Op 22 oktober 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 oktober 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het tenlastegelegde feit bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet betrokken was bij het plan om het slachtoffer te mishandelen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De verdachte had verklaard enkel te zijn meegaan ter bescherming van zijn vriendin en had geen geweld gebruikt, wat werd ondersteund door het dossier. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van mishandeling, en sprak hem vrij. De benadeelde partij had een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte niet werd veroordeeld, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.