ECLI:NL:RBLIM:2025:10339

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
ROE 24/3049
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtenarenrecht – weigering ambtseed af te leggen en disciplinaire maatregelen

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 22 oktober 2025, wordt de zaak behandeld van een vrijwillig brandweervrouw die door de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is geschorst en ongevraagd ontslagen omdat zij weigerde de ambtseed af te leggen. De eiseres, die sinds 2006 werkzaam is als vrijwilliger, betwist de disciplinaire maatregelen en voert aan dat zij al eerder een ambtseed heeft afgelegd. De rechtbank oordeelt dat de Veiligheidsregio bevoegd was om de disciplinaire maatregelen op te leggen, omdat de eiseres niet voldeed aan de verplichting om de ambtseed van de Veiligheidsregio af te leggen. De rechtbank concludeert dat de schorsing en het ongevraagd ontslag evenredig zijn aan het gepleegde plichtsverzuim. De eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3049

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Hermens),
en

het dagelijks bestuur van Veiligheidsregio Zuid-Limburg, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P.W. Steuten).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de oplegging van de disciplinaire straffen van schorsing en ongevraagd ontslag aan eiseres, omdat zij heeft geweigerd de ambtseed of -belofte [1] van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg af te leggen. Eiseres is het niet eens met deze besluiten. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder de schorsing en het ongevraagd ontslag aan eiseres heeft kunnen opleggen. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en eiseres dus geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 30 augustus 2023 (primair besluit 1) heeft verweerder eiseres geschorst als vrijwillig brandweervrouw voor de periode van 1 september 2023 tot
2 oktober 2023.
2.1.
Met het besluit van 9 oktober 2023 (primair besluit 2) heeft verweerder eiseres met ingang van 10 oktober 2023 ongevraagd ontslagen als vrijwillig brandweervrouw, omdat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestaat eruit dat eiseres weigert de ambtseed af te leggen zoals voorgeschreven op grond van artikel 19:32 CAR-UWO [2] en de Regeling ambtseed of ambtsbelofte uit 2021 (Regeling). Door deze weigering gedraagt eiseres zich ook niet als goed vrijwilliger als bedoeld in artikel 19:31 CAR-UWO. Hierop kan volgens verweerder niet met een mindere maatregel dan disciplinair ontslag worden gereageerd.
2.2.
Met het besluit van 28 maart 2024 (het bestreden besluit) op de bezwaren van eiseres is verweerder bij de besluiten tot schorsing en ontslag gebleven.
2.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.4.
Verweerder heeft met een verweerschrift gereageerd op het beroep.
2.5.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend: een afschrift van de eed die eiseres in 2006 heeft afgelegd en het besluit van verweerder van 20 december 2011 waarmee eiseres is aangesteld bij de Veiligheidsregio Zuid-Limburg per 1 januari 2012.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Verder zijn namens verweerder verschenen [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
3. Eiseres was sinds 2006 werkzaam als vrijwillig brandweervrouw. Eerst bij het Gemeenschappelijk Brandweerbureau Westelijke Mijnstreek en daarna bij de Brandweer Zuid-Limburg. In 2012 is de Veiligheidsregio Zuid-Limburg opgericht en eiseres valt sindsdien onder die organisatie als vrijwillig brandweervrouw.
3.1.
In 2020 heeft verweerder de Regeling bijgewerkt. Bij brief van 10 augustus 2020 heeft de directeur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg de ondernemingsraad (OR) verzocht om instemming te verlenen voor de vaststelling daarvan. Hierbij is opgenomen dat deze (bijgewerkte versie van de) Regeling voor alle medewerkers van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg zal gaan gelden en dat zowel zittende medewerkers als nieuwe medewerkers de ambtseed afleggen. In de brief heeft verweerder de OR verder verzocht om instemming te verlenen voor het maken van een inhaalslag voor zittende medewerkers om de ambtseed af te leggen. Daarbij is opgenomen dat medewerkers die bij een vorige werkgever de eed hebben afgelegd deze alsnog bij de Veiligheidsregio Zuid-Limburg afleggen. Bij brief van
4 november 2020 heeft de OR de gevraagde instemming verleend, waarna verweerder de (bijgewerkte) Regeling heeft vastgesteld zoals deels weergegeven in de bijlage bij deze uitspraak en bepaald dat deze op 1 januari 2021 in werking treedt.
