ECLI:NL:RBLIM:2025:10845

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
03/136615-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de uitvoer van heroïne met positieve gedragsverandering van de verdachte

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van ongeveer 500 gram heroïne. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend was, gezien de positieve gedragsverandering van de verdachte gedurende de afgelopen drie jaar onder toezicht van de reclassering. De verdachte had niet meer in aanraking met justitie geweest en er was sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk was aan de duur van het voorarrest. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 oktober 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor het tweede feit. De rechtbank achtte het eerste feit bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/136615-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 november 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum 1] 1999,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 oktober 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] met het parketnummer 03/136570-22.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:op 31 mei 2022 al dan niet met een of meer anderen opzettelijk ongeveer 500 gram heroïne heeft uitgevoerd, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:op 31 mei 2022 al dan niet met een of meer anderen opzettelijk ongeveer 10.858 gram heroïne en ongeveer 17 gram MDMA aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten. Het onder 1 tenlastegelegde kan volgens haar worden bewezen op basis van de observaties van de politie van de overdracht van een rode plastic tas door de verdachte, de Duitse informatie over de heroïne in de rode plastic tas die is aangetroffen en de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft minimaal voorwaardelijk opzet gehad op het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de drugs. Omdat de tas is overdragen aan mensen die in een auto met een Duits kenteken reden, acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de drugs de grens over zouden gaan. De officier van justitie acht niet bewezen dat de verdachte de handelingen met anderen heeft verricht en zij vraagt voor dit feit om vrijspraak van het bestanddeel medeplegen.
Het onder 2 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en MDMA kan volgens de officier van justitie ook wettig en overtuigend worden bewezen. Op basis van de hiervoor genoemde drugsdeal, het feit dat de verdachte beschikte over een sleutel van het appartement waar de verdovende middelen zijn aangetroffen en hij de dag van de inval door de politie, gelet op de bevindingen van de verbalisanten, 9 minuten in de woning is geweest, acht zij bewezen dat de verdachte wetenschap had van de verdovende middelen en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij dit feit wel sprake is van medeplegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de drugs niet bewezen kan worden, omdat een auto met een Duits kenteken niet zonder meer inhoudt dat die auto de grens over gaat en de verdachte zelf ook in een auto met een Duits kenteken reed die wel in Nederland bleef. De raadsman refereert zich voor wat betreft de overige bestanddelen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde feit. Hij heeft betoogd dat de verdachte niet in het bezit is geweest van de sleutel van het appartement. Deze is niet bij hem aangetroffen en het proces-verbaal van observatie doorstaat de toets van nauwkeurigheid niet en kan volgens de verdediging dus niet als een betrouwbaar bewijsmiddel dienen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Bewijsmiddelen feit 1
De politie [2] relateerde het volgende:
Op 16 mei 2022 deelde het Duitse Polizeiprasidium Aachen een bericht met de Nederlandse politie via het Internationaal Rechtshulp Centrum (I.R.C.). Het I.R.C. heeft deze informatie vervolgens gedeeld met het onderzoeksteam van de Districtsrecherche Parkstad. De strekking van dit bericht was dat de Duitse politie in een lopend onderzoek informatie had over twee Duitse onderdanen die op bijna dagelijkse basis grote hoeveelheden cocaïne en heroïne vanuit Nederland naar Duitsland zouden vervoeren. Dit zou gebeuren tussen 11:00 uur en 15:00 uur. De Duitse verdachten betroffen [naam 1] en diens vrouw [naam 2] . Het gebruikte voertuig betrof een BMW 218d, kleur zwart, voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 1] .
De politie heeft op 31 mei 2022, tussen 12.45 uur en 15.40 uur,
geobserveerd [3] en daarbij hebben de verbalisanten de volgende waarnemingen of bevindingen gedaan:
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] -1961 te [geboorteplaats 1] . Nader te noemen [naam 1] .
[naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] -1963 te [geboorteplaats 2] . Nader te noemen [naam 2] .
[verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -1999 te [plaats] . Nader te noemen [verdachte] .
