ECLI:NL:RBLIM:2025:10212

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
C/03/345948 / HA RK 25-168
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. J.M.A. Kessels in civiele procedure

Op 3 oktober 2025 heeft verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. J.M.A. Kessels, rechter in de rechtbank Limburg. Dit verzoek is gedaan in het kader van een lopende civiele procedure met zaaknummer 11337827/ WM VERZ 24-34344. De gronden voor het wrakingsverzoek zijn schriftelijk overgelegd en aan het proces-verbaal gehecht. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.

De gemachtigde van verzoeker heeft aangevoerd dat de Nederlandse rechters het EU-recht niet of onvoldoende toepassen, wat volgens hem aanleiding geeft tot verregaande maatregelen. De wrakingskamer heeft echter geconcludeerd dat de aangevoerde gronden geen objectieve feiten of omstandigheden bevatten die wijzen op een vooringenomenheid van de behandelend rechter. De wrakingskamer benadrukt dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn en dat het subjectieve standpunt van de verzoeker niet doorslaggevend is. Gezien het ontbreken van voldoende onderbouwing heeft de wrakingskamer besloten het verzoek tot wraking ongegrond te verklaren, waardoor de mondelinge behandeling niet nodig is.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025 door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. R.H.J. Otto, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.T.A.C. Russel, met mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. De voorzitter was niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/345948 / HA RK 25-168
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: [gemachtigde] uit [woonplaats]
dat strekt tot wraking van mr. J.M.A. Kessels, rechter in de rechtbank Limburg, hierna: de rechter.

1.De procedure

Op 3 oktober 2025 is ter zitting van de kantonrechter namens verzoeker een verzoek tot wraking van de rechter ingediend in de zaak van [verzoeker] met nummer 11337827/ WM VERZ 24-34344. Er is een proces-verbaal van wraking opgesteld. De gronden van het verzoek zijn door gemachtigde schriftelijk overgelegd en aan het proces verbaal gehecht.

2.De beoordeling

Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn.
De gronden die namens verzoeker zijn aangevoerd volgen uit EU-recht en EU-regelingen. Het EU-recht dat, aldus gemachtigde van verzoeker door de Nederlandse rechters niet of onvoldoende wordt gehanteerd en toegepast. Deze handelwijze vraagt, aldus gemachtigde van verzoeker om verregaande maatregelen.
De wrakingskamer ziet dit anders. In artikel 8:15 Awb is bepaald dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen die de zaak behandelt. Uit de door de gemachtigde van verzoekers opgenomen wrakingsgronden komen geen feiten of omstandigheden naar voren waaruit op welke wijze dan ook volgt dat de behandelend rechter in de zaak van verzoeker vooringenomen is dan wel dat er objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestaat. Wat namens verzoeker door zijn gemachtigde aan het verzoek tot wraking ten grondslag is gelegd, kan dan ook geen grond voor wraking opleveren.
De wrakingskamer komt daarom, gelet op het voorgaande tot het oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is. De mondelinge behandeling kan om die reden achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.J. Otto, mr. H.M.J. Quaedvlieg en
mr. M.T.A.C. Russel, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. In het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025.
De voorzitter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.