3.2.
Bij brief van 23 januari 2023 heeft eiseres een uitnodiging ontvangen om de ambtseed af te leggen bij verweerder. Aangezien eiseres de ambtseed niet wilde afleggen, hebben partijen daar vervolgens een aantal keer contact over gehad. Dat heeft niet tot het afleggen van de ambtseed geleid.
3.3.
Bij brief van 20 juli 2023 heeft verweerder aan eiseres een (laatste) waarschuwing gegeven wegens het weigeren van het afleggen van de ambtseed. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat de weigering de ambtseed af te leggen kan leiden tot disciplinaire maatregelen, waaronder in het uiterste geval ongevraagd ontslag.
3.4.
Eiseres heeft bij brief van 3 augustus 2023 gereageerd op de waarschuwing en (nogmaals) haar bezwaren tegen het afleggen van de ambtseed geuit.
3.5.
Eiseres heeft geen gehoor gegeven aan de (laatste) waarschuwing. Bij brief van
10 augustus 2023 heeft verweerder daarom een voornemen tot schorsing uitgebracht. Daarbij heeft verweerder genoemd dat eiseres uiterlijk op 21 augustus 2023 de onvoorwaardelijke schriftelijke bereidheid moest uitspreken om de ambtseed alsnog op korte termijn af te leggen. Dat heeft eiseres niet gedaan.
3.6.
Bij brief van 17 augustus 2023 heeft eiseres een zienswijze ingediend tegen de voorgenomen schorsing.
3.7.
Vervolgens heeft verweerder met primair besluit 1 eiseres geschorst voor de periode van 1 september 2023 tot 2 oktober 2023 en het voornemen uitgebracht tot het opleggen van ongevraagd ontslag. Daarbij is aangegeven dat eiseres de ambtseed uiterlijk op 2 oktober 2023 moest afleggen.
3.8.
Bij brief van 22 september 2023 heeft eiseres een zienswijze ingediend tegen het voorgenomen ongevraagd ontslag.
3.9.
Eiseres heeft de ambtseed niet uiterlijk op 2 oktober 2023 afgelegd.
3.10.
Vervolgens heeft de besluitvorming over primair besluit 2 en het bestreden besluit plaatsgevonden zoals hiervoor vermeld onder ‘procesverloop’.
Beoordeling door de rechtbank
4. De voor de beoordeling van dit beroep relevante regelgeving (waaronder de tekst van de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg) is opgenomen in de bijlage.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedraging heeft begaan en dat die hem kan worden toegerekend. Is daarvan sprake, dan ligt de vraag voor of de opgelegde straf evenredig is. [3] Heeft eiseres de haar verweten gedraging begaan?
5. De verweten gedraging betreft het niet afleggen van de ambtseed op grond van artikel 19:32 CAR-UWO en de Regeling. Het wordt eiseres dus verweten dat zij niet de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg heeft afgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres deze haar verweten gedraging heeft begaan. Eiseres heeft namelijk, ook tijdens de zitting, bevestigd dat zij de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg (zoals opgenomen in de bijlage) niet heeft afgelegd.
Heeft de verweten gedraging geleid tot plichtsverzuim?
