ECLI:NL:RBLIM:2025:1059

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
03.121299.24 A
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en medeplegen van cocaïne met bijzondere voorwaarden

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 april 2024 te Vaals ongeveer 14 kilogram cocaïne heeft vervoerd en medeplegen van het aanwezig hebben van deze drugs. De verdachte, geboren in 1997, werd bijgestaan door advocaat mr. D.C.E. Timmermans. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 32 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank volgde het verweer van de verdediging niet en oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de pakketten cocaïne bevatten. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling, en onttrok de auto van de verdachte aan het verkeer. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.121299.24
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1997,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. D.C.E. Timmermans, advocaat, kantoorhoudende te Rotterdam .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 januari 2025. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [naam 1] (03.121237.24), [naam 2] (03.121214.24) en [naam 3] (03.121145.24).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 8 april 2024 te Vaals samen met anderen ongeveer 14 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde, te weten het in vereniging vervoeren van ongeveer 14 kilogram cocaïne, kan worden bewezen. Gelet op de waarnemingen van de politie en de bekennende verklaring van verdachte kan worden vastgesteld dat zij de cocaïne naar Vaals heeft vervoerd. Zij bestuurde immers de auto waarin deze cocaïne in een verborgen ruimte was opgeborgen. Dat verdachte niet wist dat zij cocaïne vervoerde is niet aannemelijk. Nu zij heeft ingestemd met het vervoer voor een groot geldbedrag, terwijl zij zelf al het vermoeden had dat het om verdovende middelen ging, en zij naar een voor haar onbekende plek moest rijden en de cocaïne daar moest overdragen aan een voor haar onbekende persoon, kan daarmee worden gesteld dat zij op zijn minst het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren van cocaïne.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Hoewel verdachte in de veronderstelling was dat zij hasj vervoerde, refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank of een ‘voorwaardelijk opzet-constructie’ tot een bewezenverklaring kan leiden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] en [naam 9]relateren – zakelijk weergegeven – als volgt: [2]
Op 8 april 2024 waren wij belast met algemene surveillance op en rond autosnelweg A2. Omstreeks 09.50 uur reden wij op de autosnelweg A2 te Weert. Wij zagen dat een personenauto voorzien van het Nederlandse kenteken [kentekennummer 1] een melding gaf op de Automatic Numberplate Recognition (ANPR). Dit voertuig is in een ANPR-referentiebestand geplaatst met als doel om dit voertuig te controleren vanwege of in verband met ondermijnende criminaliteit. In dit voertuig is namelijk eerder een verborgen ruimte aangetroffen.
Kenteken: [kentekennummer 1] ;
Merk: CITROEN.
Wij zagen omstreeks 10.32 uur op de autosnelweg A76 het voertuig rijden, komende uit de richting van Maastricht, gaande in de richting van Simpelveld. Wij zagen dat er zich in dit voertuig één vrouwspersoon zat. Wij zagen dat deze vrouwspersoon als bestuurster optrad. Deze bestuurster bleek later de verdachte te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats 1] .
Aankomst [kentekennummer 1] in Vaals
Wij, verbalisanten [naam 5] en [naam 7] , zagen dat het voertuig via de N281 en de N278 naar het dorp Vaals reed. Wij zagen dat het voertuig in Vaals aankwam en parkeerde op de Beemderlaan in Vaals. Wij zagen dat het voertuig parkeerde in een parkeervak gelegen aan de Beemderlaan tussen de Sneeuwberglaan en de Maastrichterlaan. Wij zagen dat [verdachte] in het voertuig bleef zitten.
Aankomst [kentekennummer 2] in Vaals
Ik, verbalisant [naam 4] , reed op de Maastrichterlaan te Vaals. Ik zag een personenauto rijden voorzien van het Nederlandse kenteken [kentekennummer 2] . Ook dit voertuig was in een ANPR-referentiebestand geplaatst met als doel om dit voertuig te controleren vanwege of in verband met ondermijnende criminaliteit.
Kenteken: [kentekennummer 2] ;
Merk: BMW.
Ik zag dat er tenminste twee manspersonen in dit voertuig zaten. Ik zag namelijk twee manspersonen zitten. Ik herkende de bestuurder van dit voertuig als zijnde de later aangehouden verdachte: [naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1991 te [geboorteplaats 2] .
