Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De beslissing
spreekt de verdachte vrijvan het tenlastegelegde.
Rechtbank Limburg
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983 en gedetineerd in P.I. [locatie PI], heeft de rechtbank Limburg op 24 september 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van opzet/schuldverkrachting van [naam], waarbij de tenlastelegging inhield dat hij seksuele handelingen had verricht zonder de instemming van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 10 september 2025 zijn de verdachte en zijn raadsvrouw verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de verkrachting, verwijzend naar de consistente verklaringen van [naam] en steunbewijs van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig bewijs was en dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel [naam] gedetailleerd en consistent had verklaard, haar beschuldigingen onvoldoende steun vonden in objectief bewijsmateriaal. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee partijen betrokken zijn en dat het bewijs niet mag steunen op de verklaring van één getuige. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen, vooral omdat deze uit dezelfde bron afkomstig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het feit had gepleegd.