ECLI:NL:RBLIM:2025:1007

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
03.082447.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige kleindochter, meermalen gepleegd

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1951, die beschuldigd werd van ontucht met zijn kleindochter, die op het moment van de feiten jonger dan 16 jaar was. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 januari 2025, waarbij de verdachte en zijn advocaat, mr. A.J.M. Mertens, aanwezig waren. De benadeelde partij, het minderjarige slachtoffer, heeft zich via haar moeder als wettelijke vertegenwoordiger gevoegd in het strafproces. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleindochter tussen 21 november 2011 en 21 november 2015. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer volledig en consistent, en concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 3.656,80, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.082447.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025
in de strafzaak tegen
[naam 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1951,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.J.M. Mertens, advocaat kantoorhoudende te Weert.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 januari 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het minderjarige slachtoffer [naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces, via haar moeder [naam 3] als wettelijke vertegenwoordiger. De benadeelde partij en haar moeder zijn op de zitting gehoord.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn kleindochter [naam 2] door meermalen over haar schaamlippen te wrijven en/of haar vagina te betasten, terwijl zij destijds jonger dan 16 jaar oud was en aan zijn zorg was toevertrouwd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, inclusief alle ten laste gelegde handelingen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde betasten van de vagina niet bewezen kan worden en verzoekt om de verdachte van dat onderdeel vrij te spreken. Ten aanzien van het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 22 januari 2025;
- de aangifte van [naam 2] .
Overwegingen van de rechtbank
De aangeefster en de verdachte hebben allebei verklaard dat de verdachte op drie dagen ontucht heeft gepleegd met de aangeefster met tussenpozen van enkele weken, toen de aangeefster tussen de 4 en 8 jaar oud was. Volgens de aangeefster heeft de verdachte elke keer zijn hand in haar onderbroek gedaan en over haar schaamlippen gewreven en was dit elke keer bij de verdachte thuis. Volgens de verdachte heeft hij één keer zijn hand in haar onderbroek gedaan en over haar schaamlippen gewreven en twee keer zijn hand op haar broek gehouden en over haar schaamstreek gewreven en was dit elke keer bij de aangeefster thuis. De rechtbank is er van overtuigd dat de aangeefster de waarheid spreekt.
Verklaring aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van aangeefster volledig, accuraat en consistent. Aangeefster heeft op 15-jarige leeftijd twee maal een verklaring afgelegd bij de politie, in het kader van een informatief gesprek zeden en bij de daaropvolgende aangifte. Zij heeft daarbij telkens voor zover relevant hetzelfde verklaard, zonder daarbij belangrijke details weg te laten. Aangeefster verklaarde telkens dat zij tijdens alle drie de incidenten 6 of 7 jaar oud was. Elke keer waren haar ouders aan het werk en haar oma even weg. De eerste keer was het warm en zaten ze in de achtertuin, de tweede en derde keer zaten ze aan de keukentafel. Telkens zat zij bij haar opa op schoot, deed hij zijn hand in haar onderbroek en wreef hij over haar schaamlippen. Hij zei daar niks bij, hij stopte na een paar minuten vanzelf weer en na die derde keer is het niet meer gebeurd. Verder verklaarde zij dat zij toen zij 6 of 7 jaar oud was een psycholoog bezocht heeft, omdat zij heel stil was geworden en niemand haar mocht aanraken. Zij heeft jarenlang met niemand over de gebeurtenissen gepraat – ook niet met die psycholoog – omdat zij bang was dat dit haar familie zou verscheuren. Pas toen zij dit in 2023 met haar vriend, een vriendin en haar ouders besprak, is zij naar de politie gegaan. De verklaringen van aangeefster analyserend, kunnen er naar het oordeel van de rechtbank geen punten worden benoemd die wijzen op onbetrouwbaarheid van die verklaringen. Omdat de verklaringen van aangeefster volledig, accuraat en consistent zijn, zal de rechtbank de verklaring van aangeefster daarom volgen, ook ten aanzien van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 21 november 2011 tot en met 21 november 2015 meermalen ontucht heeft gepleegd met aangeefster door haar over de schaamlippen te wrijven, terwijl zij op dat moment jonger dan zestien jaar was en aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 21 november 2011 tot en met 21 november 2015, in de gemeente Peel en Maas, met (zijn kleindochter) [naam 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen wrijven over de schaamlippen, terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. F.M. Vuister heeft over de geestvermogens van de verdachte op 14 augustus 2024 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van dat rapport niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de oplegging van een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde. De officier van justitie heeft in zijn strafeis rekening gehouden met het reclasseringsadvies, de OM-richtlijnen en de LOVS-oriëntatiepunten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een taakstraf, eventueel in combinatie met een gevangenisstraf voor de duur van een dag, aan de verdachte op te leggen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte zijn woning mogelijk kwijtraakt indien er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte wordt opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige kleindochter die toen ongeveer zes jaar oud was. In een paar weken tijd heeft hij drie keer zijn hand in haar onderbroek gedaan en over haar schaamlippen gewreven, terwijl hij haar oppas was en zij op zijn schoot zat. Na de eerste keer kroop zij zelf weer op schoot, omdat zij nooit had gedacht dat hij dit nog eens zou doen. Na de tweede keer vroeg hij haar om op zijn schoot te komen zitten en zij deed dit alleen nog omdat zij inmiddels bang voor hem was.