Contact tussen [kentekennummer 2] en [kentekennummer 3]
Ik, verbalisant [naam 5] , stond gepositioneerd op de Sneeuwberglaan in Vaals. Ik zag dat de personenauto voorzien van het Nederlandse kenteken [kentekennummer 2] mij passeerde. Ik zag dat het voertuig keerde. Ik zag dat het voertuig zijn weg vervolgde op de Sneeuwberglaan in tegengestelde richting. Ik zag dat het voertuig stopte op de Sneeuwberglaan ter hoogte van perceelnummer [nummer] . Ik zag vervolgens een manspersoon lopen over de weg vanuit de richting van de [kentekennummer 2] . Mijn vermoeden is dat deze manspersoon zojuist was uitgestapt uit de [kentekennummer 2] . Ik herkende deze persoon als de later aangehouden verdachte genaamd: [naam 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1996 te [geboorteplaats 2] .
Ik zag dat [naam 1] naar een Duits kentekenvoertuig liep. Ik zag dat dit voertuig voorzien was van het Duitse kenteken [kentekennummer 3] . Ik zag dat [naam 1] de auto ontgrendelde, instapte en wegreed met het voertuig. Ik zag dat op hetzelfde moment het Nederlandse voertuig met kenteken [kentekennummer 2] ook wegreed. Ik zag dat beide voertuigen achter elkaar aan reden. Dit bevestigde mijn vermoeden dat [naam 1] even daarvoor was uitgestapt uit de [kentekennummer 2] en nu bestuurder was van de [kentekennummer 3] .
Na bevraging van het Duitse kenteken zag ik de volgende gegevens:
Kenteken: [kentekennummer 3] ;
Land: Bondsrepubliek Duitsland;
Merk: Audi.
Ik, verbalisant [naam 5] , zag dat zowel de [kentekennummer 2] als de [kentekennummer 3] vanaf de Sneeuwberglaan linksaf sloeg Beemderlaan op richting de geparkeerde [kentekennummer 1] .
Waarnemingen contact [kentekennummer 2] en [kentekennummer 1]
Ik, verbalisant [naam 8] , stond nog steeds op de Prins Alexanderplein te Vaals. Ik had hierbij direct zicht op de personenauto [kentekennummer 1] die geparkeerd stond aan de Beemderlaan te Vaals. De afstand van mij naar de Citroen was ongeveer honderd (100) meter. Ik zag dat [verdachte] op de bestuurdersstoel zat en op haar telefoon aan het tikken was. Ik hoorde dat er portofonisch werd doorgegeven dat de personenauto voorzien van kenteken [kentekennummer 2] vanuit de Maastrichterlaan (N278) in de richting van de [kentekennummer 1] reed. Ik zag de [kentekennummer 2] aan komen rijden. Ik zag dat de BMW strak naast de [kentekennummer 1] parkeerde. Ik zag dat verdachte [verdachte] uit de [kentekennummer 1] stapte en naar de bijrijderszijde van de [kentekennummer 1] liep. Ik zag dat [naam 3] als bestuurder uit de [kentekennummer 2] stapte. Ik zag dat [verdachte] en [naam 3] bezig waren bij de stoel aan de bijrijderszijde. Ik zag dat [verdachte] naar de bestuurderszijde van de [kentekennummer 1] liep. Ik zag dat [verdachte] voorovergebogen bij de voorstoel bezig was. Het is ons namelijk bekend dat de toegang tot de eerder aangetroffen verborgen ruimte in dit voertuig gevestigd is onder beide voorstoelen van dit voertuig. Ik had hierbij sterk de indruk dat zij met de eerder gevonden verborgen ruimte bezig was. Ik zag na enkele minuten dat [verdachte] weer instapte als bestuurster van de [kentekennummer 1] .
