ECLI:NL:RBLIM:2025:10124

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
03.369782.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het medeplegen van grootschalige drugsproductie en het verrichten van voorbereidingshandelingen ten behoeve daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van grootschalige drugsproductie en het verrichten van voorbereidingshandelingen. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlasteleggingen van schuldheling en het bezit van een jammer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 jaren op, evenals een geldboete van € 25.000,- en de verplichting tot het vergoeden van de kosten voor de vernietiging van het drugslab, ter hoogte van € 34.431,95. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 september 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte alle feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de heling van een Mercedes Sprinter en een Vespa Piaggio. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de productie van MDMA en metamfetamine in een drugslab, dat in een woonwijk was gevestigd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid MDMA en metamfetamine had vervaardigd en voorbereidingshandelingen had verricht voor de productie van deze middelen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de opgelegde straffen op, waarbij de ernst van de feiten en de gevolgen voor de volksgezondheid zwaar meegewogen werden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.369782.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.G. Janssen, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 september 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte 1] (03.369782.24) en [medeverdachte 2] (03.354324.24).
Het onderzoek ter zitting is gesloten op 30 september 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er feitelijk weergegeven op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen 100 kilogram MDMA en 1 kilogram metamfetamine heeft geproduceerd;
feit 2:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van MDMA, MDA, metamfetamine en/of amfetamine;
feit 3:samen met anderen twee Mercedes Sprinters en een Vespa Piaggio heeft geheeld;
feit 4:samen met anderen een jammer aanwezig heeft gehad en/of gebruikt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de onder feit 3 tenlastegelegde heling van een Mercedes Sprinter (kenteken [kenteken 1] ) en een Vespa Piaggio (kenteken [kenteken 2] ), omdat uit het dossier niet blijkt dat deze goederen gestolen zijn.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 4. Weliswaar is DNA dat matcht met dat van verdachte op de handschoenen en het masker in het drugslab aangetroffen maar deze spullen heeft verdachte naar eigen zeggen gebruikt toen hij de gestolen Mercedes Sprinter, gekentekend [kenteken 3] , met een sterk chemisch middel van stickers heeft ontdaan voordat hij de bestelbus doorverkocht. De handschoenen en het masker die verdachte in een grijze stoffen hoes had gedaan zijn blijkbaar uit de bestelbus gepakt en het kan niet anders dan dat door secundaire overdracht het DNA van die voorwerpen op de bedieningskraan van de ketel is gebracht. De verdachte is immers nooit in het lab geweest en heeft de bedieningskraan niet aangeraakt.
In het geval dat de rechtbank desondanks tot een bewezenverklaring komt doet de raadsman het voorwaardelijke verzoek om door een DNA-deskundige op activiteitenniveau te laten rapporteren over het DNA-spoor dat is aangetroffen op de bedieningskraan van de ketel.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen aangezien er geen bewijs is dat de verdachte op 29 oktober 2024 de Mercedes Sprinter heeft geheeld.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten 3 en 4
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op de in de tenlastelegging opgenomen datum (29 oktober 2024) aanwezig was in het drugslab. Dat hij aldaar op die dag een voertuig heeft geheeld en een jammer voorhanden heeft gehad kan derhalve niet worden bewezen. De rechtbank zal de verdachte van deze feiten vrijspreken.