Omstreeks
Verbalisant
Omschrijving bevindingen
12.47 uur
L172
Ik zag dat de BMW ACKH2004 op de Directeur van de [adres 2] te Kerkrade parkeerde ter hoogte van huisnummer 26. Ik zag dat [naam 1] als bestuurder en [naam 2] als bijrijder in de BMW ACKH2004 zaten.
13.20 uur
L172
Ik zag dat er naast de BMW ACKH2004 een zilvergrijze Chevrolet Matiz, voorzien van het Nederlandse kenteken [kentekennummer 2] , parkeerde. De bestuurder bleek later na de aanhouding [verdachte] te zijn. Ik zag dat [naam 1] vanuit de BMW ACKH2004 een wit/lichtblauwe tas overhandigde aan de bestuurder van CHEVROLET 38XRSX. Ik zag dat [verdachte] vanuit de CHEVROLET 38XRSX een rode plastic zak overhandigde aan [naam 1] die nog in de BMW ACKH2004 zat samen met [naam 2] .
13.25 uur
L172
Ik zag dat de BMW ACKH2004 en CHEVROLET 38XRSX beide vertrokken.
13.27 uur
L172
Ik zag dat de Duitse collega’s de observatie op de
BMW ACKH2004 overnamen van ons op de Roderlandbaan te
Kerkrade.
13.40 uur
L144
Ik zag dat de CHEVROLET 38XRSX parkeerde op de Eikenderweg te Heerlen. Ik zag dat [verdachte] uitstapt uit de CHEVROLET 38XRSX. Ik zag dat [verdachte] liep in de richting van de flat De Heugden te Heerlen. Ik zag dat [verdachte] een wit/lichtblauwe tas in zijn handen had.
13.44 uur
L144
Ik zag dat [verdachte] de voordeur opende van huisnummer [adres 3] te Heerlen. Ik zag dat [verdachte] naar binnen liep.
13.53 uur
L144
Ik zag dat [verdachte] naar buiten gelopen kwam en geen wit/lichtblauwe tas bij zich had.
Verbalisant Oudenaar relateerde over de
rode plastic zak met inhoud [4] als volgt:
Op 31 mei 2022, omstreeks 13.50 uur, had ik telefonisch contact met Duitse
politiemedewerkers, in verband met de aanhouding van [naam 1] en [naam 2] . Ik zag dat mij per telefoon enkele foto’s werden toegezonden van een plastic zak met inhoud die beiden, inmiddels aangehouden verdachten [namen 1 en 2] , bij zich voerden nadat zij Nederland hadden verlaten en Duitsland in waren gereden. Ik zag dat één pakket de opdruk ‘leverkusen’ had en het andere pakket de opdruk ‘Köln 500 GAZ Köln’ had.
Uit de
bevindingen van de Duitse politiemedewerkers [5] met betrekking tot de inbeslaggenomen verdovende middelen, bleek het volgende:
Achternaam: [naam 1]
Voornamen: [naam 1]
Geboren: [geboortedatum 2] -1961
Datum van inbeslagneming: 31-05-22
Voorwerp: 498,33 gram, heroïneblok (in folie verpakt, geperst).
De
aangehouden verdachte [naam 1] [6] verklaarde bij zijn tweede verhoor onder meer het volgende:
Ik moest de goederen ophalen in Kerkrade. Ik ontmoette steeds andere mensen. Eens was het de “kale”, eens de “neef”. Het geld heb ik achteraf ook weer terug naar de “kale” gebracht. De “kale” is in Heerlen. Ik denk dat hij een Marokkaan is, draagt een bril, heeft geen haar, is 40/45 jaar oud. Hij was ingehuurd door de baas voor wie we reden. Hij moet materiaal klaarmaken en ik ging er dan heen. Ik rij het over de grens naar de klant die het krijgt. In dit geval gingen de goederen naar de [adres 4] in Keulen. Over de “kale” kan ik nog zeggen, Landersstraat, dan komt een rotonde.
