ECLI:NL:RBLIM:2025:10437

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
03/010148-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade in een gewelddadig conflict

Op 22 oktober 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 december 2022, waarbij de verdachte samen met medeverdachten naar de woning van het slachtoffer is gegaan met het doel hem te mishandelen. Tijdens de autorit naar de woning werd een plan gemaakt, waarbij de verdachte een essentiële rol speelde door contact te leggen met het slachtoffer en de deur voor de medeverdachten te openen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel zij zelf geen geweld heeft gepleegd, een onmisbare schakel was in het delict. De rechtbank achtte het medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de mishandeling van een tweede slachtoffer, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade in die situatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar inzet voor gedragsverandering en de begeleiding door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/010148-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2002,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 oktober 2025. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (parketnummer 03/054061-23) en medeverdachte [medeverdachte 2] (parketnummer 03/043686-23).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met anderen en met voorbedachten rade [naam 1] en/of [benadeelde partij] heeft mishandeld, dan wel dat zij daar behulpzaam bij is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft wel aangevoerd dat er geen sprake was van voorbedachten rade ten aanzien van de mishandeling van [naam 1] en dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde trappen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
De bewijsmiddelen – medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade (primair)
Aangever [naam 1] [2] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 29 december 2022 ben ik om iets voor 21.00 uur naar mijn vriend [benadeelde partij] , wonende op de [adres 2] te Nederweert, gegaan. We zijn bij [benadeelde partij] boven op zijn kamer gaan zitten. [benadeelde partij] kreeg via zijn telefoon contact met een meisje genaamd [verdachte] . Uiteindelijk zei [benadeelde partij] dat [verdachte] zou komen. Een kwartier later belde ze [benadeelde partij] terug en vroeg ze of ze een vriendin mocht meenemen. Toen [verdachte] met haar vriendin in Nederweert was, belde ze [benadeelde partij] en hij heeft de deur opengedaan voor hen. Ze kwamen binnen en we hebben netjes zitten kletsen. [verdachte] begon er al snel over dat ze een oplader nodig had voor haar telefoon. Ik zei dat ik ook een oplader had, maar [verdachte] zei dat haar telefoon daar niet op werkte. Ik heb haar de oplader gegeven, maar deze heeft ze niet geprobeerd. Kort hierna vroeg ze of haar vriendin de spullen en de oplader uit de auto wilde ophalen. [benadeelde partij] gaf de vriendin van [verdachte] de sleutel en ze liep naar buiten. Even later kwam de vriendin van [verdachte] ook weer binnen. De vriendin van [verdachte] was net binnengelopen en zeer kort hierachter kwam een aantal mannen binnen. Ik kreeg gelijk een paar harde klappen op mijn rechteroog en mijn rechtervoorhoofd. Ze bleven maar op mij inbeuken. Het licht in de kamer ging op een gegeven moment uit en het was dus donker. Ik bleef klappen krijgen op mijn hoofd. Ik kon mij op een gegeven moment richting de deur van de kamer begeven. In de gang op de trap heb ik nog een worsteling gehad met de daders. Ik kon me op een gegeven moment lostrekken en de woning verlaten. Ik heb pijn en last van mijn rechteroog. Ik heb krassen, schaafwonden en blauwe plekken op mijn rug en nek. Ik heb tevens symptomen van een hersenschudding.
Uit
medische informatie [3] volgt dat aangever [naam 1] op 30 december 2022 is onderzocht door een arts. De arts heeft letsel waargenomen, te weten: schaafverwondingen op het linker sleutelbeen, op het linker oogkas en op de bekkenkam en een bloeduitstorting rondom de buitenzijde van het rechter oogkas met enige zwelling. De geschatte duur van genezing is een tot enkele weken.
