In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een verhuurbedrijf van hoogwerkers, en Sectionall B.V., een fabrikant van metalen deuren, vensters en kozijnen. De procedure betreft een vordering van [eiseres] tot betaling van € 3.221,85 door Sectionall, voortvloeiend uit een huurovereenkomst en een opdracht tot reparatie van een defecte hoogwerker. Sectionall heeft in reconventie een bedrag van € 579,68 gevorderd, stellende dat [eiseres] een te hoog bedrag in rekening heeft gebracht.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 22 april 2022 heeft Sectionall [eiseres] verzocht om een hoogwerker te controleren. Na constatering van een defect heeft [eiseres] de hoogwerker meegenomen voor reparatie en een vervangende hoogwerker ter beschikking gesteld. Er zijn verschillende facturen verzonden door [eiseres] voor de huur en reparatie van de hoogwerker, waarvan Sectionall enkele niet heeft betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Sectionall de facturen heeft ontvangen en dat er geen tijdige klachten zijn geuit over de duur van de reparatie.
In de beoordeling heeft de kantonrechter geoordeeld dat Sectionall de in rekening gebrachte huur verschuldigd is, ondanks de claims van Sectionall over te hoge kosten en een te lange reparatietijd. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en Sectionall veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. De reconventionele vordering van Sectionall is afgewezen, en de proceskosten in reconventie zijn aan Sectionall opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.