In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een burengeschil tussen twee partijen over de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. De eiseres in conventie, vertegenwoordigd door mr. M.A. Ploemen, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door mr. S.X.J. Zuidema, met betrekking tot de nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst. De kern van het geschil draait om de vraag of de eiseres haar verplichtingen heeft nagekomen door de afgraving naast de garage van de gedaagde op de juiste wijze op te hogen, zoals voorgeschreven in het rapport van een deskundige. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis een deskundigenonderzoek bevolen om deze vraag te beantwoorden. De deskundige heeft geconcludeerd dat de eiseres aan haar verplichtingen heeft voldaan, wat door de kantonrechter is overgenomen. De gedaagde heeft echter bezwaren geuit tegen de conclusies van de deskundige, maar deze zijn door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de door de eiseres betaalde boetes onverschuldigd zijn, omdat er geen rechtsgrond was voor de gedaagde om deze te innen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 5.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen in reconventie van de gedaagde zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.