Waarnemingen overdracht bigshopper
Ik, verbalisant [naam 8] , zag dat de Duitse personenauto voorzien van kenteken [kentekennummer 3] aan kwam rijden. Ik zag dat hij achteruit parkeerde twee parkeervakken naast de [kentekennummer 1] . Ik zag dat [naam 3] richting de [kentekennummer 3] liep. Ik zag dat [naam 3] in de raamopening van de [kentekennummer 3] hing. Hierbij leek het dat hij in gesprek was met een persoon in de [kentekennummer 3] . Ik zag dat [naam 3] weer terugliep naar de [kentekennummer 1] . Ik zag dat hij de bijrijdersdeur opende. Ik zag dat hij iets zwaars oppakte. Ik zag dat [naam 3] met een bigshopper naar de [kentekennummer 3] liep. Ik zag dat [naam 3] de bigshopper met twee handen vasthield. Ik zag dat [naam 3] moeilijk liep door het gewicht van de bigshopper. Ik zag dat [naam 3] de bigshopper op de achterbank van de [kentekennummer 3] plaatste. Ik zag dat [naam 3] direct terug liep en als bestuurder plaatsnam in de [kentekennummer 2] . Ik zag dat [verdachte] haar voertuig met kenteken [kentekennummer 1] in haar achteruit zette en het parkeervak verliet. Ik zag dat de [kentekennummer 1] naar de Maastrichterlaan reed.
Staandehouding voertuigen
Gezien voornoemde feiten en omstandigheden besloten wij, verbalisanten, over te gaan tot interventie middels het staande houden van voornoemde voertuigen en personen. Ik, verbalisant [naam 5] , reed vervolgens vanaf de Sneeuwberglaan linksaf de Beemderlaan in Vaals op. Ik zag daar ter hoogte van een parkje de zwarte Duitse [type] geparkeerd staan voorzien van kenteken [kentekennummer 3] . Ik, verbalisant [naam 5] , parkeerde ons dienstvoertuig direct voor de Duitse [type] en zag op de bestuurdersstoel [naam 1] zitten. Ik had het politietransparant aangezet aan de voorzijde van ons dienstvoertuig met daarop de tekst ‘STOP POLITIE’. Ik, verbalisant [naam 5] , zag dat [naam 1] mij recht in de ogen aankeek. Ik zag dat hij het bestuurdersportier opende en vervolgens wegrende in de richting van het aldaar gelegen parkje. Ik riep vervolgens luidkeels: “Politie staan blijven, politie blijf staan”. Ik zag dat [naam 1] hier geen gehoor aan gaf en van mij af bleef rennen. Ik zag dat mijn collega [naam 7] op dat moment vanuit het park richting mij en de wegrennende [naam 1] kwam gelopen.
Vluchtende verdachten vanaf Duitse Audi
Wij, verbalisanten [naam 7] en [naam 4] , zagen dat twee manspersonen bij het Duitse voertuig voorzien van kenteken [kentekennummer 3] vandaan renden. Wij herkenden de persoon die vanaf de bestuurderszijde van de [kentekennummer 3] vandaan rende als zijnde de later aangehouden verdachte [naam 1] . Wij zagen dat er een manspersoon vanaf de bijrijderszijde van de [kentekennummer 3] vandaan rende. Deze persoon bleek later de verdachte te zijn genaamd: [naam 2] , geboren op [geboortedatum 4] 1995 te [geboorteplaats 2] .
Achtervolging [naam 1]
Wij, verbalisanten [naam 7] en [naam 4] , zagen dat [naam 1] in onze richting kwam rennen. Wij hebben [naam 1] op luide en niet mis te verstane wijze medegedeeld dat hij was aangehouden en dat wij van de politie waren. Wij zagen dat [naam 1] via bosschages aan ons probeerde te ontsnappen. Wij zagen dat [naam 1] een mobiele telefoon uit zijn linker broekzak haalde. Wij zagen dat [naam 1] deze met een grote boog in een naastgelegen vijver van ongeveer twintig bij twintig meter gooide. Wij zagen dat [naam 1] tijdens zijn vluchtpoging door de bosschages ten val kwam. Hierop konden wij [naam 1] vastpakken en de transportboeien bij hem aanleggen.
Aantreffen bigshopper vermoedelijke cocaïne
Ik, verbalisant [naam 5] , ben vervolgens terug naar de Duitse Audi [type] gelopen en heb het linker achterportier geopend. Ik zag dat er een witte gevulde bigshopper op de achterbank stond ter hoogte van de linker zitting. Ik kon direct goed in de bigshopper kijken en zag dat deze volledig gevuld was met bruine getapete rechthoekige pakketten die ik ambtshalve herkende als zijnde kilo-pakketten cocaïne.
