ECLI:NL:RBLIM:2025:10088

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
03.304235.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en poging tot moord door een zoon op zijn vader, met beoordeling van voorbedachte raad en psychische overmacht

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen poging tot doodslag en poging tot moord op zijn vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 september 2024, in een zorginstelling, drie keer heeft geprobeerd zijn vader te smoren met een deken. De eerste poging werd door de rechtbank gekwalificeerd als een poging tot doodslag, omdat de verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling handelde. De tweede en derde poging werden echter als poging tot moord gekwalificeerd, omdat de verdachte de tijd had om na te denken over zijn handelen en hij alleen met zijn vader was op dat moment. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht, omdat de verdachte niet voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 720 dagen, waarvan 632 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening hield met de emotionele toestand van de verdachte en de bijzondere omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.304235.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1968,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. Th.U. Hiddema, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 oktober 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte meermalen met voorbedachten rade heeft geprobeerd zijn vader te doden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op 21 september 2024 was ik werkzaam namens [naam organisatie] bij de afdeling acute PG in Maastricht. Omstreeks 19:00 uur werd ik door mijn collega [naam 2] gevraagd om naar de camera’s te komen kijken. Ik zag dat meneer [slachtoffer] in bed lag en zag dat zijn zoon [verdachte] op een stoel naast het bed zat. Ik zag dat [verdachte] de deken over de mond van zijn vader hield en zijn handen op de deken over de mond van zijn vader hield. [verdachte] heeft diezelfde middag te horen gekregen dat zijn vader terminaal ziek was. Ik stuurde mijn collega [naam 3] naar de kamer van [slachtoffer] en zag op het scherm dat, toen [naam 3] de kamer binnen kwam gelopen, [verdachte] direct de deken van de mond afhaalde. [naam 3] verliet de kamer. Ik zag dat [verdachte] wederom de deken over de mond van zijn vader deed en met beide handen de deken op de mond drukte van zijn vader. [naam 2] heeft de situatie met haar mobiele telefoon gefilmd. Ik liep daarna de kamer binnen en zag dat de zoon naast het bed van zijn vader zat. Ik zag dat hij beide handen niet meer op de deken op de mond van zijn vader had. Ik hoorde dat de vader naar adem zat te happen.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende: [3]
Op 22 september 2024 werd [naam 4] , de dochter van de verdachte, als getuige gehoord. Door haar werd verklaard dat ze op 21 september 2024 door de zorginstelling werd gebeld en haar was medegedeeld wat haar vader die dag had gedaan. Zij verklaarde dat haar vader het ook al had gedaan toen ze met haar vader alleen was en dat hij bij opa de deken over zijn mond en neus had getrokken, hij met een hand op de deken duwde, zij erg geschrokken was en ‘stop, stop’ had geroepen. Zij verklaarde verder dat dit ongeveer 1 minuut duurde en zij daarna tegen haar vader had gezegd dat dit niet de manier was.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
Op 21 september 2024 werd ik rond 16:30 uur door de zorginstelling gebeld dat het niet goed ging met mijn opa [slachtoffer] . Rond 17:00 uur kwam ik bij de zorginstelling aan en zag ik mijn vader, [verdachte] . We zijn naar de kamer van opa gegaan. Daar vertelde de dokter dat opa een herseninfarct of een hartaanval had gekregen en dat de overlevingskans lastig in te schatten was. Uiteindelijk is besloten opa van de beademing af te halen en morfine te geven. Het toedienen van de morfine is na een half uur begonnen. Mijn vader en ik zagen dat mijn opa het moeilijk had met ademen en ik hoorde mijn vader tegen mij zeggen dat hij niet wilde dat opa nog lang zo zou liggen. Ik zag vervolgens hoe hij een deken over het hoofd van opa deed en zijn hand in de richting van het gezicht van opa deed. Ik raakte hierdoor in paniek en heb tegen mijn vader gezegd dat hij moest stoppen en dat dit niet de manier is.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende: [5]
Ik, aspirant, bekeek de camerabeelden die in de volgende periode zijn gevorderd van getuige [naam 2] : beelden van kamer 6 in de periode van 21 september 2024 19:30 uur tot 21 september 2024 19:45 uur.
