3.1Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte de feiten bij de politie heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 18 februari 2025 [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie op 6 maart 2025;
- de aangifte van [naam 3] ;
- de verklaring van slachtoffer [naam 1] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 20 februari 2025 [naam 2] en slachtoffer onder [nummer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie op 6 maart 2025;
- de aangifte van [naam 3] ;
- de verklaring van slachtoffer onder [nummer] ;
- de verklaring van [naam 2] .
Bewijsoverweging feit 1 en 2
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen, werkzaam als sociotherapeuten bij de Rooyse Wissel, heeft bedreigd. De verdachte bekende de bedreigingen te hebben geuit naar het personeel van de kliniek. Hij verklaarde dat hij [naam 1] op 18 februari 2025 dood had willen slaan, zijn keel had willen opensnijden en met een mes recht in zijn hoofd zou willen steken. De verdachte heeft verklaard deze dreigementen te menen en ook daadwerkelijk uit te willen voeren. Over het incident op 20 februari 2025 verklaarde de verdachte dat hij mensen dood ging maken, ging slaan en hun kinderen dood ging maken. Op de vraag of hij zijn uitspraken daadwerkelijk zou willen uitvoeren, antwoordde hij: “100%. Ik zou een mes pakken, hun vanachter pakken en een hand op hun mond leggen en hun keel opensnijden, om daarna te kijken hoe ze dood zouden bloeden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde uitspraken van de verdachte, de bedreigingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied (verdachte had een tbs met voorwaarden en verbleef al in de Rooyse Wissel en werd door de medewerkers van de Rooyse Wissel intensief begeleid en die wilden juist in contact blijven met de verdachte in diens belang), dat bij de medewerkers van de Rooyse Wissel de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd, zodat de tenlastegelegde bedreigingen zijn bewezen. De medewerkers van de Rooyse Wissel hebben bovendien ook verklaard dat zij verdachte in staat achten daadwerkelijk zijn dreigementen uit te voeren vanwege diens impulsief gedrag.
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 20 februari 2025 een sociotherapeut bij de Rooyse Wissel heeft mishandeld, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie op 6 maart 2025;
- de aangifte van [naam 3] ;
- de verklaring van slachtoffer onder [nummer] .
Bewijsoverweging feit 3
De verdachte heeft één van de sociotherapeuten, in dienst van de Rooyse Wissel mishandeld toen hij een contactmoment aangeboden kreeg. De verdachte stond op van zijn bed, snelde naar de sociotherapeut toe en sloeg hem met kracht met zijn vuisten. De sociotherapeut werd meerdere keren geraakt op zijn hoofd en verklaarde blijvende hoofdpijn te hebben na het incident, zodat de tenlastegelegde mishandeling van een ambtenaar in functie is bewezen.