Aantreffen + onderzoek telefoon [naam 2]
Ik, verbalisant [naam 5] , zag vervolgens dat er een smartphone open direct naast de bigshopper met blokken cocaïne stond. Ik nam deze telefoon ook in beslag. Ik heb vervolgens in de galerij van de smartphone gekeken. Ik zag dat er 9 selfies in de galerij stonden. Ik herkende op meerdere van deze selfies de zojuist aangehouden verdachte [naam 2] . Ik zag ook dat er in de galerij van de telefoon twee foto’s stonden van een rijbewijs. Ik zag dat het rijbewijs op naam stond van [naam 2] , geboren [geboortedatum 4] 1995 en dat de foto op het rijbewijs tevens overeenkwam met de zojuist aangehouden verdachte [naam 2] .
Aanhouding [naam 1]
Maandag 8 april 2024 omstreeks 11.13 uur hielden wij, verbalisanten [naam 7] en [naam 4] , [naam 1] aan ter zake handel in verdovende middelen.
Achtervolging [naam 2]
Ik, verbalisant [naam 4] , zag dat [naam 2] van ons af rende. Ik heb op luide en niet mis te verstane wijze medegedeeld dat hij was aangehouden. Ik, verbalisant [naam 8] , hoorde portofonisch dat verbalisant [naam 4] een achtervolging te voet had achter [naam 2] . Hierop ben ik in de richting van verbalisant [naam 4] gerend. Ik zag dat [naam 2] in het eerste hofje van de Clarissenstraat achter bebouwing vandaan kwam rennen. Ik, verbalisant [naam 4] , zag toen ik de hoek om kwam rennen dat verbalisant [naam 8] bij de juiste verdachte stond, te weten [naam 2] . Ik zag dat verbalisant [naam 8] aanhield.
Aanhouding [naam 2]
Maandag 8 april 2024 omstreeks 11.15 uur hield ik, verbalisant [naam 8] , [naam 2] aan ter zake handel in verdovende middelen.
Achtervolging en aanhouding [naam 3]
Wij zagen dat de verdachte [naam 3] als bestuurder optrad van het voertuig voorzien van kenteken [kentekennummer 2] . Ik, verbalisant [naam 9] , heb middels het politietransparant aan de voorzijde een stopteken gegeven aan het voertuig voorzien van kenteken [kentekennummer 2] . Wij, verbalisanten [naam 9] en [naam 6] , zagen dat het voertuig hier niet aan voldeed en met verhoogde snelheid achteruit reed op de Beemderlaan in Vaals in de richting van de Sneeuwberglaan.
Op de Prins Bernhardplein heb ik, verbalisant [naam 6] , het vluchtende voertuig en de bestuurder doen stoppen door mijn dienstvoertuig tegen het vluchtende voertuig te zetten. Wij, verbalisanten [naam 6] en [naam 9] , zagen dat [naam 3] uitstapte en van ons af rende. Wij hebben [naam 3] op luide en niet mis te verstane wijze medegedeeld dat hij was aangehouden. Ik, verbalisant [naam 6] , wist de vluchtende [naam 3] in te halen en vast te pakken. Hierop hebben wij, verbalisanten [naam 6] en [naam 9] , transportboeien aangelegd bij [naam 3] .
Aanhouding [naam 3]
Maandag 8 april 2024 omstreeks 11.16 uur hielden wij, verbalisanten [naam 6] en [naam 9] , [naam 3] aan ter zake handel in verdovende middelen.
Contact [kentekennummer 1]
Ik, verbalisant [naam 4] , ben in mijn onopvallend dienstvoertuig de Maastrichterlaan (N278) opgereden in de richting van de snelweg A76. Na enkele minuten over de Maastrichterlaan (N278) te hebben gereden met verhoogde snelheid zag ik het eerder voornoemde kenteken (
de rechtbank begrijpt: voertuig) voorzien van kenteken [kentekennummer 1] rijden.
Stopteken [kentekennummer 1]
Gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden heb ik, verbalisant [naam 4] , een stopteken gegeven aan de bestuurder van het voornoemde voertuig. Hieraan werd door de bestuurder voldaan.
