ECLI:NL:RBLIM:2025:10872

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
03.232036.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt en veroordeling voor medeplegen van beroepsmatige handel in hennepstekken

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt en beroepsmatige handel in hennepstekken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de hennepstekkerij die op 31 maart 2022 in Heerlen werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op een handschoen in de stekkerij niet voldoende bewijs opleverde voor zijn betrokkenheid, vooral omdat de bewijsstukken uit de SkyECC-berichten niet konden worden gebruikt om zijn betrokkenheid bij de hennepteelt aan te tonen, gezien de tijdsperiode van de berichten die ver voor de ontdekking van de stekkerij lag.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het medeplegen van beroepsmatige handel in hennepstekken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de handel in hennepstekken, zoals blijkt uit de SkyECC-berichten waarin hij regelmatig stekken bestelde en locaties regelde voor de teelt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van enkele maanden actief heeft beziggehouden met de handel in hennepstekken, wat duidt op een professionele aanpak van de stekkenhandel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting en de gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte, die zorg heeft voor zijn kind en een baan heeft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.232036.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 november 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1994,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat kantoorhoudende te Cadier en Keer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 oktober 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de volgende medeverdachten:
- [medeverdachte 1] , met parketnummer 03.338273.21;
- [medeverdachte 2] , met parketnummer 03.232275.23 (hierna: [medeverdachte 2] );
- [medeverdachte 3] , met parketnummer 03.231920.23.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – na wijziging ter terechtzitting – kort en feitelijk weergegeven op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 31 maart 2022 samen met een (of meer) ander(en) beroepsmatig 2205 hennepstekken heeft geteeld;
Feit 2:in de periode van 16 augustus 2020 tot en met 31 maart 2022 samen met een (of meer) ander(en) beroepsmatig hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, geleverd, verstrekt, vervoerd, althans aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte de gebruiker was van het SkyECC-account [nummer 1] , op basis van de bevindingen van de politie op pagina 313 van het eindproces-verbaal Dodoma. De officier van justitie heeft inzake feit 1 aangevoerd dat er in de hennepstekkerij handschoenen in beslag zijn genomen die op een werkbank naast de kweektent lagen, en dat hierop het DNA van de verdachte werd aangetroffen. Tevens blijkt uit de SkyECC-gesprekken van de verdachte met [medeverdachte 2] dat zij volop actief waren in de hennephandel. Het feit dat het DNA van de verdachte werd aangetroffen op een verplaatsbaar object in de stekkerij moet niet als een toevalligheid worden gezien, maar als een aanwijzing voor zijn actieve, materiële betrokkenheid bij dit delict. Bovendien is de verklaring van de verdachte, dat hij in de bouw werkt en dus vaak handschoenen gebruikt op vele plekken, onvoldoende om de verdenkingen te weerleggen.
Met betrekking tot feit 2 brengt de officier van justitie naar voren dat uit de SkyECC-gesprekken van de verdachte met [medeverdachte 2] blijkt van een samenwerkingsverband tussen hen, dat de verdachte meerdere ‘hokken regelt’ voor [medeverdachte 2] ten behoeve van de teelt van hennepstekken en dat hij stekken bestelt en later afneemt bij [medeverdachte 2] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide tenlastegelegde feiten. Voor feit 1 geldt dat de periode waarin het contact met de medeverdachte [medeverdachte 2] via SkyECC-berichten zou moeten hebben plaatsgevonden, ver voor de datum ligt waarop de hennepstekkerij is aangetroffen en dat enkel het aantreffen van de handschoen met het DNA van de verdachte te weinig bewijs oplevert. De raadsman heeft verder betwist dat de verdachte de gebruiker was van het SkyECC-account [nummer 1] . In de berichten wordt door de Sky-gebruiker gesproken over 1 bekeuring, terwijl uit de bevindingen van de politie blijkt dat de verdachte 2 bekeuringen heeft gekregen die dag. Bovendien dateert het bericht over de bekeuring van enkele uren voor het tijdstip waarop de verdachte die dag werd bekeurd. Tevens betreft het gebied dat in kaart wordt gebracht middels de mastgegevens, een erg groot gebied met veel straten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraakoverweging
Feit 1:
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Vooruitlopend op de bewezenverklaring van feit 2, overweegt de rechtbank dat de berichten die de verdachte middels het SkyECC-account [nummer 1] met het SkyECC-account van [medeverdachte 2] heeft uitgewisseld, onvoldoende redengevend kunnen zijn voor de bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt aan de [adres 2] te Heerlen. De einddatum van de zich in het dossier bevindende berichten van het aan verdachte toegeschreven SkyECC-account [nummer 1] is namelijk 11 november 2020, aldus bijna anderhalf jaar voordat de hennepstekkerij in Heerlen is aangetroffen. Deze berichten kunnen naar het oordeel van de rechtbank om die reden niet als steunbewijs dienen voor betrokkenheid van de verdachte bij de in de loods aan de [adres 2] op 31 maart 2022 aangetroffen hennepstekkerij. De rechtbank overweegt voorts dat de enkele aanwezigheid van de handschoen met het DNA van de verdachte in de stekkerij, welke een verplaatsbaar object betreft, niet per definitie hoeft te betekenen dat de verdachte zelf in de loods is geweest of daarbij als medepleger betrokken is geweest. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat er buiten deze DNA-hit geen ander bewijsmiddel in het dossier zit op grond waarvan de verdachte aan deze hennepstekkerij kan worden gelinkt. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde onder 1.
Bewijsmiddelen
Feit 2:
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –: [2]
In dit proces-verbaal wordt het onderzoek beschreven naar de identiteit van de gebruiker van het SkyECC-account [nummer 1] , met IMEI nummers [nummer 2] en [nummer 3] , actief in de periode 24 juni 2020 t/m 11 november 2020. Op basis van feiten en omstandigheden wordt vermoed dat het account [nummer 1] gebruikt is door: [verdachte] .
Identificatieonderzoek:
Communie zus:In het chatgesprek tussen het Sky-ID [nummer 1] en [nummer 4] , stuurt [nummer 1] op 11-09-2020 het volgende bericht: "Morge heb ik cominie van de kinder van me zus (..)”. Uit onderzoek middels GBA blijkt dat [verdachte] één zus heeft genaamd: [naam 1] . [naam 1] heeft twee kinderen genaamd: [naam 2] en [naam 3] (naar de rechtbank begrijpt: [naam 3] ) en woont samen met haar gezin en partner, [naam 4] (naar de rechtbank begrijpt: [naam 4] ) op het adres [adres 3] te Maastricht. Middels Facebook werd naar het account gezocht van [naam 1] . Hierop bleek dat [naam 1] een account heeft met de naam: [naam 5] . Op 9 september 2020 werd op dit account een bericht aangetroffen over een "comunie aanstaande zaterdag 12 sept" (naar de rechtbank begrijpt: zaterdag 12 september 2020). Uit onderzoek van BVI-IB bleek dat op 12 september 2020, omstreeks 22.20 uur een melding werd gedaan bij de politie in verband met geluidsoverlast. De patrouille van de politie is ter plaatse geweest. Het adres betrof de [adres 3] te Maastricht. Uit de opgemaakte mutatie blijkt dat deze een gesprek hebben gehad met “pa” [naam 6] en dat er een communiefeestje aan de gang was.
Bekeuring:In het chatgesprek tussen het Sky-ID [nummer 1] en [nummer 5] blijkt dat het Sky-ID [nummer 1] op 01-09-2020 een boete heeft gekregen omdat de gebruiker geen autogordel droeg. De gebruiker schrijft:
  • "Kijk uit in de buurt van action Geleen dikke controle hebbe me te pakken gehad": Date/time: 01-09-2020 om 10:32:50, sent by [nummer 1] ;
  • "Had geen gordel om maar ze kijken de auto's ook naar":
Uit bevraging van BVI-IB blijkt dat [verdachte] op 01-09-2020 een tweetal bekeuringen heeft gekregen:
  • Feitcode: Autogordels. Pleegdatum/tijd op: 01-09-2020 om 12:13, pleeglocatie: Mauritspark, Geleen (Nederland).
