ECLI:NL:RBLIM:2025:10637

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11787279 BM VERZ 25-3429
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind afgewezen; zelfredzaamheidstraject vereist

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 17 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van bewind. De betrokkene, geboren in 1991, heeft verzocht om het bewind op te heffen, dat was ingesteld vanwege schulden. Sinds januari 2021 is de betrokkene schuldenvrij en zij wenst haar financiën zelfstandig te beheren. De bewindvoerders hebben echter bezwaar gemaakt tegen dit verzoek, omdat zij van mening zijn dat de lichamelijke of geestelijke toestand van de betrokkene nog steeds een bewind rechtvaardigt. De betrokkene heeft in het verleden extra leefgeld aangevraagd en heeft geen inzicht gegeven in haar uitgaven, wat de zorgen van de bewindvoerders vergroot.

De kantonrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek tot opheffing van het bewind te vroeg is. De betrokkene heeft niet voldoende aangetoond dat zij in staat is om haar financiële belangen zelfstandig te behartigen. De kantonrechter heeft daarom het verzoek afgewezen, maar heeft de bewindvoerders opgedragen om een zelfredzaamheidstraject te starten met de betrokkene. Dit traject moet binnen zes maanden worden uitgevoerd en de bewindvoerders moeten de kantonrechter informeren over de voortgang. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door de verzoeker en andere belanghebbenden worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer : 11787279 BM VERZ 25-3429
dossiernummer : BM 391573
datum : 17 oktober 2025

beschikking op een verzoek tot opheffing van bewind

op verzoek van:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
met als bewindvoerders:
[bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] , beiden vennoot van [naam VOF] .,
correspondentieadres: [correspondentieadres] .

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek, ontvangen op 10 juli 2025,
- de schriftelijke reactie van de bewindvoerder(s), ontvangen op 25 juli 2025.
Het verzoek is mondeling behandeld op 26 september 2025.
Ter mondelinge behandeling heeft betrokkene een brief van haar huisarts, huisartsenpraktijk [naam huisarts] , overlegd inhoudende een beschrijving van de door betrokkene gezette stappen op persoonlijk vlak.

beoordeling

Betrokkene vraagt om opheffing van het bewind. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft zij samengevat aangevoerd destijds onder bewind te zijn gegaan wegens schulden. Sinds januari 2021 is betrokkene schuldenvrij. Na jaren onder bewind wenst betrokkene haar financiën zelfstandig te beheren. Zij maakt zelf potjes voor verschillende uitgavenposten en kan daarmee goed overzien wat zij kan uitgeven. Betrokkene zal dit na opheffing van het bewind voortzetten.
De bewindvoerders zijn het niet eens met het verzoek. Het bewind is ingesteld op grond van de lichamelijke of geestelijke toestand van betrokkene. Deze grondslag is nog steeds aanwezig, aldus de bewindvoerders. Betrokkene heeft een beperkt budget en vraagt met regelmaat extra leefgeld. In het kader van de zelfredzaamheid van betrokkene heeft zij een periode maandgeld in plaats van weekgeld ontvangen van de bewindvoerders. Dit is niet goed verlopen. Het baart de bewindvoerders zorgen dat betrokkene extra geld wenst te ontvangen, ook nadat aan haar is uitgelegd dat daarvoor geen ruimte bestaat. Verder hebben de bewindvoerders geen inzicht in de wijze waarop betrokkene haar leefgeld beheert. Zij neemt haar leefgeld namelijk direct na overmaking op in contanten waardoor de bewindvoerders niet kunnen zien waar betrokkene het leefgeld aan spendeert. Betrokkene is naar inschatting van de bewindvoerders nog niet voldoende zelfredzaam om haar financiën zelfstandig te beheren.
De kantonrechter overweegt dat op grond van de wet een bewind kan worden opgeheven als dat niet meer nodig is of als voortzetting daarvan niet zinvol is gebleken. De kantonrechter is van oordeel dat een opheffing op dit moment nog te vroeg is. Gelet op de stukken en het door betrokkene en de bewindvoerders verklaarde acht de kantonrechter de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig. Betrokkene controleert de jaarlijkse rekening en verantwoording niet, de poging om met maandgeld in plaats van weekgeld te werken is niet goed gegaan en er wordt geregeld extra leefgeld aangevraagd. Door betrokkene is onvoldoende gemotiveerd en aangetoond wat er in de afgelopen periode veranderd is waardoor zij nu voldoende zelfredzaam is om haar financiële belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Het verzoek om opheffing van het bewind zal daarom worden afgewezen. De kantonrechter zal verder bepalen dat de bewindvoerders een zelfredzaamheidstraject met betrokkene starten. Zo’n traject start bijvoorbeeld met het uitkeren van het leefgeld niet meer per week, maar per maand. Ook zal betrokkene zelf haar vaste lasten van het leefgeld moeten betalen. De precieze invulling van dit traject dienen de bewindvoerders met betrokkene af te stemmen. Het zelfredzaamheidstraject zal per ommegaande moeten worden gestart en zal zes maanden duren. Na afloop van het traject, moet de kantonrechter door de bewindvoerders geïnformeerd worden hoe het traject is verlopen. Afhankelijk van de uitkomst van het traject kan daarna het bewind alsnog worden opgeheven.

beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek tot opheffing van het bewind af,
- draagt de bewindvoerders op om per ommegaande een zelfredzaamheidstraject te starten met betrokkene voor de duur van zes maanden,
- draagt de bewindvoerders op om de kantonrechter schriftelijk te informeren over het verloop van het zelfredzaamheidstraject.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. Drenth, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.