Aangever [benadeelde partij] [4] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik had op 29 december 2022 met [naam 1] afgesproken dat hij na zijn werk naar mijn huis zou komen om samen wat biertjes te drinken en bij te kletsen. We zijn naar mijn slaapkamer gegaan. Naast mij en [naam 1] waren er geen andere personen in de woning aanwezig. Om 22.00 uur werd ik gebeld via Facebook Messenger door een vrouw. Ik weet dat zij [verdachte] heet. Ik vroeg aan [verdachte] of zij langs wilde komen. Ik nodigde haar uit om de avond met ons door te brengen. Een paar minuten later vroeg ze of ze met een vriendin kon komen, omdat ze dan langer kon blijven. Ik had daar geen problemen mee, hoe meer zielen hoe meer vreugde. Omstreeks 22.41 uur belde ze mij weer. Ze was toen bij mijn woning. Ik deed beneden de voordeur van de woning open en ik liet [verdachte] en haar vriendin binnen. [naam 1] was op dat
moment nog boven op mijn kamer. We zijn daar gaan zitten en gingen met elkaar in gesprek.
Niet veel later vroeg [verdachte] of ze naar haar auto kon lopen om een telefoonoplader te halen uit de auto. [naam 1] zei dat hij een telefoonoplader bij zich had en dat zij deze kon lenen. Volgens mij kwam [verdachte] toen met een smoesje, want ze zei dat ze specifiek haar eigen telefoonlader moest hebben omdat haar telefoon kapot was. Ik vond dat vreemd. Vervolgens zei ze dat ze iets anders uit de auto moest pakken. Ik heb de vriendin van [verdachte] mijn huissleutel gegeven, zodat ze naar de auto kon en zichzelf weer binnen kon laten. Ongeveer 1 of 2 minuten later zag ik dat de slaapkamerdeur open ging. Ik zag twee jongens met een capuchon op. Een van de jongens (jongen 1) kwam meteen op mij af. Hij sloeg mij meerdere malen met zijn vuist op mijn gezicht. Hij heeft mij niet op mijn gezicht geraakt. Ik heb dit kunnen afweren. Ik denk dat er wel vijftig klappen op mij zijn uitgedeeld. Hij zei iets in de richting van: “Jij denkt dat je iedereen kan pakken”. Ik heb een afweerwondje op mijn hand, een bult op mijn hoofd en pijn aan mijn rechterpink. Ik denk dat deze gekneusd is door het gevecht. Ik zag dat tegelijkertijd de andere jongen (jongen 2) op [naam 1] afging. Ik zag dat [naam 1] werd geslagen en dat [naam 1] de kamer uit werd getrokken door jongen 2. Van jongen 1 weet ik dat hij [naam 2] heet en dat hij uit Roermond komt. Naast het eerdergenoemde letsel heb ik nu last van hoofdpijn en last van mijn pink.
De verdachte [5] verklaarde tijdens haar verhoor bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
[benadeelde partij] en [naam 3] hebben al heel lang ruzie met elkaar. Op 29 december 2022 heeft [naam 3] mij opgehaald, [medeverdachte 2] en [naam 3] (de rechtbank begrijpt [naam 2] ) hebben we getroffen op de parkeerplaats van [supermarkt] in de [wijk] in Roermond. Ik en [medeverdachte 2] kwamen binnen in de woning van [benadeelde partij] . Hoe het was afgesproken, zo is het ook gegaan. Ik had een lader nodig, toen zei [naam 1] dat hij een lader had. Ik heb toen gezegd dat ik mijn medicijnen nodig had. [benadeelde partij] heeft toen de sleutel aan [medeverdachte 2] gegeven. Zij is toen [naam 3] en [naam 2] binnen gaan halen. Zij stonden te wachten. [naam 3] en [naam 2] zijn binnengekomen met [medeverdachte 2] . Ze begonnen gelijk. [naam 2] liep direct op [benadeelde partij] af en sloeg hem. [naam 3] kwam er achter aan en wilde [naam 1] slaan, maar die was al opgestaan en richting [naam 2] gelopen. Dus eigenlijk zijn ze met z’n vieren in de hoek beland. Daarna ging het licht uit. [medeverdachte 2] en [naam 1] waren aan het vechten bij de trap, ze waren elkaar aan het slaan. [medeverdachte 2] had [naam 1] als het ware in een houdgreep en was hem op zijn hoofd aan het slaan. Daarna viel [naam 1] van de trap.
