksuele) contacten gehad met oudere jongens en mannen. Ondanks jarenlange betrokkenheid van (vrijwillige) hulpverlening en ondanks het feit dat [minderjarige] zelfs al op verschillende plekken heeft verbleven, is adequate hulpverlening tot op heden niet van de grond gekomen en zijn de zorgen nog onverminderd aanwezig. Hoewel ter zitting naar voren is gekomen dat het sinds twee weken beter met [minderjarige] gaat, is deze positieve ontwikkeling nog zeer pril. [minderjarige] komt van ver en de problematiek is zeer hardnekkig. Adequate hulpverlening en behandeling is dan ook noodzakelijk.
6.3. De kinderrechter overweegt dat hulpverlening in het vrijwillig kader niet toereikend is gebleken. Hoewel de ouders het beste met [minderjarige] voor hebben, altijd zeer betrokken zijn geweest en zich eveneens zorgen maken over [minderjarige] is het niet gelukt om met vrijwillige hulpverlening het tij te doen keren. Dit is overigens niet zozeer of alleen te wijten aan de houding en/of problematiek van de ouders, echter vooral door het telkens en om verschillende redenen niet van de grond komen van hulpverlening. De kinderrechter acht dit kwalijk en zeer zorgelijk, nu de hardnekkigheid van de problematiek van [minderjarige] juist maakt dat inzet en continuering van hulpverlening hard nodig is. De kinderrechter is in dat verband blij te horen dat [minderjarige] op korte termijn behandeling zal kunnen gaan volgen bij Mondriaan. Nu vrijwillige hulpverlening niet langer toereikend is en niet heeft geleid tot een positieve verandering van de situatie, acht de kinderrechter gedwongen hulpverlening onder regie van een gezinsvoogd noodzakelijk, zodat de hulpverlening ook daadwerkelijk zal worden ingezet en langdurig kan worden gecontinueerd.
6.4. Nu vooralsnog de verwachting is gerechtvaardigd dat de ouders binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn weer in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen, zal de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van twaalf maanden, aangezien deze termijn, gelet op de hiervoor genoemde ontwikkelingsbedreigingen, nodig wordt geacht.
De machtiging gesloten jeugdhulp
De formele vereisten
6.5. Op grond van artikel 6.1.2 lid 1 tot en met lid 3 Jeugdwet (Jw) kan de kinderrechter ten aanzien van een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven (gesloten jeugdhulp), indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust, of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt. De situatie als bedoeld onder sub a doet zich hier voor.
6.6. Gelet op artikel 6.1.2 lid 5 Jw moet bij het verzoek ook zijn overgelegd een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Hieraan is voldaan, gelet op de overgelegde verklaring van drs. [naam gedragswetenschapper] van 19 januari 2024. De gedragswetenschapper heeft mede naar aanleiding van het gesprek met [minderjarige] en in afwijking van het verzoek van de raad aangegeven in te stemmen met toewijzing van het voorliggende verzoek van de raad voor de duur van drie maanden.
6.7. De kinderrechter is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat in beginsel aan alle formele vereisten voor een machtiging gesloten jeugdhulp is voldaan. (Zie hierna nog onder 6.10). Gelet hierop staat de weg open voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
De inhoudelijke beoordeling
6.8. Een machtiging gesloten jeugdhulp kan op grond van artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Ook moet de opneming en het verblijf geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om de opgroei- of opvoedingsproblemen te behandelen.