Aanhouding bestuurster [kentekennummer 1]
Maandag 8 april 2024 omstreeks 11.21 uur hield ik, verbalisant [naam 4] , [verdachte] aan ter zake handel in verdovende middelen.
Inbeslagname met veiligstellen FO
Ik, verbalisant [naam 8] , heb de aangetroffen bigshopper met verdovende middelen in beslag genomen.
Ik, verbalisant [naam 4] , heb de blokken vermoedelijke cocaïne uit de tas gehaald. Deze blokken zijn door mij, verbalisant [naam 4] , met gebruikmaking van dubbele handschoenen en met gebruikmaking van een mondkapje in een breathable seal bag gedaan.
Goednummer: 1695042;
Seal bag nummer: 00714700.
Bij het proces-verbaal van voornoemde verbalisanten is een fotoblad als bijlage toegevoegd. Op foto 2 is een witte bigshopper te zien met daarin bruine/oranje/gele pakketten. [3]
Verbalisant [naam 10]relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: [4]
Op 9 april 2024, om 08.41 uur, was ik, verbalisant, belast met het wegen van de inbeslaggenomen vermoedelijke verdovende middelen. Ik telde 14 blokken vermoedelijk verdovende middelen die ingewikkeld waren in bruine tape. Ik plaatste de zak met daarin de 14 blokken op de weegschaal.
Goednummer: PL2300-2024056149-1695042;
Aantal: 14 stuks;
Totale hoeveelheid: 14 kg.
Verbalisant [naam 11]relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: [5]
Op 18 april 2024 om 10:56 uur werd door de Forensische Opsporing een onderzoek
verricht aan aangeboden onderzoeksitems.
Het volgende onderzoeksitem is aangeboden voor onderzoek:
Uniek Voorwerp Nummer: AARH0405NL;
BHV goednummer: G1695042;
Object: 14 oranje blokverpakkingen gescheiden in twee groepen o.b.v. uiterlijke kenmerken;
Kleur: wit;
Aantal: 14;
Nettogewicht: 14081,03 gram.
Onderzoek - afsplitsingen
Veertien oranje blokverpakkingen gescheiden in twee groepen o.b.v. uiterlijke kenmerken (AARH0405NL).
De volgende onderzoeksitems zijn in het onderzoek afgenomen:
Uniek Voorwerp Nummer: AARH0019NL;
Object: 11 blokken met de tekst ‘XRF’;
Kleur: wit;
Aantal: 11;
Nettogewicht: 11067,33 gram;
Uniek Voorwerp Nummer: AARH0018NL;
Object: 3 blokken met een afbeelding van een vogel;
Kleur: wit;
Aantal: 3;
Nettogewicht: 3013,70 gram.
De
rapporten van het Nederlands Forensisch Instituutvermelden – zakelijk weergegeven – dat AARH0018NL en AARH0019NL cocaïne bevatten. [6]
Verdachteheeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het navolgende verklaard:
Ik moest iets afgeven en ik zou daar betaald voor krijgen. Ik werd gevraagd door een vriend. Ik kreeg die vraag een aantal keren, maar toen ik geen betalingsregeling kon krijgen voor mijn huurschuld ben ik daar op ingegaan. Die vriend is in de ochtend naar mij toe gekomen en liet mij zien hoe de verborgen ruimtes moesten worden geopend. Hij heeft de open ruimtes geopend en ik zag bruine pakketjes met tape. De opdracht was om de pakketjes naar Vaals te brengen. Ik ben naar Vaals gereden en ik reed in een Citroen. Ik moest buiten op de parkeerplaats bij Albert Heijn parkeren en dan zou er iemand naar mij toe komen. Mijn rol was inderdaad het overbrengen van de pakketten die in de verborgen ruimtes zaten naar Vaals. Die pakketten heb ik uit de verborgen ruimtes onder de bestuurders- en bijrijdersstoel gehaald en in de bigshopper, die ik in de auto had, gezet. Ik heb tegen medeverdachte [naam 3] gezegd dat hij die tas moest meenemen en hij pakte de tas op van de stoel.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte op 8 april 2024 naar Vaals is gereden en op de parkeerplaats bij Albert Heijn in Vaals pakketten in een bigshopper heeft overgedragen aan medeverdachte [naam 3] , die deze vervolgens op de achterbank van de Audi met Duits kenteken heeft gezet. Dit bleek ongeveer 14 kilogram cocaïne te betreffen.
