Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 27 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Weller Wonen.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de kantonrechter op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de woningstichting Weller Wonen. De huurder had een woning gehuurd van Weller Wonen, maar had een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd. Op 3 september 2025 had de kantonrechter in een eerdere zaak de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De huurder had echter geen hoger beroep ingesteld en de huurachterstand was inmiddels opgelopen tot tien maanden. Weller Wonen had aangekondigd de ontruiming op 29 oktober 2025 te laten plaatsvinden.
In het kort geding vorderde de huurder dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis werd verboden of geschorst, en dat Weller Wonen een dwangsom zou betalen voor elke dag dat zij niet aan deze vordering voldeed. De huurder stelde dat zijn belangen, waaronder de zorg voor zijn minderjarige kind, zwaarder wogen dan die van Weller Wonen. De kantonrechter oordeelde echter dat Weller Wonen een zwaarwegend belang had bij de ontruiming, omdat de huurder zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen en de woning zonder recht of titel werd bewoond. De kantonrechter wees de vorderingen van de huurder af en veroordeelde hem in de proceskosten van € 949,00.
De uitspraak benadrukt het belang van de woningstichting om betaalbare woonruimte te bieden aan mensen met een kleine beurs en de noodzaak voor huurders om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van de huurder niet opwogen tegen die van Weller Wonen, en dat de ontruiming door moest gaan.