6. Eiseres voert aan dat geen sprake is van plichtsverzuim, omdat zij al aan de verplichting tot het afleggen van een ambtseed heeft voldaan. Eiseres heeft in 2006 namelijk al een ambtseed op grond van de CAR-UWO afgelegd voor haar functie als vrijwillige brandweervrouw bij het Gemeenschappelijk Brandweerbureau Westelijke Mijnstreek. Die instelling is opgegaan in Brandweer Zuid-Limburg en de Brandweer Zuid-Limburg is op 1 januari 2012 weer opgegaan in de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Verweerder heeft toen besloten dat de functie en rechtspositie van eiseres (zoals zij deze bij Brandweer Zuid-Limburg had) ongewijzigd en onverkort gehandhaafd blijven. Hiervoor verwijst eiseres naar het besluit van verweerder van 20 december 2011. Volgens eiseres volgt daaruit dat de door haar afgelegde ambtseed uit 2006 op de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is overgegaan, waardoor zij de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg dus niet hoefde af te leggen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres nog naar een brief van de minister van Justitie en Veiligheid van 10 januari 2024. Volgens eiseres blijkt uit deze brief dat het afleggen van de ambtseed samenhangt met de uitoefening van de functie – die in haar geval ongewijzigd is voortgezet – en niet met tijd, werkgever of inhoud van de ambtseed.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat in het besluit van 15 december 2011 inderdaad is opgenomen dat de functie en rechtspositie (zoals eiseres die had bij Brandweer Zuid-Limburg) ongewijzigd blijven en onverkort worden gehandhaafd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit echter niet dat eiseres al aan de verplichting tot het afleggen van de ambtseed heeft voldaan en dat zij de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg dus niet meer hoefde af te leggen. Verweerder stelt namelijk terecht dat de Veiligheidsregio Zuid-Limburg een nieuwe organisatie is, die is ontstaan door de samenvoeging van 16 gemeenten met een eigen bevoegdheid om regels op te stellen. Het is sinds de samenvoeging (het ontstaan van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg) aan verweerder om te bepalen of alle medewerkers de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg moeten afleggen en verweerder heeft bepaald dat dat inderdaad moet. Daarbij is expliciet bepaald dat zowel zittende medewerkers als nieuwe medewerkers de ambtseed afleggen en dat medewerkers die bij een vorige werkgever de eed hebben afgelegd deze alsnog bij de Veiligheidsregio Zuid-Limburg afleggen. Onder de medewerkers die de ambtseed moeten afleggen, vallen dus ook medewerkers die al eerder (bij een andere werkgever) een ambtseed (op grond van de CAR-UWO) hebben afgelegd (en waarvan de functie en rechtspositie die zij bij een vorige werkgever hadden ongewijzigd en onverkort gehandhaafd zijn gebleven). Daaruit volgt dat de verplichting tot het afleggen van de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg ook voor eiseres geldt. Dat had ook voor eiseres duidelijk kunnen zijn uit de gang van zaken en de meerdere kansen die zij van verweerder heeft gekregen om alsnog die ambtseed af te leggen. Gelet hierop kan de verwijzing van eiseres naar de brief van de minister van Justitie en Veiligheid van 10 januari 2024 niet slagen.
6.2.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet door eiseres afleggen van de ambtseed op grond van artikel 19:32 CAR-UWO en de Regeling heeft geleid tot plichtsverzuim in de zin van artikel 19:38, tweede lid, van de CAR-UWO. Volgens dat artikel omvat plichtsverzuim namelijk onder andere het overtreden van een voorschrift en door het niet afleggen van de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg heeft eiseres de voorschriften in artikel 19:32 CAR-UWO en de Regeling overtreden.
Is dit plichtsverzuim toerekenbaar?
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres het plichtsverzuim kan worden toegerekend. Eiseres heeft ook niet gesteld dat dit niet kan. Dat betekent dat verweerder bevoegd was om eiseres disciplinair te straffen. Nu verweerder dit heeft gedaan door eiseres te schorsen en ongevraagd te ontslaan, dient de rechtbank te beoordelen of deze straffen evenredig zijn aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. De rechtbank stelt in dit kader vast dat eiseres geen aparte beroepsgronden tegen de schorsing heeft aangevoerd. Of de schorsing standhoudt, is daarom afhankelijk van het antwoord op de vraag of het ontslag standhoudt.
Zijn de schorsing en het ongevraagd ontslag evenredig?