Bewijs drugslab
Op 29 oktober 2024 kwam er bij de politie een melding binnen dat er in de garageboxen op de [adres] te Geleen mogelijk een hennepkwekerij is gevestigd. [2] De politie ging ter plaatse en de verbalisanten troffen tussen garagebox [nummer 1] en [nummer 2] een poort aan die voldeed aan de beschrijving van een poort uit de melding. Na het horen van gestommel achter die poort sommeerden de verbalisanten de deur te openen, maar daaraan werd geen gehoor gegeven. Een van de verbalisanten klom vervolgens op het dak en rook bij een van de op het dak geplaatste lichtkoepels een sterke zoete anijslucht. Ook werd er een witte bestelbus en een dichte witte aanhanger gezien en ook waren er (gedeeltes van) in zwarte folie verpakte ketels zichtbaar. Die ketels werden door agenten herkend als ketels die worden gebruikt voor het vervaardigen van synthetische drugs. Terwijl de verbalisanten zichzelf de toegang tot de garagebox probeerden te verschaffen hoorden zij het geluid van brekend hout en zagen zij twee personen in blauwe overalls wegrennen over het terrein. De verbalisanten zagen dat de deur van garagebox [nummer 3] was opengebroken. Vervolgens zagen zij een zwarte Volkswagen Golf (kenteken [kenteken 4] ) met twee inzittenden achterwaarts wegrijden, waarop deze auto met de linker achterzijde de rechter achterzijde van een aldaar geparkeerde Toyota Auris raakte. De buitenspiegel aan de bestuurderszijde van de Volkswagen Golf viel daardoor op de grond. De Volkswagen Golf reed vervolgens weg. De verhuurder van de garageboxen heeft verklaard dat garagebox 19 vanaf 1 maart 2024 werd verhuurd en heeft de huurovereenkomst daarvan overgelegd. [3]
Het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen is op 29 en 30 oktober 2024 ter plaatse geweest om onderzoek in te stellen in de garageboxen. [4] Bij dat onderzoek werd het volgende aangetroffen. [5]
Bij het binnentreden via garagebox [nummer 3] en ruimte G roken de verbalisanten direct de typerende geur die zij herkenden van de productie van MDMA. Links bevond zich een grote ruimte waar jerrycans en waterstofgasflessen stonden. Rechts langs de wand stond een tot stoomgenerator gemodificeerd biervat van 50 liter, alsmede een groot aantal lege jerrycans. Tegen een dwarsgeplaatste gipswand stonden negen rode waterstofgascilinders van 50 liter. Tevens stonden er een groot aantal jerrycans en een groene propaangasfles. Voorbij de dwarsgeplaatste gipsruimte bevond zich een ruimte (E) met daarin een groot aantal witte emmers met bruine deels ingedroogde vloeistof en MDMA-HCL kristallen, alsmede diverse jerrycans, een kunststof scheitrechter en diverse vaten van 200 liter met drugsafval. Langs de wand stonden vijf diepvriezers met hierop jerrycans die zoutzuur en aceton bevatten. In de achterwand van deze ruimte bevond zich een deur die toegang gaf tot een smalle tussenruimte (D) waar jerrycans met methylamine, fosforzuur en aceton stonden, met daarnaast een pallet met zakken natriumbicarbonaat en gebruikte centrifuges. In een witte stenen tussenmuur was een lage doorgang uitgehakt, die toegang gaf tot een ruimte (C) waarin een witte bestelbus stond. In de laadruimte van de bestelbus bevonden zich twee IBC’s die deels drugsafval bevatten. Aan de andere zijde stond naast deze Mercedes bestelbus een witte aanhanger, een pallet en een kruiwagen met zwarte sealzakken. In deze sealzakken zaten crèmekleurige kristallen MDMA-HCL. Bij nader onderzoek bleek het te gaan om tien sealzakken met in totaal circa 100 kilo MDMA-HCL kristallen. [6] Achter de pallet met sealzakken stonden meerdere in zwarte folie gewikkelde ketels. Achter de bestelbus stonden metalen stellingen waartussen een doorgang was met daarachter een gebruikte stalen reactieketel. Rechts daarvan was een opslag van zakken, gasflessen en jerrycans met chemicaliën. In deze ruimte is tevens een diepvriesbakje aangetroffen met bijna 1 kilogram metamfetamine kristallen. [7] Links van de ketel bevond zich een dubbele deur naar een volledig als drugslab ingerichte ruimte (B).
In deze ruimte bevonden zich langs de rechterwand verschillende blauwe vaten van 220 liter. Met behulp van een warmtebeeldcamera kon worden vastgesteld dat de temperatuur van de vloeistof in deze vaten ongeveer 25°C was. Van een inwerking zijnde vacuümpomp kwam een hard geluid. Deze pomp was aan de aanzuigzijde met een teflonslang via een gesloten kogelafsluiter aangesloten op een gemodificeerd biervat, welke deel uitmaakte van een vacuümdestillatieopstelling. De uitblaaszijde mondde via een oranje slang uit in een zwarte jerrycan met sterke schuimvorming. In deze ruimte stonden onder meer rode waterstofgasflessen, jerrycans en diverse roestvrijstalen ketels. Linksachter stond een drukreactieketel die een druk van ongeveer 3,4 Bar aangaf. De hiernaast geplaatste glazen thermometer in de ketel gaf een temperatuur aan van ongeveer 60°C. De kogelafsluiters van de aan- en afvoerslangen van het koelwater van een destillatieketel die deel uitmaakte van voornoemde vacuümdestillatieopstelling stonden beide open. Op grond van deze omstandigheden concludeerde de verbalisant dat deze ketel op het moment van ontdekken in werking was voor de grootschalige vervaardiging van verdovende middelen.