Videofragment - Bestandsnaam: VID-20240921-WA0027: Op de beelden is te zien dat een persoon in bed ligt en daarnaast een man op een stoel zit. De man die op de stoel zit, houdt de deken over de mond van de persoon die in bed ligt. De deken wordt minimaal 26 seconden over de mond van de persoon in bed gedrukt.
Videofragment - Bestandsnaam: VID-20240921-WA0028: De deken wordt nog minimaal 6 seconden over de mond van de persoon in bed gedrukt. Na die 6 seconde haalt de man de deken van de mond af, één seconde later komen twee personen de kamer binnen.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [6]
De dokter kwam en zei dat pap hersendood was en waarschijnlijk een beroerte had gehad. De dokter zei: we gaan hem steeds iets meer morfine geven. Ik zit daar met pap, en toen begon hij spastisch te doen. En in een vlaag heb ik … de donsdeken gepakt en voor zijn mond, want ja … zo is het gegaan.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat er op 21 september 2024 drie momenten zijn geweest waarop de verdachte heeft geprobeerd zijn vader opzettelijk van het leven te beroven door hem te smoren. Dit doet hij de eerste keer in het bijzijn van zijn dochter, zo blijkt uit haar verklaring. Dat de verdachte later die dag nog een tweede en derde poging doet wanneer hij alleen in de kamer van zijn vader is, blijkt uit de getuigenverklaring van [naam 1] en de beelden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of op alle drie deze momenten sprake is van voorbedachte raad.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, en dat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechtbank het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechtbank er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit de verklaringen van de verdachte en zijn dochter blijkt dat de verdachte zijn eerste poging heeft gedaan toen hij zag dat zijn vader, die door de arts hersendood was verklaard en die morfine toegediend kreeg, moeite had met ademen. De verdachte was hevig aangedaan en zei tegen zijn dochter dat hij niet wilde dat zijn vader nog lang zo zou liggen. Aldus lijkt de verdachte bij die eerste poging te hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, hetgeen aan een bewezen verklaring van voorbedachte raad in de weg staat.
Dit is anders bij de tweede en derde smoorpoging, die de verdachte pas enkele uren later deed, toen hij alleen met zijn vader in de kamer was. Weliswaar was de verdachte nog steeds hevig aangedaan, maar hij heeft de tijd gehad om zich ervan rekenschap te geven, en ook zijn dochter had hem erop gewezen, dat dit niet de manier was om het onmiskenbaar naderend einde van zijn vader te bespoedigen. De rechtbank acht daarom ten aanzien van de tweede en derde poging de voorbedachte raad wél bewezen.
De rechtbank acht ten aanzien van het eerste moment derhalve de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord niet, maar de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag wel bewezen. De rechtbank merkt de tweede en derde poging wel aan als poging tot moord.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 21 september 2024 te Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een deken over de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
op 21 september 2024 te Maastricht, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, een deken over de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
poging tot doodslag
en
poging tot moord, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat hem een beroep op psychische overmacht toekomt. Daartoe heeft de raadsman, kort gezegd, het volgende naar voren gebracht. De verdachte is een behulpzaam persoon die conflicten mijdt. Hij kiest voor een kalme en bedaarde levenswandel, is mentaal heel kwetsbaar en is erg empathisch. Deze persoonlijkheid dient bij de beoordeling te worden meegenomen. Op 21 september 2024 verkeerde de verdachte in een geestelijke dwangbuis. Hij zag zijn vader schuimbekken en spastische bewegingen maken. Deze aanblik heeft hem tot het uiterste gedreven. Het onbeheersbare verdriet van de verdachte, in combinatie met de eigenschappen die de persoonlijkheid van de verdachte kenmerken, maakte dat hij geen weerstand kon bieden aan de drang om het lijden van zijn vader eigenhandig te stoppen. De wilsvrijheid van de verdachte werd hierdoor aangetast.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op psychische overmacht dient te worden verworpen. Uit het dossier is niet gebleken dat de verdachte zo overmand was door emoties dat hij niet anders kon handelen. Op alle drie de momenten was de verdachte zich ervan bewust dat hij verkeerd handelde. De eerste keer werd hij door zijn dochter hierop gewezen; bij de tweede en derde keer schrok hij zichtbaar bij de binnenkomst van het verplegend personeel. Hij handelde overigens heel kalm en weloverwogen, zo blijkt uit de beelden. Als hij al niet voor zichzelf instond bij de aanblik van het lijden van zijn vader, had hij uit zelfbescherming weg kunnen gaan.