ECLI:NL:RBLIM:2025:10259

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
ROE 25/116
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig beslissen door gemeenteraad inzake handhavingsverzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 26 februari 2025. De opposant had de gemeenteraad van Nederweert verzocht om handhavend op te treden tegen bouwactiviteiten van zijn buurman, nadat het college van burgemeester en wethouders zijn handhavingsverzoek had afgewezen. De gemeenteraad heeft echter niet tijdig op dit verzoek beslist, wat de opposant deed besluiten om beroep in te stellen. De rechtbank verklaarde dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk, omdat er al een besluit was genomen door het college voordat het beroep werd ingesteld. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoerde dat de gemeenteraad een controlerende rol heeft en dat zijn verzoek niet als een handhavingsverzoek moet worden gezien, maar als een verzoek om de gemeenteraad te laten optreden tegen het college. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en bevestigd dat de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelde dat de reactie van de gemeenteraad op het verzoek van de opposant geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, en dat er dus geen rechtsbescherming kan worden gevraagd tegen het uitblijven van een reactie. De rechtbank benadrukte dat de opposant andere wegen moet bewandelen als hij de gemeenteraad op zijn controlerende taak wil aanspreken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 25/116
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2025 op het verzet van

[opposant] , uit [woonplaats] , opposant

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 26 februari 2025 in het geding tussen
opposant
en
het college van burgemeester en wethouders / de gemeenteraad van de gemeente Nederweert
(gemachtigde: mr. R.F.E. Kees).

