3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijs drugslab
Op 29 oktober 2024 kwam er bij de politie een melding binnen dat er in de garageboxen op de [adres] te Geleen mogelijk een hennepkwekerij is gevestigd.De politie ging ter plaatse en de verbalisanten troffen tussen garagebox [nummer 1] en [nummer 2] een poort aan die voldeed aan de beschrijving van een poort uit de melding. Na het horen van gestommel achter die poort sommeerden de verbalisanten de deur te openen, maar daaraan werd geen gehoor gegeven. Een van de verbalisanten klom vervolgens op het dak en rook bij een van de op het dak geplaatste lichtkoepels een sterke zoete anijslucht. Ook werd er een witte bestelbus en een dichte witte aanhanger gezien en ook waren er (gedeeltes van) in zwarte folie verpakte ketels zichtbaar. Die ketels werden door agenten herkend als ketels die worden gebruikt voor het vervaardigen van synthetische drugs. Terwijl de verbalisanten zichzelf de toegang tot de garagebox probeerden te verschaffen, hoorden zij het geluid van brekend hout en zagen zij twee personen in blauwe overalls wegrennen over het terrein. De verbalisanten zagen dat de deur van garagebox [nummer 3] was opengebroken Vervolgens zagen zij een zwarte Volkswagen Golf (kenteken [kenteken 3] ) met twee inzittenden achterwaarts wegrijden, waarop deze auto met de linker achterzijde de rechter achterzijde van een aldaar geparkeerde Toyota Auris raakte. De buitenspiegel aan de bestuurderszijde van de Volkswagen Golf viel daardoor op de grond. De Volkswagen Golf reed vervolgens weg. De verhuurder van de garageboxen heeft verklaard dat garagebox 19 vanaf 1 maart 2024 werd verhuurd en heeft de huurovereenkomst daarvan overgelegd.
Het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen is op 29 en 30 oktober 2024 ter plaatse geweest om onderzoek in te stellen in de garageboxen.Bij dat onderzoek werd het volgende aangetroffen.
Bij het binnentreden via garagebox [nummer 3] en ruimte G roken de verbalisanten direct de typerende geur die zij herkenden van de productie van MDMA. Links bevond zich een grote ruimte waar jerrycans en waterstofgasflessen stonden. Rechts langs de wand stond een tot stoomgenerator gemodificeerd biervat van 50 liter, alsmede een groot aantal lege jerrycans. Tegen een dwarsgeplaatste gipswand stonden negen rode waterstofgascilinders van 50 liter. Tevens stonden er een groot aantal jerrycans en een groene propaangasfles. Voorbij de dwarsgeplaatste gipsruimte bevond zich een ruimte (E) met daarin een groot aantal witte emmers met bruine deels ingedroogde vloeistof en MDMA-HCL kristallen, alsmede diverse jerrycans, een kunststof scheitrechter en diverse vaten van 200 liter met drugsafval. Langs de wand stonden vijf diepvriezers met hierop jerrycans die zoutzuur en aceton bevatten. In de achterwand van deze ruimte bevond zich een deur die toegang gaf tot een smalle tussenruimte (D) waar jerrycans met methylamine, fosforzuur en aceton stonden, met daarnaast een pallet met zakken natriumbicarbonaat en gebruikte centrifuges. In een witte stenen tussenmuur was een lage doorgang uitgehakt, die toegang gaf tot een ruimte (C) waarin een witte bestelbus (Mercedes Sprinter met kentekenplaten [kenteken 4] ) stond, waarvan het contactslot was verwijderd, en waarvan op 2 oktober 2024 aangifte van diefstal was gedaan in België door de eigenaar ervan.In de laadruimte van de bestelbus bevonden zich twee IBC’s die deels drugsafval bevatten. Aan de andere zijde stond naast deze Mercedes bestelbus een witte aanhanger, een pallet en een kruiwagen met zwarte sealzakken. In deze sealzakken zaten crèmekleurige kristallen MDMA-HCL. Bij nader onderzoek bleek het te gaan om tien sealzakken met in totaal circa 100 kilo MDMA-HCL kristallen.Achter de pallet met sealzakken stonden meerdere in zwarte folie gewikkelde ketels. Achter de bestelbus stonden metalen stellingen waartussen een doorgang was met daarachter een gebruikte stalen reactieketel. Rechts daarvan was een opslag van zakken, gasflessen en jerrycans met chemicaliën. In deze ruimte is tevens een diepvriesbakje aangetroffen met ongeveer 1 kilogram metamfetamine kristallen.Verder is in deze ruimte een jammer aangetroffen, die door middel van een interne batterij radiosignalen met grote bandbreedte kan uitzenden, ontworpen om doelgericht frequenties die door andere toepassingen worden gebruikt te verstoren, en een mobiele telefoon.Links van de ketel bevond zich een dubbele deur naar een volledig als drugslab ingerichte ruimte (B).