Voordat wij de woning binnengingen werd afgesproken dat ik moest zeggen van die lader en medicijnen en [medeverdachte 2] zou die [naam 3] en [naam 2] naar binnen halen. [medeverdachte 2] en [naam 2] zijn betaald door [naam 3] .
Medeverdachte [medeverdachte 2] [6] heeft over hetgeen zich op 29 december 2022 afspeelde in de woning van [benadeelde partij] in Nederweert tijdens haar verhoren bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op 29 december 2022 had ik een opdracht gekregen met mijn vriend [naam 2] samen. Ik wist alleen dat we geld kregen en dat die opdracht van [naam 3] kwam. In de avond, tussen 21.00 en 00.00 uur, werden we opgehaald door [naam 3] . [medeverdachte 1] en [verdachte] zaten ook in de auto.
In de auto zag ik op [naam 3] telefoon een foto van [naam 3] in het ziekenhuis, met veel verwondingen in zijn gezicht en een dik oog. Hij liet een foto zien van een jongen met een muts. Dat is dezelfde jongen als die de deur openmaakte voor mij en [verdachte] . Ik hoorde [naam 3] zeggen terwijl hij naar de foto keek: “Wacht maar Sies, hij gaat zijn dag zo nog wel krijgen”. [naam 3] had ook verteld dat hij door die jongen in elkaar was geslagen en dat de politie niets had gedaan. [naam 3] zei dat ik en [verdachte] ergens naartoe moesten en naar binnen moesten gaan omdat [naam 3] die jongen niet kon lokken. Hij zei dat wij hem beter konden lokken omdat wij meisjes zijn. Concreet is afgesproken dat [verdachte] en ik naar een woning moesten gaan waar twee jongens zaten. [naam 3] zei dat we daar nu heen reden.
Zoals afgesproken waren [verdachte] en ik naar de woning gegaan. Een jongen met een muts deed voor ons de deur open. We zijn toen met de jongen naar de kamer gelopen. We moesten lekker gaan zitten alsof er niets aan de hand was. Hier zat een andere jongen binnen met een crèmekleurige trui. Zoals afgesproken ben ik naar beneden gegaan om zogenaamd een oplader uit de auto te halen. De jongen met de muts zei dat ik zijn huissleutel kon meenemen. [verdachte] is toen boven bij de jongens gebleven. Toen ik naar beneden liep en de voordeur van het pand open deed, stormden [naam 3] , [medeverdachte 1] en [naam 2] het pand naar binnen en renden zij naar de kamer van de jongens. Ik ben vervolgens half de trap naar boven gelopen. In de kamer was toen ruzie. Ik weet dit omdat ik geschreeuw en gebonk uit de kamer komen. Ik hoorde allemaal klappen. Ik hoorde ook iemand roepen dat de lamp weer aan moest. Toen ik op de trap stond, zag ik de jongen met de crèmekleurige trui schreeuwend de kamer naar buiten rennen. Hij schreeuwde dat hij er niets mee had te maken. Vervolgens is [verdachte] de kamer naar buiten gegaan. Kort hierop kwamen ook [naam 3] , [medeverdachte 1] en [naam 2] naar buiten. Ik heb het er thuis nog wel met [naam 2] over gehad. [naam 2] had gezegd dat we geld hadden gekregen en ik kreeg geld van hem. Hij heeft € 200,00 gekregen geloof ik. Ik heb € 50,00 gekregen van [naam 2] .
Uit
onderzoek aan de telefoon [7] van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt verder dat zij op 29 december 2022 via WhatsApp de volgende berichten aan medeverdachte [naam 2] heeft gestuurd:
Om 21.43.21 uur stuurt verdachte: "We zijn binnen."
Om 21.44.00: "Ze zijn met 2."
Om 21.44.08: "Ik heb nu al zin om hun te neuken."
Om 21.44.11: "Kkkr zibbeys."