8. Eiseres voert aan dat de schorsing en het ongevraagd ontslag niet evenredig zijn. Eiseres is een vrijwilligster die met hart en ziel altijd paraat heeft gestaan voor de Veiligheidsregio Zuid-Limburg maar vooral ook voor de maatschappij. Verweerder had de ambtseed die eiseres in 2006 heeft afgelegd daarom kunnen erkennen, dan was de situatie ook opgelost. Volgens eiseres zijn de kernwaarden van de ambtseed uit 2006 en de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg immers hetzelfde.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat het ongevraagd ontslag (en daarmee de schorsing) evenredig is aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. Tussen partijen is niet in geschil dat de ambtseed die eiseres in 2006 heeft afgelegd en de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg tekstueel van elkaar verschillen. De tekst van de ambtseed uit 2006 luidt namelijk als volgt
:
“Ik verklaar kennis te hebben genomen van de regels met betrekking tot integriteit zoal respectievelijk vastgelegd in:- de toepasselijke wetsbepalingen;
- bepalingen van de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Sittard-Geleen;
- de Gedragscode voor ambtenaren,
Welke mij in het kader van de dienstverhouding met de gemeente Sittard-Geleen ter hand en/of ter inzage zijn gesteld.
Ik zweer/beloof dat ik me aan deze regels zal houden en me zal gedragen volgens de Gedragscode.
Ik zweer/beloof overigens dat ik plichtsgetrouw en nauwgezet de mij opgedragen taken zal vervullen en me zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.”
De rechtbank overweegt dat de ambtseed van verweerder [4] ook uitgebreider is en dat deze echt is toegespitst op het werk (als (vrijwillig) brandweervrouw) bij de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. De ambtseed die eiseres in 2006 heeft afgelegd is daarom niet gelijk aan de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Dat wordt niet anders door het standpunt van eiseres dat de kernwaarden van de ambtseden hetzelfde zijn. De rechtbank benadrukt overigens dat hiermee geen oordeel wordt gegeven over de waarde van de ambtseed die eiseres in 2006 heeft afgelegd.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de belangen van eiseres. De rechtbank overweegt daarover dat eiseres in de aanloop naar het bestreden besluit steeds in de gelegenheid is gesteld om de ambtseed alsnog af te leggen, maar dit is blijven weigeren. De rechtbank oordeelt dat verweerder op grond hiervan ook terecht stelt dat het plichtsverzuim ernstig is geworden. Verweerder heeft het belang van eiseres om niet nogmaals een ambtseed af te hoeven leggen ook minder zwaar kunnen laten wegen dan het belang van verweerder bij het afleggen van dezelfde ambtseed door alle medewerkers, die bovendien specifiek is toegesneden op het werk bij de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Verweerder heeft hierover namelijk gesteld dat de verplichting tot het afleggen van de ambtseed volgt uit de Ambtenarenwet en – daaraan ter zitting toegevoegd – dat dit cruciaal is voor het zijn van ambtenaar. Het afleggen van de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg door alle nieuwe en zittende medewerkers is dus van groot belang voor de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Dat heeft verweerder in de opbouw van de besluitvorming en de toelichting aan eiseres ook duidelijk naar voren laten komen.
8.3.
Het standpunt van eiseres dat verweerder de eed van 2006 had kunnen erkennen en dat daarmee de situatie opgelost zou zijn, deelt de rechtbank niet. Verweerder mag in het kader van de rechtsgelijkheid van eiseres verlangen dat zij – net zoals alle andere medewerkers – de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg aflegt. Dat eiseres een vrijwilligster is die altijd met hart en ziel paraat heeft gestaan voor de Veiligheidsregio Zuid-Limburg en voor de maatschappij (wat overigens helemaal niet ter discussie staat), maakt dit niet anders. Het standpunt van eiseres zou er namelijk toe leiden dat eiseres in dienst zou blijven zonder dat zij de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg alsnog zou afleggen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat dat een situatie is die verweerder, gelet op het hiervoor genoemde belang van het afleggen van de ambtseed van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg, niet hoeft te accepteren.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en verweerder haar een schorsing en het ongevraagd ontslag kon opleggen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.S. Vijn, voorzitter, en mr. M.M.L. Goofers en mr. P.H. Broier, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.A. Jacobs-van Wijlick, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 oktober 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: Wettelijk kader

CAR(-UWO) Veiligheidsregio’sArtikel 19:31 Verplichtingen
De vrijwilliger dient zijn werkzaamheden nauwgezet en ijverig te verrichten en zich te gedragen als een goed vrijwilliger.
