3.3Het oordeel van de rechtbank
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 september 2024 was ik werkzaam namens [naam organisatie] bij de afdeling acute PG in Maastricht. Omstreeks 19:00 uur werd ik door mijn collega [naam 2] gevraagd om naar de camera’s te komen kijken. Ik zag dat meneer [slachtoffer] in bed lag en zag dat zijn zoon [verdachte] op een stoel naast het bed zat. Ik zag dat [verdachte] de deken over de mond van zijn vader hield en zijn handen op de deken over de mond van zijn vader hield. [verdachte] heeft diezelfde middag te horen gekregen dat zijn vader terminaal ziek was. Ik stuurde mijn collega [naam 3] naar de kamer van [slachtoffer] en zag op het scherm dat, toen [naam 3] de kamer binnen kwam gelopen, [verdachte] direct de deken van de mond afhaalde. [naam 3] verliet de kamer. Ik zag dat [verdachte] wederom de deken over de mond van zijn vader deed en met beide handen de deken op de mond drukte van zijn vader. [naam 2] heeft de situatie met haar mobiele telefoon gefilmd. Ik liep daarna de kamer binnen en zag dat de zoon naast het bed van zijn vader zat. Ik zag dat hij beide handen niet meer op de deken op de mond van zijn vader had. Ik hoorde dat de vader naar adem zat te happen.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende:
Op 22 september 2024 werd [naam 4] , de dochter van de verdachte, als getuige gehoord. Door haar werd verklaard dat ze op 21 september 2024 door de zorginstelling werd gebeld en haar was medegedeeld wat haar vader die dag had gedaan. Zij verklaarde dat haar vader het ook al had gedaan toen ze met haar vader alleen was en dat hij bij opa de deken over zijn mond en neus had getrokken, hij met een hand op de deken duwde, zij erg geschrokken was en ‘stop, stop’ had geroepen. Zij verklaarde verder dat dit ongeveer 1 minuut duurde en zij daarna tegen haar vader had gezegd dat dit niet de manier was.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 september 2024 werd ik rond 16:30 uur door de zorginstelling gebeld dat het niet goed ging met mijn opa [slachtoffer] . Rond 17:00 uur kwam ik bij de zorginstelling aan en zag ik mijn vader, [verdachte] . We zijn naar de kamer van opa gegaan. Daar vertelde de dokter dat opa een herseninfarct of een hartaanval had gekregen en dat de overlevingskans lastig in te schatten was. Uiteindelijk is besloten opa van de beademing af te halen en morfine te geven. Het toedienen van de morfine is na een half uur begonnen. Mijn vader en ik zagen dat mijn opa het moeilijk had met ademen en ik hoorde mijn vader tegen mij zeggen dat hij niet wilde dat opa nog lang zo zou liggen. Ik zag vervolgens hoe hij een deken over het hoofd van opa deed en zijn hand in de richting van het gezicht van opa deed. Ik raakte hierdoor in paniek en heb tegen mijn vader gezegd dat hij moest stoppen en dat dit niet de manier is.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende:
Ik, aspirant, bekeek de camerabeelden die in de volgende periode zijn gevorderd van getuige [naam 2] : beelden van kamer 6 in de periode van 21 september 2024 19:30 uur tot 21 september 2024 19:45 uur.
Videofragment - Bestandsnaam: VID-20240921-WA0027: Op de beelden is te zien dat een persoon in bed ligt en daarnaast een man op een stoel zit. De man die op de stoel zit, houdt de deken over de mond van de persoon die in bed ligt. De deken wordt minimaal 26 seconden over de mond van de persoon in bed gedrukt.
Videofragment - Bestandsnaam: VID-20240921-WA0028: De deken wordt nog minimaal 6 seconden over de mond van de persoon in bed gedrukt. Na die 6 seconde haalt de man de deken van de mond af, één seconde later komen twee personen de kamer binnen.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De dokter kwam en zei dat pap hersendood was en waarschijnlijk een beroerte had gehad. De dokter zei: we gaan hem steeds iets meer morfine geven. Ik zit daar met pap, en toen begon hij spastisch te doen. En in een vlaag heb ik … de donsdeken gepakt en voor zijn mond, want ja … zo is het gegaan.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat er op 21 september 2024 drie momenten zijn geweest waarop de verdachte heeft geprobeerd zijn vader opzettelijk van het leven te beroven door hem te smoren. Dit doet hij de eerste keer in het bijzijn van zijn dochter, zo blijkt uit haar verklaring. Dat de verdachte later die dag nog een tweede en derde poging doet wanneer hij alleen in de kamer van zijn vader is, blijkt uit de getuigenverklaring van [naam 1] en de beelden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of op alle drie deze momenten sprake is van voorbedachte raad.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, en dat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechtbank het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechtbank er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit de verklaringen van de verdachte en zijn dochter blijkt dat de verdachte zijn eerste poging heeft gedaan toen hij zag dat zijn vader, die door de arts hersendood was verklaard en die morfine toegediend kreeg, moeite had met ademen. De verdachte was hevig aangedaan en zei tegen zijn dochter dat hij niet wilde dat zijn vader nog lang zo zou liggen. Aldus lijkt de verdachte bij die eerste poging te hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, hetgeen aan een bewezen verklaring van voorbedachte raad in de weg staat.
Dit is anders bij de tweede en derde smoorpoging, die de verdachte pas enkele uren later deed, toen hij alleen met zijn vader in de kamer was. Weliswaar was de verdachte nog steeds hevig aangedaan, maar hij heeft de tijd gehad om zich ervan rekenschap te geven, en ook zijn dochter had hem erop gewezen, dat dit niet de manier was om het onmiskenbaar naderend einde van zijn vader te bespoedigen. De rechtbank acht daarom ten aanzien van de tweede en derde poging de voorbedachte raad wél bewezen.
De rechtbank acht ten aanzien van het eerste moment derhalve de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord niet, maar de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag wel bewezen. De rechtbank merkt de tweede en derde poging wel aan als poging tot moord.