Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. (hierna: VGZ) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering betreft een bedrag van € 2.500,00, vermeerderd met rente en kosten, dat VGZ stelt te vorderen op basis van een zorgovereenkomst die zij met de gedaagde heeft gesloten. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat de vordering van VGZ gegrond is, onder andere door te stellen dat de vorderingen zijn verjaard en dat er onjuistheden in de vordering zitten.
De kantonrechter heeft de feiten en het verweer van beide partijen beoordeeld. Het verweer van de gedaagde dat de vorderingen zijn verjaard, is ongegrond verklaard, omdat VGZ heeft aangetoond dat zij meerdere schriftelijke aanmaningen heeft verzonden, waardoor de verjaringstermijn is gestuit. De kantonrechter heeft ook de stellingen van de gedaagde over onjuistheden in de vordering beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat de gedaagde niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verweer. De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat VGZ recht heeft op betaling van het gevorderde bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding.
Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.018,72. Het vonnis is uitgesproken op 18 december 2024 door de kantonrechter R.P.J. Quaedackers en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.