De rechtbank stelt voorop dat voor het opzettelijk vervoeren en voorhanden hebben van drugs als bedoeld in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet is vereist dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze goederen, én dat deze goederen zich binnen haar machtssfeer bevonden. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Verdachte heeft erkend dat zij op 8 april 2024 op verzoek van een vriend verdovende middelen heeft vervoerd naar Vaals en deze heeft overgedragen aan de medeverdachte [naam 3] . Zij heeft echter ontkend dat zij wist dat het cocaïne betrof en heeft verklaard dat haar is verteld dat het om hasj ging.
Het dossier bevat geen aanwijzingen die op vol opzet bij de verdachte wijzen. Wetenschap aldus bij de verdachte dat het om cocaïne ging. De vraag die zich vervolgens aandient is of er wel gesproken kan worden van voorwaardelijk opzet. Voor voorwaardelijk opzet geldt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er in de pakketten cocaïne zat. Of de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Verdachte heeft verklaard dat zij op verzoek van een vriend tegen betaling pakketten naar Vaals heeft gebracht. Die vriend heeft de pakketten in de verborgen ruimtes gelegd en heeft haar laten zien hoe die ruimtes geopend moesten worden. Zij heeft toen ook de pakketten gezien. In Vaals moest zij die pakketten overdragen. Zij heeft de pakketten toen uit de verborgen ruimtes gehaald en in een bigshopper gedaan die vervolgens door [naam 3] is overgenomen. Door onder genoemde omstandigheden de pakketten te vervoeren en voorhanden te hebben zonder hierover nadere vragen te stellen en zich van de inhoud van de pakketten te vergewissen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de pakketten die zij vervoerde en voorhanden had illegale zaken zoals in dit geval cocaïne zouden bevatten. De cocaïne bevond zich gezien het voorgaande ook in haar machtssfeer. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het vervoer en het voorhanden hebben van de cocaïne.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ongeveer 14 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en verstrekken van cocaïne.
Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten bij het voorhanden hebben van cocaïne. Er is dan ook sprake van medeplegen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen ten aanzien van het vervoeren van cocaïne, nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 8 april 2024 te Vaals, opzettelijk heeft vervoerd en tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 14 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals deze door de reclassering in haar advies zijn verwoord. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de strafeis rekening gehouden met de ernst van het feit, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de LOVS-oriëntatiepunten en de omstandigheid dat het feit in georganiseerd verband is gepleegd. Verdachte heeft enig inzicht gegeven in de feiten en omstandigheden die haar tot het plegen van dit feit hebben gebracht, hetgeen ertoe heeft geleid dat de reclassering over recidivebeperkende interventies heeft kunnen adviseren. Dit maakt dat de officier van justitie de nadruk iets minder wil leggen op vergelding en meer op het voorkomen van herhaling in de toekomst.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht een gevangenisstraf met een (groot) voorwaardelijk deel op zijn plaats. De rechtbank Rotterdam werkt al enige tijd met de ‘Snelle Toekomstgerichte MK’ waarbij wordt uitgegaan van een strafoplegging met als voornaamste doel het toekomstperspectief. De zaak van verdachte leent zich daarvoor, nu de rol van verdachte beperkt is, het een eenmalig incident lijkt, verdachte er snel voor heeft gekozen medewerking te verlenen aan het onderzoek en openheid van zaken te geven, verdachte de ernst van haar handelen inziet, zij beschikt over een stabiel netwerk/vangnet en verdachte bereid is om alle hulp te accepteren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en het samen met anderen aanwezig hebben van ongeveer veertien kilogram cocaïne. Gelet op de grote hoeveelheid cocaïne kan het niet anders dan dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in deze grote hoeveelheden gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en is een gevaar voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de drugshandel niet zelden gepaard met geweld, waardoor die handel ook een gevaar vormt voor de veiligheid. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en enkel oog gehad voor haar eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, waarin voor het vervoeren van 10 tot 20 kilogram harddrugs een gevangenisstraf van