Medeverdachte [naam 2] [8] verklaarde tijdens zijn verhoor bij de politie over hetgeen zich op 29 december 2022 in Nederweert heeft afgespeeld – zakelijk weergegeven – als volgt:
[naam 3] heeft in de auto gezegd dat hij [benadeelde partij] aan wilde pakken. [medeverdachte 2] heeft de opdracht gekregen eerst naar binnen te gaan met [verdachte] . [medeverdachte 2] zou dan weer naar buiten komen en mij, [naam 3] en [medeverdachte 1] ophalen. [verdachte] moest naar [benadeelde partij] bellen en vragen of [benadeelde partij] iets wilde gaan doen die avond. Alleen [naam 3] heeft het plan opgezet. In de auto onderweg naar Nederweert is het plan ontstaan en toen is gesproken dat ik geld zou krijgen voor mijn aandeel. Ik had wel gedacht dat het uit zou kunnen lopen op een gevecht.
3.3.2
Overwegingen rechtbank
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 29 december 2022 is de verdachte samen met de medeverdachten vanuit Roermond naar de woning van [benadeelde partij] in Nederweert gereden. Gedurende de autorit is door medeverdachte [naam 3] – die een langdurig conflict had met [benadeelde partij] – het plan gemaakt om [benadeelde partij] te mishandelen waarin hij ieder een rol toebedeelde. Het was de taak van de verdachte om – onder het voorwendsel om samen te gaan chillen – het adres van [benadeelde partij] te achterhalen en eenmaal in de woning de deur te openen voor de andere medeverdachten, zodat zij [benadeelde partij] konden ‘aanpakken’. De uitvoering heeft zich conform het plan voltrokken. De medeverdachten zijn – nadat medeverdachte [medeverdachte 2] de voordeur voor hen had geopend – naar binnen gestormd en hebben vervolgens [benadeelde partij] en [naam 1] geslagen. Zij hebben daar beiden letsel aan overgehouden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat er voor medeplegen sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De bijdrage aan het delict dient van voldoende intellectueel of materieel gewicht te zijn.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De verdachte is samen met de medeverdachten naar de woning van [benadeelde partij] gereden. Tijdens de autorit is een plan gemaakt en heeft de verdachte instructies gekregen. Deze instructies heeft zij vervolgens ook uitgevoerd. Hoewel de verdachte zelf geen actieve geweldshandelingen heeft verricht, had zij naar het oordeel van de rechtbank een essentiële rol. De verdachte moest het contact leggen met [benadeelde partij] om – onder het voorwendsel om samen te gaan chillen – het adres van [benadeelde partij] te achterhalen, de woning binnen te komen en vervolgens de deur voor de andere medeverdachten te openen. De verdachte heeft het plan vervolgens doorgezet, ook toen haar duidelijk was dat niet alleen [benadeelde partij] , maar ook [naam 1] in de woning aanwezig was. Daardoor heeft zij ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat naast [benadeelde partij] ook [naam 1] klappen zou krijgen. Juist omdat de verdachte en [benadeelde partij] elkaar voor het incident al kenden, kon zij, zonder argwaan te wekken, contact met hem leggen en afspreken. Daarmee was zij een onmisbare schakel in het plan. Zonder haar aandeel was het voor de medeverdachten niet mogelijk geweest om [benadeelde partij] adres te achterhalen en zijn woning te betreden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bijdrage van de verdachte van zodanig gewicht is dat die kan worden aangemerkt als medeplegen.
Voorbedachten rade
De rechtbank is gelet op het voorgaande ook van oordeel dat er sprake was van voorbedachten rade ten aanzien van de mishandeling van [benadeelde partij] . Tijdens de autorit van Roermond naar Nederweert is er een plan gemaakt voor de mishandeling van [benadeelde partij] en zijn de taken onderling verdeeld. Deze rit gaf de verdachte voldoende gelegenheid om over de gevolgen van het handelen na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat ook de mishandeling van [naam 1] met voorbedachten rade is gepleegd. Het plan dat in de auto is gemaakt richtte zich enkel op [benadeelde partij] . Uit appjes van medeverdachte [medeverdachte 2] naar haar vriend – medeverdachte [naam 2] – blijkt dat zij en de verdachte er pas bij binnenkomst in de woning van [benadeelde partij] achter kwamen dat ook [naam 1] aanwezig was. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel worden vrijgesproken.