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet komen vast te staan dat de verdachte heeft gehandeld onder invloed van een van buiten komende drang waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoorde te bieden. Daarbij moet de reactie van de verdachte op de genoemde drang voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Hoewel het invoelbaar is dat de verdachte zijn vader niet wilde zien lijden, had de verdachte wel degelijk anders kunnen – en moeten – handelen. Om het lijden van zijn vader te verlichten stonden de verdachte minder ingrijpende alternatieven ten dienste die hij onvoldoende heeft onderzocht en benut. De arts was al gestart met het toedienen van morfine om het lijden tijdens het stervensproces te verlichten. De verdachte had, toen hij zag dat zijn vader in ademnood verkeerde, eenvoudig het verplegend personeel kunnen inschakelen. Hij had bijvoorbeeld om toediening van zuurstof kunnen vragen, of kunnen verzoeken om de dosis morfine te verhogen. Het handelen van de verdachte doorstaat de subsidiariteitstoets dan ook niet.
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht. Ook zijn geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 720 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 632 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, ingeval de rechtbank het beroep op psychische overmacht zou verwerpen, bepleit om, rekening houdend met de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder hij tot zijn handelen is gekomen, hem geen straf of maatregel op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft drie keer geprobeerd het levenseinde van zijn 85 jaar oude vader te bespoedigen door hem te smoren met een deken. Waar hij dit de eerste keer wellicht nog in een opwelling deed, heeft hij de tweede en derde keer met voorbedachten rade gehandeld. Het betreft levensdelicten. Zij vormen de ernstigste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. De verdachte heeft het natuurlijk einde van het leven van zijn vader niet willen afwachten en het heft in eigen hand willen nemen. Met zijn handelen zou de verdachte – als zijn poging was geslaagd – andere naasten van zijn vader de kans hebben ontnomen om op een waardige manier afscheid van hem te nemen.
Voor dergelijk ernstige strafbare feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel geen andere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats.
Niet alleen de ernst van de feiten, maar ook de bijzondere omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte moeten worden meegewogen. Hetgeen is voorgevallen op 21 september 2024 is niet te vergelijken is met andere pogingen tot moord en doodslag. In dat verband wijst de rechtbank op de plotseling verslechterde medische situatie van de vader, de uitzichtloosheid daarvan en de emotionele toestand waarin de verdachte die dag verkeerde als gevolg van die plotselinge ommekeer in zijn vaders situatie. De verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. De reclassering schat het recidivegevaar laag in en ziet geen redenen voor het opleggen van reclasseringstoezicht of bijzondere voorwaarden.
De verdachte heeft reeds 88 dagen in voorarrest doorgebracht. Gelet op de bijzondere omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte zal de rechtbank, ondanks de ernst van de feiten, de verdachte geen straf op leggen die voor hem een terugkeer naar de gevangenis zou meebrengen.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf opleggen van 720 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 632 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf groot
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. K.G. Witteman en
mr. W.H.B. Dreissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.R.G. Rebergen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2025.
Buiten staat
Mr. Dreissen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 september 2024 te Maastricht, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, een deken, althans een (stoffen) voorwerp, op en/of over de mond en/of neus, althans (delen van het) het gezicht van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024154993, gesloten op 27 november 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 254.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 22 september 2024, pg. 51-53.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 september 2024, pg. 35-37.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 24 september 2024, pg. 38-44.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2024, pg. 72-74.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 22 september 2024, pg. 139-154.