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld bij deze rechtbank tegen het niet tijdig beslissen door de gemeenteraad op zijn verzoek van 21 augustus 2024.
In de uitspraak van 26 februari 2025 (de bestreden uitspraak) heeft de rechtbank dit beroep van opposant kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 13 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: opposant, de gemachtigde van opposant en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond. Dat betekent dat de bestreden uitspraak in stand blijft. De motivering voor deze beslissing wordt hierna weergegeven.
Waar deze zaak over gaat
1. De rechtbank beoordeelt in deze verzetzaak uitsluitend of de rechtbank het beroep van opposant terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Opposant heeft, nadat het college eerder zijn handhavingsverzoek had afgewezen, op 21 augustus 2024 de gemeenteraad verzocht om aan het college van burgemeester en wethouders opdracht te verstrekken om handhavend op te treden tegen bouwactiviteiten van de buurman van opposant. De gemeenteraad heeft dit verzoek op grond van artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden aan het college ter behandeling als handhavingsverzoek. Het college heeft op 3 december 2024 besloten het handhavingsverzoek (opnieuw) af te wijzen.
3. Eveneens op 3 december 2024 heeft opposant aan de gemeenteraad een ingebrekestelling verstuurd omdat de gemeenteraad geen besluit heeft genomen op zijn verzoek. Omdat de gemeenteraad daarop vervolgens niet heeft gereageerd, heeft opposant beroep bij de rechtbank ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek.
4. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat een besluit is genomen op zijn verzoek, voordat opposant het beroep wegens niet tijdig beslissen heeft ingesteld. Dat dit besluit is genomen door een ander bestuursorgaan dan waaraan opposant zijn verzoek heeft gericht en dus door een ander bestuursorgaan dan opposant wil, doet daaraan niet af, aldus de rechtbank in de bestreden uitspraak. Opposant had bezwaar kunnen maken tegen dit besluit en vervolgens beroep kunnen instellen, waarbij hij had kunnen aanvoeren dat het verkeerde bestuursorgaan op zijn verzoek heeft beslist.
5. Opposant voert in verzet samengevat aan dat sprake is van een geschil tussen hem en de gemeenteraad en dat als gevolg van het dualisme de gemeenteraad diverse rollen heeft, waaronder het controleren van het college. Opposant heeft zich bewust tot de gemeenteraad gewend op grond van het petitierecht van artikel 5 van de Grondwet. Er is geen sprake van een (herhaald) handhavingsverzoek maar van een raadsaangelegenheid. Het college en de rechtbank miskennen de controlerende taak van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 169 van de Gemeentewet. Het verzoek van opposant is erop gericht dat de raad het college ter verantwoording moet roepen over het niet handhavend optreden tegen een inbreuk op het door hen vastgestelde bestemmingsplan.
6. Voorgaande voorgeschiedenis en de verzetgronden zijn op zitting besproken, waarna de rechtbank mondeling de volgende uitspraak heeft gedaan, onder de mededeling dat het proces-verbaal iets uitgebreider zal zijn dan de mondeling gedane uitspraak
Overwegingen
7. De rechtbank volgt de bestreden uitspraak en is van oordeel dat die uitspraak terecht zonder voorafgaande zitting is gedaan. Naar aanleiding van het verzetschrift en de toelichting op zitting daarvan geeft de rechtbank nu een uitgebreidere motivering. Dat wil echter niet zeggen dat de rechtbank eerder naar aanleiding van het beroepschrift een zitting had moeten houden, omdat als dit op zitting gezegd zou zijn, het oordeel van de rechtbank niet anders zou zijn geweest.
8. Opposant heeft eerder het college verzocht om handhavend op te treden en dat is geweigerd. In plaats van toen de weg naar de bestuursrechter te bewandelen, heeft opposant ervoor gekozen de gemeenteraad aan te spreken. Dat mag, maar opent niet alsnog de weg naar de bestuursrechter. Dat oordeel motiveert de rechtbank als volgt.
8.1.
Uit het verzetschrift volgt dat opposant niet bedoeld heeft opnieuw een handhavingsverzoek in te dienen, maar heeft bedoeld de gemeenteraad te verzoeken gebruik te maken van zijn controlerende rol. Opposant heeft het recht een verzoek in te dienen bij de gemeenteraad waarin hij de raad wijst op diens controlerende taak en verzoekt daar iets mee te doen richting het college, maar tegen de reactie op een dergelijk verzoek of het uitblijven van een reactie kan geen rechtsbescherming worden gevraagd bij de bestuursrechter. Die reactie is namelijk niet gericht op rechtsgevolg en heeft ook geen rechtsgevolg. Het enige gevolg zou zijn dat het college al dan niet in stelling gebracht zou worden om iets te doen en pas die beslissing van het college zou rechtsgevolgen in het leven roepen. Een reactie van de gemeenteraad op het verzoek leidt niet tot een verandering of aantasting van de rechten van opposant of diens buurman. Nu een reactie van de gemeenteraad op het verzoek om het college aan te spreken niet gericht is op rechtsgevolg, is dit geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid van de Awb. Van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, is dan geen sprake omdat het verzoek van opposant – opgevat als verzoek aan de gemeenteraad om de controlerende taak uit te oefenen – geen verzoek is om een besluit te nemen. Dat betekent dat het uitblijven van een reactie op dat verzoek niet het niet tijdig nemen van een besluit is, als bedoeld in artikel 6:2, tweede lid, van de Awb. En dat betekent weer dat geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter, omdat de regeling in de Awb voor niet tijdig besluiten niet van toepassing is.
8.2.
Gelet op inhoud van het verzoek heeft de gemeenteraad het verzoek bovendien terecht gekwalificeerd als aanvraag in de zin van 1:3, derde lid van Awb waarop het college dient te beslissen, namelijk als verzoek om een besluit te nemen tot handhavend optreden: opposant heeft de gemeenteraad immers gevraagd het college op te dragen het door de raad vastgestelde bestemmingsplan te handhaven. De bevoegdheid tot handhavend optreden berust (in dit geval) op grond van de wet bij het college [1] en het is de wet die bepaald welk bestuursorgaan het bevoegde gezag is. Het is ook niet aan de gemeenteraad om vast te stellen of sprake is van een overtreding – wat nodig is om een opdracht omtrent handhavend optreden te kunnen geven – maar aan het college. De gemeenteraad heeft het verzoek daarom terecht doorgezonden aan het college. De rechtbank heeft het verzoek ook terecht als zodanig opgevat, gelet op het beroepschrift waarin opposant schreef: “
Op (…) is door mij een verzoek aan de gemeenteraad van Nederweert gedaan om te besluiten het college op te dragen bestuursdwang toe te passen”. Dit ziet expliciet op een wens van handhavend optreden (door het college in opdracht van de raad). Wat de rechtbank daarover heeft overwogen in de bestreden uitspraak, namelijk dat reeds een beslissing is genomen op het verzoek (voordat opposant het beroep instelde), is dan ook terecht. Opposant heeft er bewust voor gekozen niet dit besluit aan te vechten, maar een verondersteld niet nemen van een besluit door de gemeenteraad.
9. Kortom, hoe het verzoek ook opgevat wordt – als verzoek tot handhavend optreden of als het verzoek tot het controleren van het college – in beide gevallen is het beroep daartegen niet-ontvankelijk en over dat oordeel bestaat redelijkerwijs geen twijfel. Opposant zal andere wegen moeten bewandelen als hij de raad op zijn controlerende taak wil aanspreken. En als hij rechtsbescherming wil tegen het uitblijven van handhavend optreden, had hij het in dat kader door het bevoegde gezag genomen besluit kunnen aanvechten bij de bestuursrechter.

Mededeling rechtsmiddel

De rechtbank heeft medegedeeld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Deze uitspraak is gedaan op
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025 door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van M.L. Neumann, griffier.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 21 oktober 2025

Voetnoten

1.Artikel 18.2 van de Omgevingswet, artikel 125 van de Gemeentewet en artikelen 5:4 en 5:32 van de Awb.