ECLI:NL:RBLIM:2025:10463

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
11790486 \ CV EXPL 25-2918
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonpunt en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Woonpunt vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woonruimte vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De procedure begon met een dagvaarding op 1 juli 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 september 2025. De gedaagde had een huurachterstand van meer dan drie maanden, die was opgelopen tot € 5.511,37. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn betalingsverplichtingen en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, zoals betalingsonmacht, werden niet als voldoende beschouwd om de ontbinding te voorkomen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonpunt toegewezen, inclusief de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld om de woonruimte binnen veertien dagen te ontruimen en de proceskosten te betalen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11790486 \ CV EXPL 25-2918
Vonnis van 22 oktober 2025
in de zaak van
STICHTING WOONPUNT,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonpunt,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 1 juli 2025 met producties 1 tot en met 5;
- de schriftelijke weergave van het antwoord van [gedaagde] ;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van Woonpunt met bijgevoegde productie waaruit de actuele huurachterstand per 10 september 2025 blijkt;
- de mondelinge behandeling van 30 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en waarbij Woonpunt een actueel huuroverzicht heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Woonpunt verhuurt met ingang van 12 mei 2022 aan [gedaagde] de zelfstandige woonruimte met aanhorigheden aan het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huur bedraagt thans € 688,95 per maand en is maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigd. Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte, versie 1 januari 2016 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
2.3.
Woonpunt heeft [gedaagde] op 15 mei 2025 aangemaand tot betaling van de vordering van toentertijd € 4.840,25 binnen een termijn van veertien dagen nadat die brief bij [gedaagde] is bezorgd, bij gebreke waarvan hij € 736,93 aan incassokosten zou moeten voldoen.
2.4.
Op 22 mei 2025 heeft Woonpunt [gedaagde] aangemeld bij de gemeente of een namens de gemeente opererende schuldhulpinstantie.
2.5.
Op 12 september 2025 heeft [gedaagde] € 688,95 betaald.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en betaling van € 5.511,37 aan huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Woonpunt legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan wanbetaling van de huurpenningen en heeft inclusief de maand juni 2025 een huurschuld doen ontstaan van € 5.511,37.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Als de verhuurder ontbinding van een huurovereenkomst van woonruimte wil, kan dat in beginsel alleen door de rechter geschieden (artikel 7:231 BW). Bij de beoordeling of ontbinding naar de aard en betekenis van de tekortkoming gerechtvaardigd is, dient rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder worden ook omstandigheden gerekend die na de gestelde tekortkoming hebben plaatsgevonden.
4.2.
[gedaagde] heeft het bestaan en de hoogte van de huurachterstand niet betwist. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen tegenover Woonpunt. Hieruit volgt dat er ten tijde van de dagvaarding een huurachterstand bestond van meer dan drie maanden die in de periode tot aan de mondelinge behandeling verder is opgelopen. De kantonrechter acht de tekortkoming ernstig genoeg om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. De door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden dat sprake is geweest van betalingsonmacht en andere schulden maken namelijk niet dat sprake is van een tekortkoming van geringe betekenis of van bijzondere aard. Die omstandigheden komen voor zijn rekening en risico en doen niet af aan de belangen die Woonpunt heeft bij een huurder die aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. De kantonrechter acht verder nog van belang dat Woonpunt onweersproken heeft gesteld dat zij [gedaagde] op 22 mei 2025 heeft aangemeld bij de gemeente of een namens de gemeente opererende schuldhulpinstantie en daarmee artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening heeft nageleefd. Dit alles betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt toegewezen met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op twee weken na betekening van dit vonnis omdat [gedaagde] in het gehuurde verblijft.
4.3.
Omdat [gedaagde] het bestaan en de hoogte van de huurachterstand niet betwist, zal de gevorderde huurachterstand ook worden toegewezen. Ook zal [gedaagde] de huurbetalingsverplichtingen moeten nakomen tot en met de maand waarin hij het gehuurde verlaat, reden waarom ook de vordering tot betaling van (een vergoeding gelijk aan) de huurprijs vanaf 30 juni 2025 tot het tijdstip van ontruiming zal worden toegewezen. Hiervan zal de maand september 2025 worden uitgesloten nu uit het meest actuele overzicht van de huurachterstand blijkt dat [gedaagde] deze termijn op 12 september 2025 heeft betaald.
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente
4.4.
Woonpunt vordert betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter moet in beginsel ambtshalve vaststellen of in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt over deze gevorderde onderdelen en beoordelen of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het betreffende beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen, ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak. Dit alles volgt uit het Dexia-arrest (HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68) en het Gupfinger-arrest (HvJ EU 8 december 2022, ECLI:EU:2022:971).
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat de Algemene voorwaarden in artikel 14.2 een beding bevat op grond waarvan Woonpunt aanspraak kan maken op vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Het beding wijkt niet ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling die zonder dat beding zou gelden. Het beding is daarom niet oneerlijk en staat niet aan toewijzing van de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten in de weg.
4.6.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moeten worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Woonpunt heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt een bedrag van € 736,93 toegewezen.
4.7.
Over de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten vordert Woonpunt blijkens randnummer 12 van de dagvaarding, de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Nu [gedaagde] tegen de verschuldigdheid daarvan geen verweer heeft gevoerd en hij in verzuim verkeert, zal de wettelijke rente worden toegewezen – zoals gevorderd door Woonpunt – met ingang van de dag van de dagvaarding (1 juli 2025).
Proceskosten
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonpunt worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.501,45

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Woonpunt zijn, te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, en de sleutels af te geven aan Woonpunt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Woonpunt te betalen € 5.511,37 aan achterstallige huur, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 juli 2025 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Woonpunt te betalen € 688,95 per maand aan lopende huur dan wel gebruikersvergoeding voor iedere ingegane maand vanaf 30 juni 2025 – met uitzondering van de maand september 2025 – tot het tijdstip van de ontruiming,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonpunt te betalen een bedrag van
€ 736,93 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als
bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 juli 2025 tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.501,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025.