6.9. Op grond van de stukken, waaronder de verklaring van de gedragswetenschapper, en hetgeen ter zitting is besproken, stelt de kinderrechter vast dat bij [minderjarige] sprake is van voormelde ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen en dat een machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en dat er in de gegeven omstandigheden geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- of opvoedingsproblemen te behandelen. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
Zoals hiervoor reeds in het kader van de ondertoezichtstelling is overwogen, is [minderjarige] een zeer kwetsbaar meisje dat kampt met forse kindeigen problematiek waardoor ze in extreem risicovolle situatie terecht komt/is gekomen. De problematiek van [minderjarige] heeft ertoe geleid dat zij niet kan toekomen aan ontwikkeltaken die bij haar leeftijd passen waardoor [minderjarige] reeds voorlopig onder toezicht is gesteld van de GI en al enige tijd (aanvankelijk middels een spoedmachtiging) in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verblijft. Ter zitting is naar voren gekomen dat [minderjarige] binnen enkele maanden behandeling kan gaan volgen bij Mondriaan (behandelgroep [naam behandelgroep] ). De kinderrechter vindt het zeer positief dat het sinds ongeveer twee weken beter met [minderjarige] gaat. [minderjarige] vindt het fijn dat er nu eindelijk schot in de zaak zit en haar perspectief voor de komende tijd verduidelijkt is. [minderjarige] lijkt hierdoor beter in haar vel te zitten, houdt zich aan afspraken en zelfs de opgebouwde vrijheden en de recente overnachting bij de ouders is goed gegaan. Deze voorzichtige positieve ontwikkeling en veranderbereidheid zijn echter nog zeer pril. Zoals hiervoor in het kader van de ondertoezichtstelling reeds is overwogen, komt [minderjarige] van ver en is de problematiek hardnekkig. In het (zeer recente) verleden ging het nog niet goed met [minderjarige] . De GI heeft immers onweersproken ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige] enkele weken geleden nog niet lekker in haar vel zat en het haar niet lukte om zich aan afspraken te houden. Het voorgaande maakte dat de vrees voor onttrekking op dit moment nog reëel is en op dit moment (nog) niet kan worden volstaan met een andere en minder vergaande beschermingsmaatregel dan gesloten jeugdhulp. In het vrijwillig kader is het onvoldoende gelukt om hulpverlening van de grond te laten komen en kon onvoldoende bescherming en begrenzing aan [minderjarige] worden geboden. In de gegeven omstandigheden is een thuisplaatsing of een plaatsing van [minderjarige] in een open setting dan ook niet aan de orde en niet in haar belang. Hoewel de ouders zeer betrokken zijn, maken ook zij zich ernstig zorgen over [minderjarige] en is hun draagkracht – mede gelet op hun eigen problematiek – op dit moment minimaal. Binnen een gesloten setting kan [minderjarige] vanwege haar problematiek de nodige begrenzing, structuur en bescherming geboden worden zodat stabilisatie kan plaatsvinden en toegewerkt kan worden naar een overplaatsing naar Mondriaan op termijn.
6.10. Hoewel de gekwalificeerde gedragswetenschapper slechts heeft ingestemd met een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden, zal de kinderrechter – in afwijking daarvan – een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden verlenen. Ingevolge artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna te noemen: IVRK) moeten bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen. In de gegeven omstandigheden en in dit concrete geval vergt het belang van [minderjarige] dat een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden zal worden verleend. [minderjarige] kampt met forse problematiek waarvoor intensieve (en mogelijk langdurige) behandeling noodzakelijk is. Deze behandeling kan binnenkort bij Mondriaan worden gestart. Op dit moment is er echter nog sprake van een wachtlijst en is daarom onduidelijk binnen welke termijn de behandeling precies zal kunnen starten. Indien een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden zou worden verleend en [minderjarige] op dat moment nog geen behandeling kan volgen bij Mondriaan, zou dat betekenen dat er wederom binnen afzienbare tijd een mondelinge behandeling bij de rechtbank zal plaatsvinden. Dit zorgt telkens voor veel onrust en spanningen bij zowel [minderjarige] als bij de ouders. Daar komt bij dat – naar de kinderrechter begrijpt – de gedragswetenschapper de zorgen en de visie, dat een thuisplaatsing van [minderjarige] of een plaatsing in een open setting niet haalbaar is, deelt, maar toch heeft ingestemd met een machtiging gesloten jeugdhulp voor een korte termijn van drie maanden om enerzijds te volgen hoe [minderjarige] zich ontwikkelt binnen [naam 1] en anderzijds in die periode een concreet behandelplan gemaakt kan worden. Dit behandelplan is inmiddels gemaakt waardoor het perspectief van [minderjarige] voor de komende periode duidelijk is geworden. Zowel de raad en de GI als de ouders en [minderjarige] stemmen in met een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden is in het belang van [minderjarige] , niet alleen geschikt maar ook noodzakelijk. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden. Voorkomen moet immers worden dat zij op straat komt te staan en/of dat zij wordt blootgesteld aan onnodige belastende juridische procedures.
6.11. Met inachtneming van het voorgaande zal de kinderrechter dan ook een machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van zes maanden.
6.12. Volledigheidshalve wijst de kinderrechter erop dat een machtiging gesloten jeugdhulp op grond van het bepaalde in artikel 6.1.12, eerste lid Jw van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar is.
7. De beslissing
De kinderrechter:
7.1. stelt [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 21 februari 2024, aldus tot 21 februari 2025;
7.2. verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.3. verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden, met ingang van
21 februari 2024, aldus tot 21 augustus 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.W. Nobis, kinderrechter, in aanwezigheid van
mr. M. Meuris, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024 en op schrift gesteld op 29 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.