In deze ruimte bevonden zich langs de rechterwand verschillende blauwe vaten van 220 liter. Met behulp van een warmtebeeldcamera kon worden vastgesteld dat de temperatuur van de vloeistof in deze vaten ongeveer 25°C was. Van een inwerking zijnde vacuümpomp kwam een hard geluid. Deze pomp was aan de aanzuigzijde met een teflonslang via een gesloten kogelafsluiter aangesloten op een gemodificeerd biervat, welke deel uitmaakte van een vacuümdestillatieopstelling. De uitblaaszijde mondde via een oranje slang uit in een zwarte jerrycan met sterke schuimvorming. In deze ruimte stonden onder meer rode waterstofgasflessen, jerrycans en diverse roestvrijstalen ketels. Linksachter stond een drukreactieketel die een druk van ongeveer 3,4 Bar aangaf. De hiernaast geplaatste glazen thermometer in de ketel gaf een temperatuur aan van ongeveer 60°C. De kogelafsluiters van de aan- en afvoerslangen van het koelwater van een destillatieketel die deel uitmaakte van voornoemde vacuümdestillatieopstelling stonden beide open. Op grond van deze omstandigheden concludeerde de verbalisant dat deze ketel op het moment van ontdekken in werking was voor de grootschalige vervaardiging van verdovende middelen.
In de ruimte bevonden zich verder een zelf geconstrueerde houten afzuigkap met een open ketel met vloeistof, een cilindrische reactieketel met vloeistof, een roestvrijstalen ketel en een zwarte speciekuip met vloeistof, twee op elkaar geplaatste IBC’s van 1000 liter die deel uitmaakten van een lucht aan- en afvoerinstallatie, meerdere jerrycans met opschriften ‘P-afdamp’, gevuld met verschillende stappen van de vervaardiging van de precursor PMK van waaruit MDMA vervaardigd kan worden.
In een naastgelegen ruimte (A) stonden jerrycans met opschriften ‘P-afdamp’, diverse emballage met afval en een met folie bedekte werktafel die gelet op resten MDMA-HCL kristallen eerder is gebruikt als droogruimte voor verdovende middelen. In een andere dubbele garagebox (H) stond een witte Mercedes Sprinter en lagen onder een zeil een roestvrijstalen ketel, rode waterstofgasflessen en een stapel zakken van 25 kilogram met wijnsteenzuur. In de laadruimte van de bus stonden een aantal dozen met centrifuges, een ijsemmer en diverse emballage met gevaaretiketten, goederen die door de verbalisanten werden aangemerkt als bestemd voor dan wel gebruikt bij de vervaardiging van metamfetamine.
Door verbalisanten zijn met behulp van een warmtebeeldcamera opnamen gemaakt in voornoemde ruimten. Daaruit bleek dat de twee 25 liter jerrycans in ruimte E met een temperatuur van ongeveer 24°C belangrijk warmer waren dan de omgeving, de in werking zijnde vacuümpomp in ruimte B aan de buitenzijde een temperatuur van ongeveer 53°C had, de vloeistof in drie van de vier 220 liter vaten met ongeveer 24°C belangrijk warmer was dan de omgeving, de buitenzijde van de drukreactieketel een temperatuur van ongeveer 47°C had, de vloeistof in de speciekuip een temperatuur van ongeveer 25°C had en enkele maatbekers op een vriezer met een temperatuur van ongeveer 22°C belangrijk warmer waren dan de omgeving.
Al deze bevindingen werden door de verbalisanten als volgt geïnterpreteerd.
De ruimten A t/m F waren in gebruik voor de zeer grootschalige vervaardiging en bewerking van MDMA en/of (met)amfetamine. Het aantreffen van 10 sealzakken met in totaal ongeveer 100 kilogram MDMA-HCL versterkt dat.
