Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
1.Het verdere verloop van de procedure
- de beschikking van 31 juli 2024;
- de brief van de GI aan de rechtbank van 18 november 2024.
2.De feiten
3.Het oorspronkelijk verzoek
4.De standpunten van de GI en de moeder
5.De beoordeling
buiten het gezinmogelijk te maken wanneer de gezagdragende ouders daar niet vrijwillig aan meewerken. Naar het oordeel van de kinderrechter is met de terugplaatsing van [het kind] bij de moeder op 16 december 2024 niet langer sprake van verblijf
buiten het gezin(van de moeder). Om die reden kan van een machtiging uithuisplaatsing geen sprake meer zijn. Naar het oordeel van de kinderrechter valt dit ook af te leiden uit ECLI:NL:GHSHE:2018:3722, rov. 3.10.6, waarin het hof verblijf in een moeder-kind huis bestempelt als
alternatiefvoor een machtiging tot uithuisplaatsing. Bovendien is een machtiging tot uithuisplaatsing niet bedoeld om de moeder
te verplichtenmet haar kind in het moeder-kind huis te verblijven of om een middel achter de hand te hebben voor het geval de moeder [ouder en kind groep] zal verlaten. Zou die situatie zich voordoen, dan zal de GI op dat moment een nieuwe machtiging uithuisplaatsing moeten verzoeken om [het kind] (terug) te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
6.De beslissing
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.