Uitspraak
1.De verdere procedure
- het tussenvonnis van 16 juli 2025;
- de akte uitlaten van de zijde van [eiser] van 27 augustus 2025;
- de akte na tussenvonnis van de zijde van Dexia van 27 augustus 2025.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, is de bevoegdheid van de Nederlandse rechter aan de orde. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, stelt dat er sprake is van een onrechtmatige daad die zich heeft voorgedaan in het rechtsgebied van de kantonrechter te Maastricht. Dexia Nederland B.V., de gedaagde partij, betwist deze bevoegdheid en vraagt om verwijzing naar de kantonrechter te Amsterdam, waar zij gevestigd is. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat de kantonrechter van Amsterdam in beginsel bevoegd is, maar heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten te verduidelijken.
De kantonrechter overweegt dat de schade die de eiser stelt te hebben geleden voortvloeit uit een schending van de contractuele zorgplicht door Dexia, en niet uit een onrechtmatige daad. Dit betekent dat de bevoegdheid van de kantonrechter te Maastricht niet kan worden gebaseerd op artikel 102 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter wijst erop dat de afspraak met het landelijk projectteam effectenleasezaken, waar de eiser zich op beroept, niet meer van toepassing is, aangezien dit team per 1 januari 2025 is opgeheven. De kantonrechter besluit uiteindelijk zich onbevoegd te verklaren en verwijst de zaak naar de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, sector kanton.
De beslissing van de kantonrechter is dat de eiser niet in Maastricht kan procederen en dat de zaak verder behandeld zal worden in Amsterdam. Partijen worden erop gewezen dat zij het recht hebben om elkaar bij exploot op te roepen tegen een nieuwe roldatum.