De verdachte [7] verklaarde op de terechtzitting van 21 oktober 2025 - zakelijk weergegeven - het volgende:
Het klopt dat ik van iemand de opdracht had gekregen om een tas met inhoud van A naar B te brengen. Ik wist niet wat er in de tas zat. Ik heb er niet in gekeken. Ik dacht wel dat het niet pluis was. Ik dacht dat het iets van drugs was, maar ik had geen idee wat of hoeveel. Aan het kenteken zag ik dat het een Duitse meneer was aan wie ik het pakket af moest geven. Ik nam een andere tas in ontvangst en die bracht ik naar de flat. Ik heb er 500 euro voor gekregen. Ik ben uiteindelijk ook met die 500 euro op zak aangehouden. Het geld had ik ontvangen van de bewoner van de flat.
3.3.2
Bewijsoverweging feit 1
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat op 31 mei 2022 een drugstransactie heeft plaatsgevonden in Heerlen. De verdachte heeft bekend dat hij een rode plastic tas heeft afgegeven aan de bestuurder van een Duitse auto, die later bekend is geworden als [naam 1] . Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er verdovende middelen in de tas zaten. De verdachte heeft gezegd dat hij niet heeft gezien wat er in de tas zat, maar wel het vermoeden had dat het om drugs ging. Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren en afleveren van de aangetroffen heroïne.
Buiten het grondgebied van Nederland brengen
Onder het buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen is op grond van artikel 1 lid 4 van de Opiumwet mede begrepen het met bestemming naar het buitenland ten vervoer aanbieden van die middelen. De tas met drugs is overhandigd op de Directeur van de [adres 2] in Kerkrade. Uit openbare bron (Google Maps) blijkt dat dit op 1 kilometer van de Duitse grens is. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met het afleveren van heroïne op die locatie aan de bestuurder van een Duitse auto bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de heroïne de grens over zou gaan en dat hij de verdovende middelen dus opzettelijk ten vervoer heeft aangeboden met bestemming naar het buitenland.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, die de plastic tas met inhoud heeft vervoerd en heeft afgeleverd en de Duitse verdachte [namen 1 en 2] , die de plastic tas met inhoud in ontvangst heeft genomen en daadwerkelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Er is dan ook sprake van medeplegen.
3.3.3
Vrijspraak feit 2
Na de hiervoor beschreven drugsdeal is de verdachte omstreeks 13.44 uur de woning op het adres [adres 3] te Heerlen binnengegaan en heeft hij de woning om 13.53 uur weer verlaten. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij in de hal van de woning een kort gesprek had met de bewoner en dat hij de 500 euro voor zijn rol bij de deal ontving waarna hij weer is gegaan. Op diezelfde dag, omstreeks 15.44 uur, is de politie binnengetreden in de woning. In de woning zijn goederen, geldbedragen en sporen aangetroffen die erop wijzen dat voorafgaand aan de komst van de politie op aanzienlijke schaal heroïne is versneden en verhandeld. Er werden diverse werktuigen aangetroffen waarvan het bekend is dat deze worden gebruikt voor het wegen, versnijden en verpakken van harddrugs, zoals een digitale weegschaal, een sealapparaat, twee persapparaten met meerdere mallen, zilverfolie, verpakkingsmateriaal en latex handschoenen. Op de eettafel en op de grond in de woonkamer lagen meerdere blokken en zakken heroïne.
De politie heeft geverbaliseerd dat het observatieteam continu de verdachte heeft geobserveerd en dat het appartementencomplex waartoe de woning behoort niet meer onder controle is geweest van het observatieteam toen de verdachte daar omstreeks 13.53 uur vertrok. Dat betekent dat de toegang tot het appartement [adres 3] van omstreeks 13.53 uur tot omstreeks 15.44 uur niet is gecontroleerd door de politie. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen dat de heroïne al in de woning lag toen de verdachte daar was. Daarmee ontbreekt bewijs dat de verdachte wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen heeft gehad.
