In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 26 februari 2025. De opposant had de gemeenteraad van Nederweert verzocht om handhavend op te treden tegen bouwactiviteiten van zijn buurman, nadat het college van burgemeester en wethouders zijn handhavingsverzoek had afgewezen. De gemeenteraad heeft echter niet tijdig op dit verzoek beslist, wat de opposant deed besluiten om beroep in te stellen. De rechtbank verklaarde dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk, omdat er al een besluit was genomen door het college voordat het beroep werd ingesteld. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoerde dat de gemeenteraad een controlerende rol heeft en dat zijn verzoek niet als een handhavingsverzoek moet worden gezien, maar als een verzoek om de gemeenteraad te laten optreden tegen het college. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en bevestigd dat de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelde dat de reactie van de gemeenteraad op het verzoek van de opposant geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, en dat er dus geen rechtsbescherming kan worden gevraagd tegen het uitblijven van een reactie. De rechtbank benadrukte dat de opposant andere wegen moet bewandelen als hij de gemeenteraad op zijn controlerende taak wil aanspreken.