De rechtbank heeft niet kunnen ontdekken wat er precies in de verdachte omging toen hij dit tot drie keer toe deed. Hij zegt dat hij vroeger zelf seksueel is gebruikt door een jongen die hem in ruil daarvoor op het schoolplein in bescherming nam. Dit ‘gevoel van geborgenheid’ zou hij zijn kleindochter ook hebben ‘gegund’. Na de confrontatie met de verdenking schreef hij in een schriftelijke verklaring echter ook over ‘gevoelens’ die hij voor haar had, maar kan desgevraagd niet uitleggen welke gevoelens dit dan waren. De rechtbank kan alleen maar constateren dat de kwalificatie als ‘momenten van onbezonnenheid’ door de verdachte totaal misplaatst is.
Uit de slachtofferverklaring van het jonge slachtoffer, alsmede die van haar ouders, blijkt dat zij moeite heeft gehad om haar verhaal te doen, als gevolg van de incidenten moeite heeft met aanrakingen en tot op heden geëmotioneerd raakt als ze geconfronteerd wordt met de gebeurtenissen. Zij krijgt hulp van een psycholoog om de gevolgen van het handelen van de verdachte te kunnen verwerken.
Deverdachte heeft een blanco strafblad.
De psycholoog heeft geen stoornis vastgesteld die het gedrag van de verdachte destijds heeft beïnvloed en adviseert daarom het misdrijf volledig aan hem toe te rekenen. De psycholoog en de reclassering schatten het risico op herhaling in als laag. De reclassering vindt interventies niet direct noodzakelijk.
De rechtbank vindt dat geen andere straf passend dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Om het slachtoffer te beschermen zal de rechtbank ook een voorwaardelijk deel opleggen, waaraan een contactverbod als bijzondere voorwaarde wordt verbonden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de oplegging van een contactverbod met het slachtoffer in de vorm van een bijzondere voorwaarde, passend.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van € 7.656,80 bestaande uit € 156,80 materiële schade (reiskosten) en € 7.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde tot een bedrag van minimaal € 3.656,80 en maximaal € 6.656,80 (bestaande uit € 156,80 materiële schade (reiskosten) en € 3.500,- respectievelijk € 5.000,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de reiskosten toewijsbaar en refereert zich ten aanzien van dit onderdeel van de vordering aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging verzoekt de rechtbank om een bedrag van € 2.500,- toe te kennen aan immateriële schadevergoeding, omdat dit het bedrag is dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven volgens de Letsellijst uitkeert voor het bewezen misdrijf.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Rechtstreekse schade
Aan de benadeelde partij is rechtstreeks schade toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in haar vorderingen.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de reiskosten voldoende gesteld en onderbouwd heeft. De verdediging heeft deze schadepost niet weersproken. De rechtbank zal deze kosten daarom toewijzen.
Immateriële schade
Uit de onderbouwing van de vordering blijkt reeds van het bestaan van geestelijk letsel. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending - het plegen van ontucht met een minderjarig kleinkind - met zich meebrengt dat de in dit verband relevante nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank stelt het toe te kennen bedrag naar billijkheid vast op € 3.500,-. Zij zoekt daarbij aansluiting bij de bedragen die de gerechten en hoven in vergelijkbare zaken hebben toegekend.
Schadevergoeding
De rechtbank stelt de hoogte van de schadevergoeding van de benadeelde partij vast op
€ 3.656,80, bestaande uit € 156,80 materiële schade (de reiskosten) en uit € 3.500,- immateriële schade, en wijst dit bedrag toe.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van het hiervoor genoemde schadebedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, voor de materiële schade te rekenen vanaf 22 januari 2025 tot de dag der algehele voldoening en voor de immateriële schade te rekenen vanaf 21 november 2015 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op de resterende immateriële schade ad € 4.000,- niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarde, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 2] , van een bedrag van € 3.656,80, bestaande uit € 156,80 materiële schade en € 3.500,- immateriële schade;
  • de vergoeding van materiële wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op de resterende immateriële schade ad € 4.000,- niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 2] , van een bedrag van € 3.656,80, bestaande uit € 156,80 materiële schade en
€ 3.500,- immateriële schade;
  • de vergoeding van materiële wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 46 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. J. van Berchum, rechters, in tegenwoordigheid van S.P.C. Terpelle, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 februari 2025.
Buiten staat
Mrs. Van de Pasch en Van Berchum zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 21 november 2015, in de gemeente Peel en Maas,
met (zijn kleindochter) [naam 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen althans eenmaal (telkens) wrijven over en/of betasten van de vagina en/of schaamlippen, althans de schaamstreek van die [naam 2] , terwijl hij het feit heeft begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en/of tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300- 23156784 gesloten op 22 februari 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 54.