  • Feit code: Wegenverkeerswet (niet op eerste vordering afgegeven K150C). Pleegdatum/tijd op: 01-09-2020 om 12:17, pleeglocatie: Mauritspark, Geleen (Nederland).
Mastgegevens:Door een telecomexpert werd een analyse verricht over de beschikbare telecomdata van het Sky-ID [nummer 1] , met de IMEI nummers: [nummer 6] en [nummer 7] . Uit analyse is het volgende gebleken:
Het toestel met IMEI-nummer [nummer 6] , gekoppeld aan Sky-ID [nummer 1] kan in gebruik geweest zijn bij [verdachte] gezien het feit dat de gebruiker woonachtig moet zijn, danwel veelvuldig komt, in een gebied ten zuiden van Maastricht in welk gebied onder andere het adres [adres 3] is gelegen, zie het figuur op pg. 317 van het dossier.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende: [3]
De chatberichten uit SkyECC-data worden weergegeven in UTC-tijd. Nederland valt tijdens de wintertijd in tijdzone UTC +1 en in de zomertijd in tijdzone UTC +2.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –: [4]
In dit proces-verbaal zijn relevante delen van onderlinge chatberichten weergegeven. De verzonden tekstberichten zijn letterlijk overgenomen uit de beschikbare SkyECC-data.
In onderstaand gesprek blijkt een samenwerkingsverband tussen [nummer 4] en [nummer 1] . [nummer 4] is reeds in dit onderzoek geïdentificeerd als zijnde [medeverdachte 2] . Uit onderzoek is gebleken dat het Sky-ID; [nummer 1] in gebruik was bij [verdachte] .
Uit het gesprek blijkt dat [nummer 1] meerdere hokken regelt voor [nummer 4] . Zo is te lezen dat [nummer 1] aangeeft wanneer de hokken opgebouwd zijn en hierbij aangeeft dat hij de sleutels zal overhandigen. Tevens is te lezen dat [nummer 1] stekken bestelt en later afneemt bij [nummer 4] op de volgende data:
31-08-2020, 140 stekken;
09-09-2020, 140 en 180 stekken;
17-10-2020, 260 stekken.
Chat tussen:[nummer 4] en [nummer 1]
Berichten gestuurd door: [nummer 1]
Inhoud berichten:
“Als je wilt heb ik morge al 140 stekken nodig”: 31-08-2020;
“Ja geen probleem kom straks eve treffen betaal ik die en kunne we praten ik heb
een plaatsje kun je snijden als je wilt”: 02-09-2020;
“Ja is goed hokje staat helemaal klaar”: 02-09-2020;
“Daarom wou ik praten ff anders kan jij jou ding doen daar. 14 lampjes 160 stuks. Als we eruit komen heb ik nog wel een paar plekken.”: 02-09-2020;
“Kijken we eens hoe het gaat met dit plekje. En gaat die lekker en jullie wille meer plaatsen komt het wel goed gaan we het druk krijgen. (..) Zeg maar voor wanneer die helemaal vers moeten zijn. En kan jij voor maandag 140 stekken regelen. (..) Oké top pik dan zorg ik dat dinsdag hokje in orde staat.”: 05-09-2020;
“Kan je voor woensdag mij 140 regelen morgen staat hokje fris en fruitig”: 07-09-2020;
“Morgen na de middag kan ik je sleutels brengen maat”: 08-09-2020;
“Kan jij 140 en 180 stekken voor mij regelen”: 09-09-2020;
“Hokje voor snijden staat op klaar kan ik je maandag laten zien. Kan nog een mooi plekje maken maar zeg ik je wel als ik je zie. Gaan ook wel 200 moeders in makkelijk”: 11-09-2020;
“Grond is daar 4 stuks grote zakken mijn jongen zij dat die ook al 5 stuks er door heen gedaan heeft dus is dan wel vers. (..) Ik kom je straks eve sleutels brengen. Nee klopt waren indd geen toppers maar ik ga straks kijken ik denk dat het wel goed komt pik. Ik laat ze even lekker voor groeien 24 uur per dag.”: 17-09-2020;
“Ik ben net terug van kijken naar hokken 1 partij van stekken gaan top alleen die andere die gaan niet die wat jij zelf ook beetje minder uit vond zien kan je me 140 nieuwe regelen zet ik die nieuw die betaal ik gewoon.”: 21-09-2020
“Heb 2 de locatie aangenomen net bouw ik helemaal op als die klaar is geef ik je de sleutels goed. 10 lampjes is dat genoeg boven 230 stuks.”: 23-09-2020;
“Jo pik als je maandag 260 kan regelen probeer me ook 25 apart te doen (..)”: 17-10-2020;
“Maat kon jij nog een moeder plek gebruiken. (..) Dus bloei nu eve niet op moment zijn ongeveer 200 moeders wat ik kan zetten. Oké laat me dan eve weten want dan begin met opbouwen. Die jonge wilt alleen stekken geen afbloei.”: 20-10-2020
“Kregen jullie pas vrijdag stekke voor me moet je zien wat er gebeurd was.