In ruimte B vond op het moment van ontdekking de vervaardiging van MDMA plaats in de onder druk staande drukreactieketel die gevuld was met reactievloeistof van ongeveer 60°C. Tevens was de vacuümpomp in werking die deel uitmaakt van de gebruiksklare vacuümdestillatieopstelling. In ruimte C stonden ketels waaronder een kookketel van 450 liter die mede gelet op de resterende vloeistof daarin eerder gebruikt is bij de grootschalige vervaardiging van amfetamine. De laadruimte van de Mercedes Sprinter was, mede gelet op de IBC met rode slang die drugsafval bevatte, ingericht en vermoedelijk eerder gebruikt voor het elders lozen van vloeibaar drugsafval. Om de gevormde PMK en/of MDMA-olie te zuiveren/af te scheiden wordt deze nog gedestilleerd in een (vacuüm)destillatie-opstelling. Gezien het residu onder in deze ketel is deze eerder ter plaatse in gebruik geweest. In de aanhanger werden 68 lege dozen van pre-precursor en 72 lege plastic verpakkingen van netto 25 kilogram van de pre-precursor PMK-glycidezuur aangetroffen. In totaal is er tenminste 1800 kilogram omgezet naar 560 liter PMK. Ook de aantallen lege verpakkingen van citroenzuur en caustic soda passen bij een dergelijke hoeveelheid PMK-glycidezuur. Gelet op het aantreffen van ongeveer 1500 liter kristallisatieafval is er vermoedelijk eerder ter plaatse minimaal 300 kilogram maar vermoedelijk 500 kilogram MDMA-HCL gekristalliseerd. Gelet op het aantreffen van 375 liter PMK-olie is het mogelijk om hieruit bij benadering nog ongeveer 450 kilogram MDMA-HCL te vervaardigen.
Overweging ten aanzien van het drugslab
Bovenvermelde interpretatie van het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen neemt de rechtbank over en maakt zij tot de hare. De rechtbank concludeert dat er in de periode vanaf 1 maart 2024, de datum waarop de huur van de betreffende garagebox is aangevangen, tot 29 oktober 2024, de dag van ontdekking, in het drugslab MDMA en metamfetamine is geproduceerd en voorbereidingshandelingen zijn verricht voor de productie van MDMA, metamfetamine en amfetamine. Een conclusie die wordt versterkt door de aanwezigheid, op diezelfde 29 oktober 2024, van zo’n 100 kilo MDMA.
De vraag is dan welke persoon of personen voor dit drugslab verantwoordelijk zijn.
Bewijs betrokkenheid drugslab
Op 29 oktober 2024 heeft op de plaats delict ook forensisch onderzoek plaatsgevonden. Door verbalisanten zijn onder andere handschoenen en een waterflesje bemonsterd.Ook het stuur, de pook en de binnenzijde van het portier aan de bestuurderszijde van de Mercedes Sprinter (kenteken [kenteken 4] ) zijn bemonsterd.Deze bemonsteringen zijn onderworpen aan DNA-onderzoek, op grond van welk onderzoek is geconcludeerd dat de bemonsteringen DNA bevatten dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte.
Verder is door verbalisanten onderzoek verricht naar de auto die bij het drugslab is gezien en de telefoon die in het drugslab is gevonden. Daaruit is gebleken dat de Volkswagen Golf (kenteken [kenteken 3] ) op naam van de verdachte was gesteld.Op de telefoon zijn onder andere de volgende verzonden berichten aangetroffen: “En die caustic erin als je terug bent toch?”, “Zal ik Un het weekend die kk ibc schoon maken? Zelfs het dumpen loopt moeilijk”, “Kan ik hun zeggen nog een keer vullen en nog een keer dumpen”, “En de blocker en je sleutels lagen er nog”, “Blokker is aan” en de volgende ontvangen berichten: “We zette vriezwrs. Aan”, “En afdampen”.Tevens is op de telefoon een schermafbeelding gevonden waarop een persoon is te zien, met bovenin het scherm de tekst: ‘ [nickname] ’ en ‘Bellen…’.
Door de verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij de persoon is die op desbetreffende schermafbeelding te zien is.
Overweging ten aanzien van betrokkenheid
De rechtbank stelt vast dat in het drugslab DNA-sporen zijn aangetroffen op verschillende voorwerpen, in functioneel van elkaar te onderscheiden ruimtes van het laboratorium, die overeenkomen met het DNA-profiel van de verdachte. Dit geldt ook voor de in de Mercedes Sprinter (kenteken [kenteken 4] ) aangetroffen DNA-sporen.
De verdachte heeft over de in het lab aangetroffen DNA-sporen verklaard dat deze in het drugslab terecht kunnen zijn gekomen doordat voorwerpen die hij in de Mercedes Sprinter heeft laten liggen daar uit zijn gehaald. Met de Mercedes Sprinter is hij wel eens boodschappen of andere spullen wezen halen, maar van enige betrokkenheid bij het lab is geen sprake geweest. De Volkswagen Golf die de politie heeft zien wegrijden is weliswaar op zijn naam gesteld, maar dat was op verzoek van een ander. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Kort nadat de politie twee personen in overall uit een bij het drugslab behorende garagebox heeft zien vluchten, zien zij de op de naam van de verdachte geregistreerde Volkswagen Golf wegrijden. Bij dit wegrijden veroorzaakt de bestuurder van de Volkswagen Golf een aanrijding met een geparkeerde auto. Bij deze aanrijding verliest de Golf de buitenspiegel aan de bestuurderszijde. Desondanks rijdt de Golf door.