De verdachte zal ook partieel worden vrijgesproken van de geweldshandelingen trappen en stompen, nu het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling van [naam 1] en het medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade van [benadeelde partij] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 29 december 2022 te Nederweert tezamen en in vereniging met anderen [naam 1] en met voorbedachten rade [benadeelde partij] heeft mishandeld door tegen het hoofd en/of het gezicht en/of (boven)lichaam van die [naam 1] en/of [benadeelde partij] te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
medeplegen van mishandeling;
en
medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en daarnaast een taakstraf voor de duur van 60 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie – gelet op de persoon van de verdachte, het feit dat zij ook langere tijd een enkelband heeft gehad en de overschrijding van de redelijke termijn – te hoog is. Een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen waarvan 44 dagen voorwaardelijk, zonder oplegging van een taakstraf, zou volgens de raadsman passender zijn. De raadsman heeft bepleit voor oplegging van de bijzondere voorwaarden die de reclassering adviseert, omdat de verdachte binnen het huidige schorsingstoezicht al stappen in de goede richting heeft gezet, maar er nog niet is. Betrokkenheid van de reclassering helpt haar om door te blijven zetten en goede keuzes te maken. Voorts zou het beëindigen van het toezicht ertoe kunnen leiden dat de verdachte haar – vanuit het forensisch kader geboden – begeleid wonen plek zou kwijtraken, waardoor zij wederom dakloos zou worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de mishandeling van [benadeelde partij] en [naam 1] . Wat betreft [benadeelde partij] was bovendien sprake van een vooropgezet plan. [benadeelde partij] heeft hierbij onder andere een gekneusde pink en letsel aan zijn hoofd opgelopen. [naam 1] was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats met alle gevolgen van dien: een gekneusde oogkas en letsel aan zijn hoofd. De verdachte heeft al met al op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van de uitnodiging van [benadeelde partij] , waarbij zij het feit dat [benadeelde partij] in zijn eigen woning mishandeld zou worden, evenals het risico dat [naam 1] als toevallige passant verwikkeld zou raken in de mishandeling, ondergeschikt gemaakt aan haar eigen wraakgevoelens jegens [benadeelde partij] , naar eigen zeggen voortkomend uit negatieve persoonlijke ervaringen met hem.
De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De mishandeling heeft voor hen niet alleen fysieke, maar ook psychische gevolgen gehad. Uit het dossier blijkt dat zowel [benadeelde partij] als [naam 1] zich na het incident onveilig voelden en niet naar buiten durfden. Ook is hun vertrouwen in andere mensen flink afgenomen. [naam 1] heeft hiervoor zelfs EMDR-therapie gevolgd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte. Blijkens haar uittreksel justitiële documentatie van 9 september 2025 is de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
De verdachte heeft sinds haar schorsing van de voorlopige hechtenis in deze zaak en in het kader van een voorwaardelijke veroordeling nadien, toezicht van de reclassering. Uit het reclasseringsadvies van 23 september 2025 volgt dat de verdachte inziet dat zij sturing, begeleiding en behandeling nodig heeft om haar leven verder op orde te krijgen en te houden. Ze groeit op het gebied van openheid en inzet voor gedagsverandering. Haar psychosociale problematiek maakt echter dat ze met momenten hulpverleningscontacten uit de weg gaat. Als zij daar duidelijk op wordt aangesproken, weet zij zich te herpakken. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld en de wisselvallige houding van de verdachte maakt dat interventies binnen een gedwongen kader – gelet op de kans op onttrekking aan hulpverlening – geïndiceerd zijn. De reclassering adviseert de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en dagbesteding.
Strafoplegging
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn van 2 jaar waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg afgerond hoort te zijn, met 8 maanden is overschreden.
