In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Alektum Capital IV AG, een Zwitserse onderneming, en een gedaagde die in Spanje woont. De zaak betreft een consumentenkoop, waarbij Alektum als eisende partij optrad. De kantonrechter heeft kennisgenomen van eerdere processtukken, waaronder een tussenvonnis van 10 juli 2024 en een akte van Alektum van 24 juli 2024. De kern van de zaak draait om de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de vordering van Alektum tegen de gedaagde.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat zowel Nederland als Spanje partij zijn bij de Europese regelgeving omtrent rechterlijke bevoegdheid, zoals de EEX-Vo II en het EVEX II. Volgens deze regelgeving kan een consument alleen worden aangeklaagd in de lidstaat waar hij woonachtig is. Aangezien de gedaagde in Spanje woont, heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht in deze zaak. Alektum heeft betoogd dat de Nederlandse rechter wel rechtsmacht zou hebben omdat de verbintenis mogelijk in Nederland is uitgevoerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat dit niet relevant is in consumentenzaken.
Daarom heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen en Alektum veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die in dit geval nihil zijn omdat de gedaagde in persoon procedeert. De uitspraak benadrukt het belang van de woonplaats van de consument in het kader van de rechtsmacht in consumentenzaken.