In de ruimte bevonden zich verder een zelf geconstrueerde houten afzuigkap met een open ketel met vloeistof, een cilindrische reactieketel met vloeistof, een roestvrijstalen ketel en een zwarte speciekuip met vloeistof, twee op elkaar geplaatste IBC’s van 1000 liter die deel uitmaakten van een lucht aan- en afvoerinstallatie, meerdere jerrycans met opschriften ‘P-afdamp’, gevuld met verschillende stappen van de vervaardiging van de precursor PMK van waaruit MDMA vervaardigd kan worden.
In een naastgelegen ruimte (A) stonden jerrycans met opschriften ‘P-afdamp’, diverse emballage met afval en een met folie bedekte werktafel die gelet op resten MDMA-HCL kristallen eerder is gebruikt als droogruimte voor verdovende middelen. In een andere dubbele garagebox (H) stond een witte Mercedes Sprinter en lagen onder een zeil een roestvrijstalen ketel, rode waterstofgasflessen en een stapel zakken van 25 kilogram met wijnsteenzuur. In de laadruimte van de bus stonden een aantal dozen met centrifuges, een ijsemmer en diverse emballage met gevaaretiketten, goederen die door de verbalisanten werden aangemerkt als bestemd voor dan wel gebruikt bij de vervaardiging van metamfetamine.
Door verbalisanten zijn met behulp van een warmtebeeldcamera opnamen gemaakt in voornoemde ruimten. Daaruit bleek dat de twee 25 liter jerrycans in ruimte E met een temperatuur van ongeveer 24°C belangrijk warmer waren dan de omgeving, de in werking zijnde vacuümpomp in ruimte B aan de buitenzijde een temperatuur van ongeveer 53°C had, de vloeistof in drie van de vier 220 liter vaten met ongeveer 24°C belangrijk warmer was dan de omgeving, de buitenzijde van de drukreactieketel een temperatuur van ongeveer 47°C had, de vloeistof in de speciekuip een temperatuur van ongeveer 25°C had en enkele maatbekers op een vriezer met een temperatuur van ongeveer 22°C belangrijk warmer waren dan de omgeving.
Al deze bevindingen werden door de verbalisanten als volgt geïnterpreteerd.
De ruimten A t/m F waren in gebruik voor de zeer grootschalige vervaardiging en bewerking van MDMA en/of (met)amfetamine. Het aantreffen van 10 sealzakken met in totaal ongeveer 100 kilogram MDMA-HCL versterkt dat.
In ruimte B vond op het moment van ontdekking de vervaardiging van MDMA plaats in de onder druk staande drukreactieketel die gevuld was met reactievloeistof van ongeveer 60°C. Tevens was de vacuümpomp in werking die deel uitmaakt van de gebruiksklare vacuümdestillatieopstelling. In ruimte C stonden ketels waaronder een kookketel van 450 liter die mede gelet op de resterende vloeistof daarin eerder gebruikt is bij de grootschalige vervaardiging van amfetamine. De laadruimte van de Mercedes Sprinter was, mede gelet op de IBC met rode slang die drugsafval bevatte, ingericht en vermoedelijk eerder gebruikt voor het elders lozen van vloeibaar drugsafval. Om de gevormde PMK en/of MDMA-olie te zuiveren/af te scheiden wordt deze nog gedestilleerd in een (vacuüm)destillatie-opstelling. Gezien het residu onder in deze ketel is deze eerder ter plaatse in gebruik geweest. In de aanhanger werden 68 lege dozen van pre-precursor en 72 lege plastic verpakkingen van netto 25 kilogram van de pre-precursor PMK-glycidezuur aangetroffen. In totaal is er tenminste 1800 kilogram omgezet naar 560 liter PMK. Ook de aantallen lege verpakkingen van citroenzuur en caustic soda passen bij een dergelijke hoeveelheid PMK-glycidezuur. Gelet op het aantreffen van ongeveer 1500 liter kristallisatieafval is er vermoedelijk eerder ter plaatse minimaal 300 kilogram maar vermoedelijk 500 kilogram MDMA-HCL gekristalliseerd. Gelet op het aantreffen van 375 liter PMK-olie is het mogelijk om hieruit bij benadering nog ongeveer 450 kilogram MDMA-HCL te vervaardigen.