Ook ontbreekt bewijs dat de verdovende middelen zich in zijn machtssfeer bevonden. De rechtbank is namelijk met de verdediging van oordeel dat het proces-verbaal van observatie onvoldoende gedetailleerd is om te kunnen concluderen dat de verdachte met een sleutel de woning is binnengetreden. De verdachte heeft zelf telkens stellig ontkend dat hij een sleutel van de woning in zijn bezit heeft gehad. De sleutel is ook niet bij de verdachte aangetroffen bij zijn aanhouding. Het proces-verbaal bevat daartegenover onvoldoende gegevens over het verloop van de observatie om niettemin overtuigend te bewijzen dat de verdachte de voordeur van het appartement met een sleutel heeft geopend. Het betreft een appartement op de derde verdieping van een flat. De verbalisant heeft gezien hoe de verdachte parkeerde, uitstapte, naar de centrale toegangsdeur van de flat liep, in en uit de lift stapte en naar de voordeur van het appartement liep. Onduidelijk aan de bevindingen van de verbalisant is onder meer waar de verbalisant zich bevond ten tijde van deze observatie, of de verbalisant zich gedurende de observatie heeft verplaatst, of de verbalisant op de derde verdieping is geweest, op welke afstand de verbalisant de waarneming heeft gedaan en hoe het zicht van de verbalisant is geweest. Uit de foto’s in het dossier blijkt ook niet vanaf welke locaties er voldoende zicht op de voordeur was om de betwiste waarneming te kunnen doen. Daarom kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte een sleutel van het appartement had.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 31 mei 2022 te Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 500 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de strafeis rekening gehouden met de ernst van de gedragingen door de verdachte, zijn jonge leeftijd en het recente positieve reclasseringsrapport, alsmede met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn en op het advies van de reclassering en verzocht om aan de verdachte voor het vervoeren en afleveren van de bijna 500 gram heroïne een straf op te leggen waarbij de duur van het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk is aan de 93 dagen die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank, anders dan de verdediging, tot bewezenverklaring van het bestanddeel uitvoeren komen, dan is de raadsman van oordeel dat voornoemde straf eventueel gecombineerd kan worden met een klein voorwaardelijk strafdeel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van ongeveer 500 gram heroïne. Voor het afleveren van een plastic tas met deze inhoud heeft hij 500 euro gekregen. De verdachte heeft als zogenaamde ‘loopjongen’ een essentiële bijdrage geleverd aan het in stand houden van het criminele drugscircuit met alle kwalijke neveneffecten van dien. Drugshandel gaat namelijk vaak gepaard met vele andere vormen van (gewelds-, vermogens- en andere) criminaliteit en is een gevaar voor het milieu en de volksgezondheid.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook gelet op het rapport van de reclassering van 16 september 2025. De verdachte staat inmiddels net iets meer dan drie jaar onder schorsingstoezicht bij de reclassering. De reclassering stelt in haar rapport vast dat de verdachte in deze periode een positieve gedragsverandering heeft laten zien. Zo heeft hij de COVA-training positief afgerond en heeft hij zich altijd gehouden aan afspraken en voorwaarden. De verdachte heeft bij de reclassering inzicht getoond in zijn denk- en handelwijzen en heeft laten zien dat hij verantwoordelijkheidsbesef heeft en doende is om een constructieve toekomst op te bouwen. Ten tijde van het delict was hij 22 jaar oud, woonde hij met twee andere jongemannen, verkeerde hij in een zeker drugsnetwerk en deed hij dit voor het geld. Inmiddels is hij bijna 26 jaar oud, woont hij bij zijn ouders en krijgt hij een PGB-uitkering als mantelzorger voor zijn gehandicapte broer.
De reclassering ziet gelet op het voorgaande geen indicatie meer tot het opleggen van bijzondere voorwaarden of toezicht.
Het oriëntatiepunt voor het uitvoeren van 500 gram harddrugs is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank acht een dergelijke gevangenisstraf in dit geval echter niet meer passend, gelet op het feit dat de verdachte reeds drie jaar onder toezicht van de reclassering op een positieve manier heeft gewerkt aan een gedragsverandering, sindsdien niet meer in aanraking is geweest met justitie en er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 31 mei 2022 en dit vonnis dateert van 4 november 2025. Daarmee is de redelijke termijn in aanzienlijke mate, te weten met ruim 17 maanden, overschreden. De rechtbank houdt met deze overschrijding in het voordeel van de verdachte rekening bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest en het voorwaardelijke deel vooral nog de ernst van het feit tot uitdrukking brengt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest passend.