– vervolgens stuurt [nummer 1] een foto van een hennepstekkenkwekerij en zegt dan:– “Alles verbrand pfff ellende” (..)”: 11-11-2020.
Bewijsoverweging
Identificatie SkyECC-account
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of de verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het SkyECC-account [nummer 1] . De rechtbank stelt voorop dat zij de identificatie door de politie van de verdachte als gebruiker van het SkyECC-account [nummer 1] , betrouwbaar en bruikbaar acht. Uit de bevindingen blijken drie punten die erop duiden dat de verdachte de gebruiker van het SkyECC-account is. De bevindingen uit dit identificatieonderzoek zijn helder en overtuigend. De Sky-gebruiker zegt op vrijdag 11 september 2020 dat hij de volgende dag, op 12 september 2020, een communiefeest heeft van de kinderen van zijn zus. Dit komt overeen met het bericht over het communiefeest van 12 september 2020 dat de zus van de verdachte op Facebook plaatst, en wordt voorts ondersteund door de mutatie van de politie van diezelfde datum, waaruit blijkt dat zij wegens overlast op een communiefeest in gesprek zijn geraakt met ‘pa’ [naam 6] . Tevens komt de datum en het tijdstip waarop de Sky-gebruiker waarschuwt voor een politiecontrole en zich beklaagt dat hij zojuist een bekeuring heeft gekregen wegens het niet dragen van een gordel, te weten 1 september 2020 om 12:32:50 uur (Nederlandse tijd, zijnde UTC+2) exact overeen met de datum en het tijdstip waarop de verdachte kort daarvoor een bekeuring heeft gekregen wegens het niet dragen van een gordel, te weten 1 september 2020 om 12:13 uur. Dat de Sky-gebruiker het in de chats slechts over één bekeuring heeft, doet daar niet aan af. Het feit dat de verdachte woonachtig is in hetzelfde gebied waar het IMEI nummer – gekoppeld aan het SkyECC-account [nummer 1] – de meeste zendmastregistraties heeft, is in onderlinge samenhang met de andere twee punten nog een duidelijke aanwijzing dat de verdachte de gebruiker van SkyECC-account [nummer 1] is. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om te veronderstellen dat dit account ten onrechte aan de verdachte is toegeschreven. Aldus is de rechtbank van oordeel dat het SkyECC-account [nummer 1] daadwerkelijk toebehoorde aan de verdachte en dat hij in de periode van 31 augustus 2020 tot en met 11 november 2020, zijnde de periode waarop de in de bewijsmiddelen opgenomen chatgesprekken zien, ook de gebruiker was van dit account.
Bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de SkyECC-berichten kan worden vastgesteld dat de verdachte zich samen met [medeverdachte 2] en anderen heeft bezig gehouden met de handel in hennepstekken. Dit leidt de rechtbank af uit het intensieve contact via SkyECC tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , waarin van 31 augustus 2020 tot en met 11 november 2020 veelvuldig wordt gesproken over, onder meer, het regelen en nodig hebben van stekken, moeders, een plaatsje regelen om te snijden en het klaar staan van hokjes. Naast [medeverdachte 2] waren er ook andere personen betrokken in de stekkenhandel, nu de verdachte op 17 september 2020 stuurde: “Grond is daar 4 stuks grote zakken
mijn jongen zij dat die ook al 5 stuks er door heen gedaan heeftdus is dan wel vers” en 11 november 2020: “Kregen
julliepas vrijdag stekken voor me”. De rechtbank concludeert dat de verdachte het in de chats heeft over het bestellen en afnemen van hennepstekken en over moederplanten. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de verdachte meerdere malen heeft voorzien in locaties (hokjes) om de hennepstekken te telen en te bewerken. Doordat de verdachte ook telkens nieuwe stekken van [medeverdachte 2] afneemt, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte zich ook heeft beziggehouden met het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hennep. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan de stekkenhandel duidt op een bewuste en nauwe samenwerking die van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van het medeplegen van alle hierna bewezenverklaarde uitvoeringshandelingen met betrekking tot de handel in hennepstekken. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de stekkenhandel plaatsvond in de uitoefening van een beroep of bedrijf, gelet op de grote aantallen stekken die zijn afgenomen in een tijdsbestek van iets meer dan 2 maanden en het feit dat de verdachte meermalen zorgdraagt voor verwerkingslocaties. Dit wijst op een professionele stekkenhandel.
Ten aanzien van de periode overweegt de rechtbank dat de gesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 2] , zie zich in het dossier bevinden, een aanvang nemen op 31 augustus 2020 en eindigen op 11 november 2020. Om die reden zal de rechtbank deze periode bewezen verklaren. Dat de bewezenverklaarde uitvoeringshandelingen ook in België hebben plaatsgevonden acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel zal worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 2:
in de periode van 31 augustus 2020 tot en met 11 november 2020 in het arrondissement Limburg tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bewerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden en een geldboete van
€ 10.000,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, en heeft gepleit voor een taakstraf of een geldboete, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de gevolgen die een gevangenisstraf zal hebben voor de verdachte zijn baan en de zorg voor zijn kind.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich gedurende enkele maanden samen met anderen beziggehouden met het handelen in grote hoeveelheden hennepstekken. De verdachte heeft ter terechtzitting iedere betrokkenheid bij de handel in softdrugs ontkend, maar de rechtbank is van oordeel dat het bewijs voor zich spreekt: de verdachte heeft veelvuldig hennepstekken besteld en afgenomen, en heeft gezorgd voor locaties om de hennep te telen en te bewerken, zodat hij samen met zijn medeverdachten de stekkenhandel konden blijven voortzetten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep, althans de werkzame stof THC, een zeer schadelijke werking heeft voor de gezondheid van gebruikers. Tevens gaan hennepactiviteiten vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen en zich niets aangetrokken van de schadelijke gevolgen van hennep voor de samenleving. Hierbij heeft hij enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Bovendien vond de organisatie van de handel bewust plaats via versleutelde berichten op cryptotelefoons, wat de ernst van het handelen onderstreept. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Voor een dergelijk ernstig strafbaar feit is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Gelet op hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van
12 maanden passend.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging in aanmerking dat de redelijke termijn voor berechting, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, is overschreden met ruim anderhalf jaar. Gelet hierop acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak niet meer opportuun. Verder acht de rechtbank het aangewezen om als stok achter de deur een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank, naast genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en
mr. dr. W. Kieboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.R.G. Rebergen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij op 31 maart 2022 te Heerlen, in een loods op het adres [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 2205 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2:
hij in de periode van 16 augustus 2020 tot met 31 maart 2022 in één of meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en/of (elders) in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
-in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en/of
-in voornoemde periode opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt,
verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten, één (grote) hoeveelheid of meer (grote) hoeveelheden hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, onderzoeksnummer LB3R021127/Dodoma gesloten op 13 november 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 881.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 juli 2022, pg. 313-318.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pg. 322.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 juli 2022, pg. 566-572.