Overweging ten aanzien van het drugslab
Bovenvermelde interpretatie van het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen neemt de rechtbank over en maakt zij tot de hare. De rechtbank concludeert dat er in de periode vanaf 1 maart 2024, de datum waarop de huur van de betreffende garagebox is aangevangen, tot 29 oktober 2024, de dag van ontdekking, in het drugslab MDMA en metamfetamine is geproduceerd en voorbereidingshandelingen zijn verricht voor de productie van MDMA, metamfetamine en amfetamine. Een conclusie die wordt versterkt door de aanwezigheid, op diezelfde 29 oktober 2024, van zo’n 100 kilo MDMA.
Dan rest enkel nog de vraag welke persoon of personen voor dit drugslab verantwoordelijk zijn.
Bewijs betrokkenheid drugslab
Op 29 oktober 2024 heeft op de plaats delict ook forensisch onderzoek plaatsgevonden. Door verbalisanten zijn onder andere een doosje en een halfgelaatsmasker in ruimte C veiliggesteld en een bedieningskraan van een ketel in ruimte B bemonsterd. [8] In het doosje dat werd gevonden in een vuilnisbak in ruimte C zaten vier in elkaar gevouwen witgekleurde wegwerphandschoenen. Het betrof vier bevuilde handschoenen, waarvan de vingertoppen deels naar binnen gekeerd waren. Op een tafel ook in ruimte C werd een stoffen tas met het halfgelaatsmasker aangetroffen. Het doosje, de handschoenen en het masker werden bemonsterd en deze bemonsteringen werden samen met de bemonstering van de bedieningskraan van de ketel onderworpen aan DNA-onderzoek, op grond van welk onderzoek is geconcludeerd dat de bemonsteringen DNA bevatten dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. [9]
Overweging betrokkenheid drugslab
In het drugslab is in verschillende ruimtes en op meerdere voorwerpen DNA-materiaal aangetroffen dat matcht met dat van verdachte. Gelet op bewijskracht van de diverse sporen gaat de rechtbank ervan uit dat het aangetroffen materiaal inderdaad het DNA van de verdachte betreft. Het DNA van de verdachte is daarmee gevonden op handschoenen, een halfgelaatsmasker en de bedieningskraan van een in werking zijnde ketel in een drugslab.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft het hier sporen die typisch zijn voor een dader die zich bezig houdt met de productie van synthetische drugs.
Zo bezien, is er voldoende wettig bewijs om de verdachte te veroordelen voor het (mede)plegen van de tenlastegelegde drugsgerelateerde feiten.
Namens de verdachte is evenwel een alternatief scenario geschetst over de wijze waarop het DNA van de verdachte op de diverse voorwerpen in het lab is terechtgekomen. Over de vraag of dit scenario aannemelijk is, en daarmee in de weg staat aan een bewezenverklaring, overweegt de rechtbank als volgt. Vooropgesteld zij dat het geheel en al aan de verdachte is om zijn eigen processtrategie te bepalen en daarmee zelf te bepalen of en zo ja, wat hij wanneer zegt. De situatie kan zich echter voordoen dat verdachte een strategie kiest, die afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van een afgelegde verklaring. Die situatie doet zich hier voor. De rechtbank vermag namelijk niet in te zien waarom verdachte tot de eerste pro-formazitting heeft gewacht met het doen van zijn, hem grotendeels ontlastend verhaal en pas verklaart nadat alle hem belastende onderzoeksbevindingen bekend zijn geworden.
Daarbij komt dan nog dit.