40 maanden en in het geval van het aanwezig hebben van 10 tot 20 kilogram harddrugs een gevangenisstraf van 30 maanden wordt vermeld. Dit zal de rechtbank als uitgangspunt nemen bij de bepaling van de straf. De rechtbank ziet geen reden een andere lijn als uitgangspunt te nemen. De raadsman heeft verzocht de zaak te berechten conform de ‘Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting’ (STMK) zoals dat wordt gedaan bij de rechtbank Rotterdam. De rechtbank heeft de jurisprudentie waarnaar de raadsman in dit verband heeft verwezen bestudeerd en overweegt als volgt. Drugszaken kenmerken zich door grote overlast voor de samenleving en steeds hardnekkigere verharding van het milieu waarbij zelfs liquidaties niet zijn uitgesloten. Die verharding van het milieu blijkt ook uit het feit dat verdachte de naam van haar opdrachtgever niet wil en ook niet durft te noemen. Nog los van het feit dat de afspraken die de rechtbank Rotterdam hanteert geen landelijke toepassing kennen, is de rechtbank van oordeel dat de straffen die in de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie door de rechtbank Rotterdam worden opgelegd, geenszins recht doen aan de ernstige drugsproblematiek die Nederland steeds meer in een wurggreep houdt. Daarom zal de rechtbank geen acht slaan op die afspraken.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte het aanwezig hebben van cocaïne in vereniging met anderen heeft gepleegd.
De rechtbank weegt in strafverminderende zin mee dat verdachte vrijwel direct een verklaring heeft afgelegd en grotendeels openheid van zaken heeft gegeven.
Het reclasseringsrapport van 10 oktober 2024 vermeldt dat verdachte geen inkomen, geen werk en geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt heeft. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op letsel en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Ondanks dat verdachte nu wel positieve doelen gericht op de toekomst heeft, schat de reclassering in dat ondersteuning middels bijzondere voorwaarden nodig is om haar leven op de rit te krijgen. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachten, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal, alle relevante omstandigheden afwegend, een gevangenisstraf van
32 maanden waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, opleggen. Hieraan zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals de reclassering in haar advies van
10 oktober 2024 heeft geformuleerd en hierna in de beslissing zijn omschreven.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De officier van justitie heeft primair gevorderd de auto van verdachte te onttrekken aan het verkeer, nu het bezit daarvan vanwege de verborgen ruimtes in strijd is met de wet. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd de auto verbeurd te verklaren, omdat de auto is gebruikt bij het transport van de drugs.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
Nu het bewezenverklaarde met behulp van de auto, een Citroen met kenteken [kentekennummer 1] , is begaan en de auto van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang omdat de auto voorzien is van verborgen ruimtes, dient deze auto te worden onttrokken aan het verkeer. Voorts zal de rechtbank de teruggave van de GSM aan verdachte gelasten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt
a. veroordeelde dient zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, telefoonnummer: 088 8041302. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de
reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde laat zich behandelen door een forensisch polikliniek, te bepalen door de reclassering, ook indien dit behandeling door een FACT-team inhoudt.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan ook het innemen van medicijnen hieronder vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachten [naam 1] (geboren op [geboortedatum 3] 1996), [naam 2] (geboren op [geboortedatum 4] 1995) en [naam 3] (geboren op [geboortedatum 2] 1991), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van dagbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van cannabis/wiet om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Beslag
-
onttrekt aan het verkeerhet volgende in beslag genomen voorwerp:
- een Citroen met kenteken [kentekennummer 1] (PL2300-2024056149-1695082);
-
gelast de teruggavevan het volgende in beslag genomen voorwerp aan verdachte:
1 STK GSM (PL2300-2024056149-G1695079).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. J.S. Spijkerman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2025.
Buiten staat
Mr. J.S. Spijkerman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 april 2024 te Vaals, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 14 kilogram,, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Landelijke Expertise en Operaties, proces-verbaalnummer PL2300-2024056149, gesloten d.d. 25 april 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 162.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2024, pagina 14-24.
3.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2024, pagina 26.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2024, pagina 27.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 29 mei 2024 (aanvullend).
6.De geschriften, te weten de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 18 april 2024 en 19 april 2024 (aanvullend).