ECLI:NL:RBLIM:2025:10356

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
03.070070.25
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging en mishandeling in tbs-kliniek

In deze strafzaak heeft de rechtbank Limburg op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich in een tbs-kliniek schuldig heeft gemaakt aan ernstige bedreigingen en mishandeling van medewerkers. De verdachte, geboren in 2000 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, heeft tijdens zijn behandeling in de kliniek meerdere medewerkers bedreigd met de dood en zware mishandeling. Op 18 februari 2025 heeft hij [naam 1] bedreigd en op 20 februari 2025 heeft hij zowel [naam 2] als een sociotherapeut, slachtoffer onder [nummer], bedreigd en deze laatste ook mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verdachte zijn daden heeft bekend en de rechtbank de bedreigingen als wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze anoniem was en niet voldaan was aan de vereisten voor ontvankelijkheid. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, zoals beschreven in een Pro Justitia Rapportage, en heeft geconcludeerd dat de verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de tbs-maatregel opgelegd vanwege de ernstige bedreigingen en het gevaar voor de veiligheid van anderen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/070070-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 oktober 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer onder [nummer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De - gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:op 18 februari 2025 [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 2:op 20 februari 2025 [naam 2] en/of slachtoffer onder [nummer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en/of met verkrachting;
feit 3:op 20 februari 2025 slachtoffer onder [nummer] , een sociotherapeut bij de Rooyse Wissel, heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte de feiten bij de politie heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 18 februari 2025 [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie op 6 maart 2025; [2]
- de aangifte van [naam 3] ; [3]
- de verklaring van slachtoffer [naam 1] . [4]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 20 februari 2025 [naam 2] en slachtoffer onder [nummer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie op 6 maart 2025; [5]
- de aangifte van [naam 3] ; [6]
- de verklaring van slachtoffer onder [nummer] ; [7]
- de verklaring van [naam 2] . [8]
Bewijsoverweging feit 1 en 2
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen, werkzaam als sociotherapeuten bij de Rooyse Wissel, heeft bedreigd. De verdachte bekende de bedreigingen te hebben geuit naar het personeel van de kliniek. Hij verklaarde dat hij [naam 1] op 18 februari 2025 dood had willen slaan, zijn keel had willen opensnijden en met een mes recht in zijn hoofd zou willen steken. De verdachte heeft verklaard deze dreigementen te menen en ook daadwerkelijk uit te willen voeren. Over het incident op 20 februari 2025 verklaarde de verdachte dat hij mensen dood ging maken, ging slaan en hun kinderen dood ging maken. Op de vraag of hij zijn uitspraken daadwerkelijk zou willen uitvoeren, antwoordde hij: “100%. Ik zou een mes pakken, hun vanachter pakken en een hand op hun mond leggen en hun keel opensnijden, om daarna te kijken hoe ze dood zouden bloeden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde uitspraken van de verdachte, de bedreigingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied (verdachte had een tbs met voorwaarden en verbleef al in de Rooyse Wissel en werd door de medewerkers van de Rooyse Wissel intensief begeleid en die wilden juist in contact blijven met de verdachte in diens belang), dat bij de medewerkers van de Rooyse Wissel de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd, zodat de tenlastegelegde bedreigingen zijn bewezen. De medewerkers van de Rooyse Wissel hebben bovendien ook verklaard dat zij verdachte in staat achten daadwerkelijk zijn dreigementen uit te voeren vanwege diens impulsief gedrag.