Met deze overschrijding zal de rechtbank rekening houden bij de bepaling van de straf, nu deze overschrijding niet aan de verdediging te wijten valt.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest opleggen, te weten een gevangenisstraf van 60 dagen waarvan 44 dagen voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals door de reclassering zijn geadviseerd met een proeftijd van 3 jaar. Deze voorwaarden en de langere proeftijd – sturing waar de verdachte zelf achterstaat – acht de rechtbank noodzakelijk om het recidiverisico te beperken. De oplegging van een taakstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, acht de rechtbank niet meer passend. De verdachte heeft sinds haar aanhouding stappen gezet om haar leven op de rit te krijgen, is sindsdien niet meer met justitie in aanraking gekomen en neemt bovendien verantwoordelijkheid voor haar daden. Daarnaast is de redelijke termijn overschreden en heeft de verdachte tijdens haar schorsing langere tijd een enkelband gedragen, waardoor zij geruime tijd in haar doen en laten beperkt is geweest.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 2.300,00 bestaande uit € 800,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dat de gevorderde materiële schade moet worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade kan deels worden toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit is het bedrag dat door de rechtbank in de zaak van medeverdachten [medeverdachte 1] (03/036576-23) en [naam 2] (03/016185-23) is vastgesteld. De vordering moet voor het overige worden afgewezen. De officier van justitie heeft gevorderd om het toe te wijzen schadebedrag hoofdelijk op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade moet worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat de rechtbank moet meewegen dat de benadeelde partij zelf – na het strafbare feit – contact heeft gezocht met de verdachte en haar vriend en hen daarbij lastig heeft gevallen. Het schadebedrag moet daarom worden gematigd tot € 250,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door
het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht.
Materiële schade
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk ten aanzien van de gevorderde
materiële schade, omdat op geen enkele wijze is onderbouwd dat [benadeelde partij] werk had, dat hij
voor de duur van twee weken niet kon werken en hoeveel salaris hij verdiende.
Immateriële schade
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft in beperkte gevallen recht op
vergoeding van andere schade dan vermogensschade. Een van die in de wet limitatief
opgesomde gevallen is wanneer er sprake is van fysiek letsel. Daarvan is in voorliggend
geval sprake.
De verdediging betwist de vordering van de benadeelde partij gemotiveerd met een “eigen schuld” verweer. Een juiste beoordeling daarvan vergt nader onderzoek en daarmee aanhouding van de behandeling van de zaak. Dat levert echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 300, 301 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland telefonisch via telefoonnummer 088-8041501. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door Stevig of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de veroordeelde verblijft bij [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
e veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van dag invulling, met een vaste structuur;
  • geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de
  • bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.W. Peters, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Stuurman, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 29 december 2022 te Nederweert,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met voorbedachten rade
[naam 1] en/of [benadeelde partij] heeft mishandeld door eenmaal of meermalen
tegen het hoofd en/of het gezicht en/of (boven)lichaam van die [naam 1] en/of
[benadeelde partij] te slaan en/of stompen en/of trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [naam 3] en/of [naam 2] en/of [medeverdachte 2] op of
omstreeks 29 december 2022 te Nederweert,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met voorbedachten rade
[naam 1] en/of [benadeelde partij] heeft/hebben mishandeld door eenmaal of
meermalen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of (boven)lichaam van die [naam 1]
en/of [benadeelde partij] te slaan en/of stompen en/of trappen bij en/of tot het plegen van welk
misdrijf verdachte op of omstreeks 29 december 2022 te Nederweert, opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft door:
- het adres van die [benadeelde partij] te achterhalen en/of
- ( vervolgens) af te spreken met die [naam 1] en/of [benadeelde partij] in de woning van die
[benadeelde partij] en/of
- door middel van een smoes de huissleutels van die [benadeelde partij] afhandig te maken
(zodat de toegangsdeur kon worden geopend);

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg proces-verbaalnummer LB1R022123-94. gesloten d.d. 17 april 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 835.
2.Proces-verbaal van aangifte door [naam 1] d.d. 29 december 2022, p. 472-475.
3.Medische informatie van GGD Limburg-Noord omtrent [naam 1] d.d. 25 januari 2023, p. 479.
4.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] d.d. 30 december 2022, p. 480-484.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 februari 2023, p. 58-63.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 21 februari 2023, p. 244-249 en proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] 22 februari 2023 p. 250-259
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2023, p. 212-215.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 2] d.d. 22 februari 2023, p. 156-168.