De handschoenen en het masker die in ruimte C van het drugslab werden veiliggesteld zouden via een secundaire overdracht de bron zijn van het DNA op de bedieningskraan van de ketel in ruimte B. De rechtbank acht het evenwel opvallend dat, zo er sprake geweest zou zijn van secundaire overdracht, deze dan beperkt is gebleven tot de bedieningskraan van de ketel. Zeker ook, nu er geen DNA is aangetroffen op de plaats waar het DNA op basis van de verklaring van verdachte mocht worden verwacht, namelijk op het stuur, de pook of de binnenzijde van het bestuurdersportier van de gestolen Mercedes Sprinter die de verdachte zou hebben doorverkocht. De rechtbank stelt verder vast dat de handschoenen waarop het DNA van verdachte is aangetroffen bevuild maar niet beschadigd waren. Deze handschoenen zou verdachte dus hebben gedragen toen hij stickers van de bestelbus verwijderde die zo kleverig waren dat hij hierbij een sterk chemisch middel moest gebruiken en een masker moest dragen. Deze handschoenen zou de verdachte vervolgens tezamen met het halfgelaatsmasker in een stoffen zak hebben gedaan en deze in de bus hebben gelegd. De rechtbank vindt het echter onaannemelijk dat de wegwerphandschoenen bij het verwijderen van de stickers niet zouden zijn beschadigd en/of aangetast en acht het voorts onaannemelijk dat deze
wergwerphandschoenen dan, de verklaring van de verdachte volgend, door een ander uit de stoffen hoes zouden zijn gehaald en gebruikt zouden zijn. De rechtbank betrekt hierbij ook dat geen van de andere verdachten het gebruik van gebruikte handschoenen beaamd heeft en het door verdachte aangedragen scenario op dit punt derhalve geen steun vindt in het dossier.
In dit licht mag het ook opvallend heten dat de gebruikte wegwerphandschoenen wel door een ander zouden zijn hergebruikt, maar dat op het halfgelaatsmasker, toch een voorwerp dat bij uitstek geschikt is om te dragen bij de productie van synthetische drugs, geen tot andere in dit dossier bekende verdachten te herleiden DNA-sporen zijn aangetroffen.
Gelet op dit alles oordeelt de rechtbank de door de verdachte gegeven verklaring voor het aangetroffen sporenbeeld niet geloofwaardig.
De raadsman heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan om, indien de rechtbank bij de beraadslaging op basis van het DNA tot een bewezenverklaring meent te kunnen komen, een DNA-deskundige op activiteitenniveau te laten rapporteren over de waarschijnlijkheid van het alternatieve scenario. De rechtbank ziet echter geen noodzaak tot nader onderzoek omdat het alternatieve scenario niet geloofwaardig is vanwege de omstandigheden waaronder die secundaire overdracht zou hebben plaatsgevonden en niet zozeer omdat het sporenbeeld niet zou kunnen passen bij secundaire overdracht. Met andere woorden: ook al zou een DNA-deskundige rapporteren dat het sporenbeeld past bij een secundaire overdracht dan nog vindt de rechtbank het alternatieve scenario niet geloofwaardig. De rechtbank acht zich dan ook volledig geïnformeerd en wijst het verzoek daarom af.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en metamfetamine heeft vervaardigd,
en op 29 oktober 2024 opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 100 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, en een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde MDMA en metamfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten, het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van MDMA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door;
- een of meer vrieskisten en maatbekers en betonmixers en (drukreactie)ketels en trechters en zeven en vacuümpompen en gasflessen en afzuigsystemen voorhanden te hebben en
- een grote hoeveelheid MDMA en metamfetamine voorhanden te hebben en