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 20 februari 2025 een sociotherapeut bij de Rooyse Wissel heeft mishandeld, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie op 6 maart 2025; [9]
- de aangifte van [naam 3] ; [10]
- de verklaring van slachtoffer onder [nummer] . [11]
Bewijsoverweging feit 3
De verdachte heeft één van de sociotherapeuten, in dienst van de Rooyse Wissel mishandeld toen hij een contactmoment aangeboden kreeg. De verdachte stond op van zijn bed, snelde naar de sociotherapeut toe en sloeg hem met kracht met zijn vuisten. De sociotherapeut werd meerdere keren geraakt op zijn hoofd en verklaarde blijvende hoofdpijn te hebben na het incident, zodat de tenlastegelegde mishandeling van een ambtenaar in functie is bewezen.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1:op 18 februari 2025 te Oostrum [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen “Ik maak je dood, kanker kind”, “Ik maak jullie af” en/of “Ik pak je hele familie en ik maak ze allemaal dood”;
feit 2:op 20 februari 2025 te Oostrum [naam 2] en slachtoffer onder [nummer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting, door die [naam 2] en slachtoffer onder [nummer] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga je kinderen vermoorden en daarna jullie vrouw neuken, met het bloed van je kinderen als glijmiddel”;
feit 3:op 20 februari 2025 te Oostrum, een ambtenaar, te weten slachtoffer onder [nummer] , sociotherapeut bij de Rooyse Wissel, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door voornoemde meermaals op het hoofd te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 3:mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Op 30 juli 2025 is er een Pro Justitia Rapportage uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte naar aanleiding van het onderzoek dat naar hem werd uitgevoerd door M.D. van Ekeren , psychiater, en M.H. Keppel , GZ-psycholoog.
Het rapport omschrijft dat bij de verdachte sprake is van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een gemengde persoonlijkheidsstoornis met borderline-, antisociale- en (secundair) psychopathische kenmerken. De verdachte is op geen enkele wijze in staat om zichzelf te reguleren. Hij kan uit het niets een woedeaanval krijgen of agressie vertonen. Er is sprake van een ernstig gestoorde frustratietolerantie, impulscontrole en agressieregulatie. De geconstateerde problematiek was aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Beide deskundigen rapporteren dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte in sterke mate hebben beïnvloed en adviseren om de verdachte het plegen van de tenlastegelegde feiten in sterk verminderde mate toe te rekenen.
Nu volgens de deskundigen bij de verdachte geen sprake is van imperatieve hallucinaties of wanen die de wilsvrijheid van de verdachte geheel hebben beperkt ten tijde van het plegen van de feiten, komt de rechtbank niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is aldus strafbaar.
De rechtbank zal het advies van de deskundigen over de mate van toerekeningsvatbaarheid overnemen en is van oordeel dat het bewezenverklaarde in sterk verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie gaat ervan uit dat de feiten in sterk verminderde mate aan de verdachte zijn toe te rekenen. Mede gelet hierop heeft zij gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest en daarnaast de
- ongemaximeerde - maatregel van tbs met dwangverpleging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een eventuele detentie gelijk aan het voorarrest en oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging de meest passende sanctie is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende zijn behandeling in de tbs-kliniek schuldig gemaakt aan meerdere zeer ernstige bedreigingen ten overstaan van de medewerkers van de Rooyse Wissel, waarbij hij één van die medewerkers ook heeft mishandeld. Blijkens hun verklaringen voelden de slachtoffers zich bedreigd door de grove en zeer ernstige uitlatingen van de verdachte en leveren deze herhaaldelijke bedreigingen van de verdachte bij de medewerkers van de Rooyse Wissel grote onrust op. De verdachte heeft met zijn gedragingen de grens van het toelaatbare fors overschreden. Hij bekommert zich niet over de impact van zijn bedreigingen op de medewerkers van de Rooyse Wissel. Integendeel, naar eigen zeggen bedreigt hij deze mensen dagelijks.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte. Voor soortgelijk gedrag heeft de verdachte twee keer eerder een PIJ-maatregel en de maatregel van tbs met voorwaarden opgelegd gekregen. Deze maatregelen hebben klaarblijkelijk niet tot een gedragsverandering geleid. Ook is kennisgenomen van de eerdergenoemde Pro Justitia Rapportage over de verdachte die is opgemaakt door de psychiater en de GZ-psycholoog. Uit de rapportage komt duidelijk naar voren dat de verdachte lijdt aan zeer complexe, ernstige problematiek en dat de kans op herhaling - ondanks de inzet van diverse interventies bij verschillende typen instellingen - zeer hoog is. De verdachte gaat regelmatig over tot ernstige bedreigingen, agressie en geweld om zijn zin te krijgen.