De rechtbank zal het tegen verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.

7.Het beslag

In het dossier bevindt zich een beslaglijst met daarop verschillende geldbedragen die onder de verdachte in beslag zijn genomen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de geldbedragen verbeurdverklaard dienen te worden. Mocht de rechtbank de officier van justitie daarin niet volgen, dan vordert zij de bewaring van de geldbedragen ten behoeve van de rechtmatige eigenaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de inbeslaggenomen geldbedragen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het inbeslaggenomen geldbedrag van 635 euro (omschrijving: PL2300-2022075714-G1513686), dat is aangetroffen bij de verdachte, gedeeltelijk verbeurd verklaren, namelijk tot een bedrag van 500 euro, omdat de verdachte heeft verklaard dat hij 500 euro met de drugsdeal heeft verdiend en dat hij (onder meer) die 500 euro ook bij zich had bij zijn aanhouding. Dat betekent dat de verdachte in zoverre het geldbedrag uit de baten van het strafbare feit heeft verkregen. Voor het overige deel zal de rechtbank de teruggave gelasten aan degene bij wie dit geld in beslag is genomen, te weten [verdachte] .
De rechtbank zal ten aanzien van de volgende inbeslaggenomen geldbedragen de teruggave gelasten aan degene bij wie ze in beslag zijn genomen, te weten [verdachte] :
  • 100 EUR (Omschrijving: PL2300-2022075714-G1513654);
  • 5 EUR (Omschrijving: PL2300-2022075714-G1513888).
Dit geld lag in de middenconsole van de auto waar de verdachte in reed en uit niets blijkt dat dit geld is verdiend met drugshandel of om een andere reden vatbaar zou zijn voor verbeurdverklaring.
De overige en hierna genoemde geldbedragen worden ten behoeve van de rechthebbende bewaard. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze geldbedragen niet van hem zijn en het is niet bekend wie de rechthebbende is:
  • 735 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1513709);
  • 13.460 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1513704);
  • 4.985 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1513780);
  • 228.275 EUR (Omschrijving: PL2300-2022075714-G1513767);
  • 125 EUR (Omschrijving: PL2300-2022075714-G1533696);
  • 15 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1514136);
  • 490 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1513699).

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
  • bepaalt dat het
Beslag
  • ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag met omschrijving: PL2300-2022075714-G1513686:
  • verklaarthet geldbedrag
    gedeeltelijk verbeurd, namelijk tot een bedrag van 500 EUR en
  • gelast de gedeeltelijke teruggavevan het geldbedrag, namelijk tot een bedrag van 135 EUR;
  • gelast de teruggavevan de volgende inbeslaggenomen voorwerpen aan de beslagene
[verdachte] :
  • 100 EUR (Omschrijving: PL2300-2022075714-G1513654);
  • 5 EUR (Omschrijving: PL2300-2022075714-G1513888);
  • gelast de bewaringvan de volgende inbeslaggenomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
  • 735 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1513709);
  • 13.460 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1513704);
  • 4.985 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1513780);
  • 228.275 EUR (Omschrijving: PL2300-2022075714-G1513767);
  • 125 EUR (Omschrijving: PL2300-2022075714-G1533696);
  • 15 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1514136);
  • 490 EUR (Omschrijving: PL2300-2022081671-G1513699);
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet tegen verdachte verleende
geschorste bevel tot voorlopige hechtenismet ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Bongers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2025.
BIJLAGE:
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1:
hij op of omstreeks 31 mei 2022 te Kerkrade, in elk geval in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 500 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
hij op of omstreeks 31 mei 2022 te Heerlen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10.858 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 17 gram (ongeveer 40 tabletten), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde heroïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, onderzoek Maserati, proces-verbaalnummer LB2R022054, gesloten op 10 januari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 320.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2022, p. 19-20.
3.Proces-verbaal van observatie van 1 juni 2022, p. 21-22.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2022, p. 29-30.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2023, p. 173 en 176.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2023, p. 174-175.
7.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 21 oktober 2025.