- één of meer hoeveelheden van in elk geval één of meer materialen bevattende MDP2P en PMK en ethanol en BMK en methanol en citroenzuur en mierenzuur en wijnsteenzuur en aceton en caustic soda voorhanden te hebben.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en een geldboete van € 25.000,-. Bovendien heeft zij gevorderd aan de verdachte de maatregel van kostenverhaal op grond van artikel 13d van de Opiumwet op te leggen voor een bedrag van € 34.431,95.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de productie van synthetische drugs, het in dat kader plegen van voorbereidingshandelingen en het bezit van een grote hoeveelheid drugs. Dit alles gebeurde in een zeer grootschalig en professioneel opgezet drugslab. Gelet op de bevindingen van de LFO moet het ervoor worden gehouden dat in dit lab in een betrekkelijk korte periode van een aantal maanden grote hoeveelheden harddrugs zijn vervaardigd. Deze drugs zullen hun weg naar de samenleving hebben gevonden en daar hun schadelijke uitwerking op de gezondheid van de gebruikers hebben gehad. Van deze schadelijke werking voor de volksgezondheid in het algemeen de gebruikers in het bijzonder, hebben de verdachte en zijn mededaders zich kennelijk niets aangetrokken. Zoals zij zich kennelijk ook niets aangetrokken hebben van het grote gevaar dat het lab vormde voor de directe omgeving. Het lab was gesitueerd midden in een woonwijk en de rechtbank wil zich niet voorstellen hoeveel slachtoffers en de rechtbank wil zich niet voorstellen hoeveel slachtoffers en schade er zou zijn ontstaan als dit lab ontploft zou zijn. Gelet op de omvang van het lab, de investeringen die hiervoor nodig zullen zijn geweest, de kanalen die gebruikt moeten zijn voor de logistiek en voor de verkoop van de geproduceerde drugs, kan het niet anders dan dat dit gebeurd is in georganiseerd crimineel verband. Georganiseerde drugscriminaliteit gaat gepaard met andere vormen van ondermijnende criminaliteit, waaronder ernstige geweldsdelicten en intimidatie.
Kennelijk hebben de verdachte en zijn mededaders zich daar allemaal niets gelegen laten liggen. In de kennelijke wens om de eigen portemonnee zo snel mogelijk te vullen, hebben zij rücksichtslos gehandeld. Ook de natuur heeft het daarbij moeten ontgelden. In het lab werd een (geheelde) Mercedes Sprinter aangetroffen die werd gebruikt om drugsafval te dumpen. De schade die dergelijke dumpingen voor het milieu met zich brengen zijn echter enorm. Evenals de maatschappelijke kosten gepaard met het opruimen van dit afval.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Bij de straftoemeting weegt de rechtbank tevens mee dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Integendeel, de verdachte heeft met een ongeloofwaardige verklaring geprobeerd zijn verantwoordelijkheid te ontlopen. Dat getuigt van een gebrek aan inzicht in de laakbaarheid van zijn gedrag en doet vrezen voor herhaling.
Alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten voor (grootschalige) productie van harddrugs en de daarbij behorende voorbereidingshandelingenacht de rechtbank uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 5 jaren. Voorts zal de rechtbank, gelet op het evident winstoogmerk dat de verdachte had bij het plegen van de feiten, een geldboete opleggen van 25.000 euro.
Verder zal de rechtbank ook de maatregel in de zin van artikel 13d van de Opiumwet aan de verdachte opleggen, ter vergoeding van de gemaakte kosten voor de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving en de volksgezondheid en ten aanzien waarvan de onttrekkingsmaatregel had kunnen worden opgelegd. Het dossier bevat een onderbouwing van de kosten die zijn gemaakt ter ontmanteling van het drugslab en deze kosten komen de rechtbank ook geenszins onredelijk voor. Hoewel er aanwijzingen zijn dat er ook andere personen bij het drugslab waren betrokken naast de verdachte en zijn medeverdachten, ziet de rechtbank in die omstandigheid geen aanleiding om de kosten die voor de vernietiging zijn gemaakt niet pondspondsgewijs over deze drie verdachten te verdelen. Het is immers het uitgangspunt van de wetgever om zoveel als mogelijk te voorkomen dat dergelijke kosten worden afgewenteld op de samenleving. De precieze mate van betrokkenheid van anderen is derhalve niet relevant in de bepaling van de hoogte van het bedrag dat van de verdachte kan worden teruggevorderd. De rechtbank zal, in overeenstemming met hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd, de maatregel opleggen tot een bedrag van € 34.431,95.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 36e, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13d van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Voorwaardelijk verzoek
-