Gezien de ernst en de complexiteit van de problematiek is de verdachte volledig afhankelijk van anderen en zal hij levenslang op zorg aangewezen zijn. Een langdurig traject binnen een stevig kader is noodzakelijk om de veiligheid van de verdachte zelf en die van anderen te garanderen. Ter bescherming van de maatschappij en gelet op de grote kans op recidive is het van belang dat de verdachte in een behandelsetting wordt geplaatst waar zorg, bescherming, begrenzing en veiligheid kunnen worden geboden. Volgens de deskundigen is dat alleen te realiseren door middel van een langdurige, gesloten klinische behandeling in het kader van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
Tbs-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege te kunnen opleggen. Aan het eerste vereiste voor het opleggen van de tbs-maatregel is voldaan omdat artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) apart wordt genoemd in artikel 37a Sr als misdrijf waarvoor de tbs-maatregel kan worden opgelegd. Daarnaast moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel eisen; het zogenaamde gevaarscriterium. Gelet op de inhoud van de Pro Justitia Rapportage en de verklaringen van de slachtoffers over de gewelddadigheid van de verdachte, alsmede zijn dreigende houding en woorden ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van een tbs-maatregel eist, zodat ook is voldaan aan het gevaarscriterium. De rechtbank stelt verder vast dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bij de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en zal de verdachte ter beschikking stellen en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt dat bedreiging niet zonder meer is aan te merken als een geweldsmisdrijf als bedoeld in artikel 38e Sr, zodat de tbs-maatregel met dwangverpleging in beginsel de maximale duur van 4 jaar niet te boven kan gaan. Onder omstandigheden kan echter ook bij bewezenverklaring van bedreiging een ongemaximeerde tbs-maatregel worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat verdachte de bedreigingen daadwerkelijk zal uitvoeren en verwijst hierbij naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het aannemen van het gevaarscriterium. De rechtbank merkt voorts op dat de verdachte zich in de tbs-kliniek ook schuldig heeft gemaakt aan een geweldsdelict. Gelet op de bijzondere ernst van de bedreigingen in combinatie met het geweldsdelict dat de verdachte heeft gepleegd in de tbs-kliniek en de reële mogelijkheid dat de verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan een geweldsmisdrijf, is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde bedreigingen zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen. De totale duur van de tbs-maatregel is daarom niet beperkt tot de duur van vier jaren. Gelet op het hoge recidivegevaar is het naar het oordeel van de rechtbank ook noodzakelijk dat de tbs-maatregel niet door enige duur wordt beperkt.
Gevangenisstraf
Om de ernst van verdachtes handelen te onderstrepen, acht de rechtbank naast oplegging van de hiervoor genoemde tbs-maatregel ook nog een gevangenisstraf passend. Een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest - zoals gevorderd door de officier van justitie - doet naar het oordeel van de rechtbank voldoende recht aan de ernst van de feiten, de specifieke omstandigheden van deze zaak, de psychische gesteldheid van de verdachte en de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Alles overwegend zal aan de verdachte worden opgelegd een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest en de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij onder [nummer]
De benadeelde partij vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 2.604,04 euro ter zake van feit 2 en 3. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
bril: € 1.049,00 euro
kosten chiropractor: € 160,00 euro
reiskosten: € 95,04 euro
immateriële schade: € 1.300,00 euro
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de kosten voor de bril en de gehele immateriële schade. De kosten voor de chiropractor en de reiskosten zien op een ander incident, dat niet ten laste is gelegd, om welke reden de benadeelde partij ter zake van die kosten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit, gelet op de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 februari 2025, waarin staat dat het voor de ontvankelijkheid van een benadeelde partij is vereist dat die zijn volledige naam en geboortedatum kenbaar maakt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er geen causaal verband bestaat tussen de bewezenverklaarde feiten en de spanningsklachten van de benadeelde partij en dat de vordering onderbouwing mist ten aanzien van de kapotte bril. De raadsman heeft verder verzocht om matiging van de immateriële schade en om de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 51g Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de benadeelde partij zich voorafgaand aan de zitting kan voegen in het strafproces door middel van een door de minister van Veiligheid en Justitie vastgesteld formulier. De wetgever heeft met het oog op het bieden van een grotere anonimiteit van slachtoffers in het strafproces uitdrukkelijk stilgestaan bij de gegevens die een slachtoffer moet invullen wanneer hij zich met een schadevergoeding in het strafproces wenst te voegen. Er is voor gekozen om in het voegingsformulier uitsluitend nog voor te schrijven dat een benadeelde partij zijn naam en geboortedatum kenbaar maakt. Dat wordt gezien als een absoluut minimumvereiste om de vordering te kunnen beoordelen.