Artikel 19:32 Eed of belofte
De vrijwilliger is verplicht de eed of belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het bestuur is voorgeschreven.
Artikel 19:38 Plichtsverzuim
1. De vrijwilliger die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.
2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een voorschrift als het overigens doen of nalaten van iets dat een goed vrijwilliger in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 19:39 Disciplinaire straffen
De volgende disciplinaire straffen kunnen worden opgelegd:
a. schriftelijke berisping;
b. inhouding van een deel van de jaarvergoeding bedoeld in artikel 19:14;
c. schorsing voor een bepaalde tijd, al dan niet met inhouding van de vergoeding;
d. ongevraagd ontslag.
Artikel 19:40 Schorsing in het belang van de dienst
De vrijwilliger kan voor een bepaalde tijd geschorst worden:
a. wanneer hem de straf van disciplinair ontslag is opgelegd of hem het voornemen daartoe kenbaar is gemaakt;
b. wanneer tegen hem, op grond van het daartoe bepaalde in het Wetboek van Strafvordering, een bevel tot inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis ten uitvoer wordt gelegd;
c. wanneer tegen hem een strafrechtelijke vervolging is ingesteld wegens misdrijf;
d. in andere gevallen waarin het belang van de dienst dit noodzakelijk maakt.
Regeling ambtseed of ambtsbelofte Veiligheidsregio Zuid-Limburg 2021 (Regeling ambtseed 2021)Artikel 2, eerste lid: Het afleggen van de ambtseed of ambtsbelofte is op grond van artikel 15:1a en 19:32 CAR-UWO verplicht voor alle medewerkers en vrijwilligers. Deze verplichting geldt voor zowel nieuwe medewerkers als voor de reeds in dienst zijnde medewerkers.
Artikel 5: De tekst van de ambtseed of ambtsbelofte luidt als volgt: Ik ((NAAM)), medewerker in dienst van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg (zweer/beloof) het volgende:
  • Ik verklaar dat ik direct noch indirect, in welke vorm dan ook, valse informatie heb verstrekt in verband met het verkrijgen van mijn aanstelling.
  • Ik verklaar dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb geschonken of beloofd en dat ik dit ook niet zal gaan doen.
  • Ik verklaar dat ik trouw ben aan de grondwet en aan alle overige (wettelijke) regelingen van het rijk en de Veiligheidsregio Zuid-Limburg.
  • Ik verklaar dat ik mij naar mijn beste vermogen als een goed ambtenaar zal gedragen, en dat ik plichtsgetrouw, nauwgezet de aan mij opgedragen taken zal vervullen.
  • Ik verklaar dat ik zaken die mij uit hoofde van zowel mijn functie als in het algemeen gedurende mijn werkzame periode bij de Veiligheidsregio Zuid-Limburg vertrouwelijk ter kennis komen of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet inzien, geheim zal houden voor anderen dan die personen aan wie ik ambtshalve tot mededeling verplicht ben.
  • Ik verklaar dat ik in mijn contacten met burgers, klanten en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties een attente, zorgvuldige, onpartijdige en betrouwbare ambtenaar van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg zal zijn.
  • Ik verklaar dat ik een integere scheiding van belangen in acht neemt tussen de organisatie- en privé-activiteiten.
  • Ik verklaar dat mijn houding, gedrag en communicatie de goede naam van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg of het ambt niet zal schaden.

Voetnoten

1.In deze uitspraak wordt telkens gesproken over ambtseed.
2.Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling – Uitwerkingsovereenkomst.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997 en van 8 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:252.
4.Zoals opgenomen in de bijlage van deze uitspraak.