wijst af het verzoekvan de verdediging om een deskundige op activiteitenniveau te laten rapporteren over de aangetroffen DNA-sporen;

Vrijspraak

-
spreekt de verdachte vrijvan het onder
feiten 3 en 4tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feiten 1 en 2 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte voor feiten 1 en 2 tot een
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 160 dagen;
Maatregel kostenverhaal
  • legt aan de verdachte op de
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 688 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. D.J.E. Hamers-Aerts en mr. M. El Jerrari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of metamfetamine heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
- 100 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
- 1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde (telkens) MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 2 ahf/ond D Opiumwet )
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten, het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door;
- een of meer vrieskisten en/of maatbeter(s) en/of betonmixers en/of (drukreactie)ketel(s) en/of trechters en/of zeven en/of vacuümpompen en/of gasflessen en/of afzuigsystemen voorhanden te hebben en/of
- een grote hoeveelheid MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine voorhanden te hebben en/of
- één of meer hoeveelheden van in elk geval één of meer materialen bevattende MDP2P en/of PMK en/of ethanol en/of BMK en/of methanol en/of citroenzuur en/of mierenzuur en/of wijnsteenzuur en/of aceton en/of caustic soda voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 3
hij op of omstreeks 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
- een Mercedes Sprinter (gekentekend [kenteken 1] ) en/of
- een Mercedes Sprinter (gekentekend [kenteken 3] ) en/of
- een Vespa Piaggio GTS (gekentekend [kenteken 2] ),
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 4
hij op of omstreeks 29 oktober 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of meer radioapparaten, te weten een jammer (Rohde & Schwarz Spectrumanalyzer ESW26), heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.
(art. 10.15 lid 1 Telecommunicatiewet jo. art. 47 lid 1 sub 1 Sr)
BIJLAGE II: Aanvullende bewijsmiddelen
NFI rapport van 17 jan. 2025

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024176050, gesloten op 26 februari 2025, digitaal doorgenummerd van pagina 1 t/m 423 (deel I) en een aanvulling daarop, gesloten op 20 mei 2025, digitaal doorgenummerd van pagina 1 t/m 180 (deel II).
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] van 31 oktober 2024, dossierpagina’s 45 en 46 (deel I). De rechtbank begrijpt de in dit proces-verbaal opgenomen datum 29 september 2024 als 29 oktober 2024.
3.De getuigenverklaring van [naam 3] van 7 november 2024 en een kopie van de huurovereenkomst, dossierpagina’s 319 t/m 322 en 326 t/m 329 (deel I).
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] , dossierpagina’s 67 t/m 83 (deel I).
5.Zie bijlage II voor de volledige inventarisatielijst en het NFI-rapport.
6.Dossierpagina’s 76 en 77 (deel I), o.v.v. SIN nummers ‘AARY0591NL’, ‘AARY0592NL’ en ‘AARY0590NL’, alsmede dossierpagina 120 (deel I).
7.Dossierpagina’s 82, 78, o.v.v. SIN nummer ‘AAQL1749NL’ en dossierpagina 120 (deel I).
8.Het proces-verbaal forensisch onderzoek van verbalisanten [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] , dossierpagina’s 128 t/m 132 (deel I), o.v.v. SIN ‘AART4686NL’ en ‘AART4697NL’, alsmede het proces-verbaal vooronderzoek lab van verbalisant [naam 10] , dossierpagina’s 194 t/m 197 (i.h.b. pagina 195, vanaf alinea ‘Onderzoek doos met SIN AART4693NL’) (deel I), o.v.v. SIN ‘AARH2523NL’ en ‘AARH2524NL’, en pagina 196, vanaf alinea ‘Biologisch vooronderzoek’, o.v.v. SIN ‘AARH2526NL’.
9.Het Eurofins rapport forensisch DNA-onderzoek van 11 november 2024, dossierpagina’s 163 t/m 166 (deel I), alsmede het Eurofins rapport forensisch DNA-onderzoek van 20 november 2024, dossierpagina’s 186 t/m (deel I), alsmede het Eurofins rapport forensisch DNA-onderzoek van 13 november 2024, dossierpagina’s 344 t/m 346 (deel I), alsmede het Eurofins rapport forensisch DNA-onderzoek van 9 mei 2025, dossierpagina’s 57 en 58 (deel II).