Over de vraag of een benadeelde partij zich ook anoniem, onder nummer, kan voegen in het strafproces heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden overwogen dat het ontbreken van een naam en geboortedatum op het voegingsformulier niet per definitie aan ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de weg staan. Het ontbreken van deze persoonsgegevens kan volgens het Hof Arnhem-Leeuwarden echter wel problemen opleveren bij het beoordelen van de gevorderde schade. Bij de beoordeling van de vordering zal steeds duidelijk moeten zijn dat de persoon die de vordering indient zelf rechtstreekse schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit waarvoor de verdachte strafbaar is. Met name bij materiële schade, waarvoor doorgaans een onderbouwing door middel van bewijsstukken aangewezen is, zal het aan die duidelijkheid kunnen ontbreken doordat bewijsstukken onvoldoende specifiek aan de vordering/schade kunnen worden gekoppeld. In het algemeen staat voorop dat de verdachte voldoende gelegenheid moet hebben om zich tegen het verzoek tot schadevergoeding te verweren. Als moet worden vastgesteld dat de anonimiteit van de benadeelde partij de verdachte te veel beperkt in die gelegenheid, zal een vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. [12]
In het onderhavige geval heeft de benadeelde partij onder [nummer] op 16 juni 2025 een geheel anonieme vordering tot schadevergoeding ingediend. Zowel in het proces-verbaal als in de vordering en in de stukken die ter onderbouwing zijn overgelegd zijn de naam en geboortedatum niet vermeld respectievelijk weggehaald, waardoor niet kan worden vastgesteld of de benadeelde partij dezelfde is als het slachtoffer van de bedreiging en de mishandeling, noch of de in de vordering vermelde schade ook daadwerkelijk is geleden door de benadeelde partij en evenmin of de schade rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde gedragingen.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting om zo de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen alsnog opgave te doen van naam en geboortedatum, omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan zodoende niet in de vordering worden ontvangen.
De benadeelde partij wordt met de beslissing tot niet-ontvankelijkheid in de gelegenheid gesteld om het verzuim in een civiele procedure te herstellen middels het bij een alsdan in te dienen vordering alsnog kenbaar maken van zijn volledige naam en geboortedatum aan de burgerlijke rechter.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte,
met bevel tot verpleging van overheidswege;
Benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij [nummer] ten aanzien van feit 2 en 3
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. K. Mestrom en
mr. J. van Berchum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Bongers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2025.
Buiten staat
Mr. Van Berchum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE:
De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging - ten laste gelegd dat
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 18 februari 2025 te Oostrum [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen “Ik maak je dood, kanker kind”, “Ik maak jullie af” en/of “Ik pak je hele familie en ik maak ze allemaal dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 20 februari 2025 te Oostrum [naam 2] en/of slachtoffer onder [nummer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en/of met verkrachting, door die [naam 2] en/of slachtoffer onder [nummer] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga je kinderen vermoorden en daarna jullie vrouw neuken, met het bloed van je kinderen als glijmiddel”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 20 februari 2025 te Oostrum, een ambtenaar, te weten slachtoffer onder [nummer] , sociotherapeut bij de Rooyse Wissel, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening heeft mishandeld door voornoemde meermaals, althans eenmaal op het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-202502828, gesloten op 26 maart 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 63.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte van 6 maart 2025, p. 57-58.
3.Proces-verbaal aangifte [naam 3] van 28 februari 2025, p. 10-11.
4.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [naam 1] van 28 februari 2025, p. 16-17.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte van 6 maart 2025, p. 58.
6.Proces-verbaal aangifte [naam 3] van 28 februari 2025, p. 13-14.
7.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer onder [nummer] van 28 februari 2025, p. 20-21.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 3 maart 2025, p. 40-41.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte van 6 maart 2025, p. 57-58.
10.Proces-verbaal aangifte [naam 3] van 28 februari 2025, p. 13-14.
11.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer onder [nummer] van 28 februari 2025, p. 20-21.
12.Zie Hof Arnhem-Leeuwarden 11 juli 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4289.