Gelet op de beperkte tijdspanne tussen het wegvluchten van de personen en het wegrijden van de Golf en de kennelijke haast die bestuurder van de Golf daarbij gehad heeft, een haast die dusdanig was dat ook zonder buitenspiegel aan de bestuurderszijde doorgereden moest worden, gaat de rechtbank ervan uit dat de inzittenden van de Golf de personen zijn die uit het lab zijn weggevlucht.
Het ligt daarbij voor de hand dat de verdachte een van deze inzittenden is geweest. Dat verdachte dit voertuig niet gebruikte, maar dit voertuig enkel op verzoek van een ander op zijn naam heeft geregistreerd, is weliswaar door hem gesteld, maar is bij gebreke aan enige verdere (feitelijke) onderbouwing niet aannemelijk geworden.
In het drugslab is voorts een telefoon aangetroffen. Op die telefoon staat een schermafbeelding waarop de verdachte te zien is met de tekst in het midden aan de bovenkant van het scherm “ [nickname] ” en “”Bellen...” De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte de gebruiker van die telefoon is. Die conclusie volgt uit de wijze waarop videobelverbindingen op een telefoonscherm worden weergegeven: algemeen bekend is dat de beller zelf groot in beeld, met een tekst als “Bellen...” met daarbij de naam van degene die op dat moment gebeld wordt en dat totdat de verbinding tot stand komt, waarna de andere, gebelde persoon groot in beeld verschijnt en de beller in een kleiner venster in een van de hoeken van het scherm wordt getoond.
Nu de schermafbeelding zal zijn gemaakt door degene die de telefoon bediende en daarop de verdachte zichtbaar is, moet de verdachte dus de gebruiker van die telefoon zijn geweest.
De in die telefoon aangehaalde, aangetroffen berichten houden gezien hun inhoud rechtstreeks verband met de productie van synthetische drugs. De teksten van de berichten laten geen andere conclusie toe.
Het aantreffen van de door de verdachte gebruikte telefoon in het lab en het vluchten van twee verdachten in de op naam van de verdachte geregistreerde Volkswagen Golf, zonder dat aannemelijk is geworden dat een of meer anderen van die Golf gebruik hebben gemaakt, brengen de rechtbank tot de overtuiging dat de verdachte op 29 oktober 2024 in het drugslab aanwezig is geweest en vervolgens in de Volkswagen Golf is gevlucht.
Het door de verdachte en de verdediging geschetste alternatief scenario over een toevallige DNA-overdracht via in de Mercedes Sprinter achtergelaten goederen vindt geen steun in enig objectief bewijsmiddel en wordt weersproken door de combinatie van bovenvermelde omstandigheden. Bovendien is de verklaring dat de verdachte de Mercedes Sprinter enkel heeft gebruikt om boodschappen te doen en geen bemoeienis had met het drugslab hoogst onaannemelijk. De bus was immers ingericht om drugsafval te lozen en dat verdachte dat naar eigen zeggen niet heeft opgemerkt, terwijl hij meer dan eens in de bus gereden zou hebben om spullen te vervoeren, is ongeloofwaardig. Daar komt bij dat die Mercedes Sprinter in het drugslab is aangetroffen.
Gegeven zijn aanwezigheid in het lab op 29 oktober 2024 houdt de rechtbank de verdachte ook verantwoordelijk voor het helen van deze Sprinter, die in het kader van de illegale activiteiten is gebruikt. Dat die Sprinter van diefstal afkomstig was had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden, nu het voertuig niet eens meer over een contactslot beschikte.
Tevens is een jammer aangetroffen. In de telefooncommunicatie is meermaals gesproken over een ‘blocker’. De rechtbank begrijpt en concludeert dat daarmee een jammer wordt bedoeld, een apparaat dat signalen stoort (blokkeert) om opsporing en tracering te bemoeilijken. Dit versterkt de conclusie dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de jammer en deze in het kader van de activiteiten in het drugslab voorhanden heeft gehad en heeft aangelegd.
Wanneer dit alles in onderlinge samenhang wordt bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan: de productie van synthetische drugs, het opzettelijk aanwezig hebben daarvan en het plegen van voorbereidingshandelingen. De verdachte wordt voorts schuldig bevonden aan de heling van de Mercedes Sprinter en het bezit van een jammer. Zoals reeds overwogen verwerpt de rechtbank het door de verdediging en verdachte geschetste alternatief scenario.