Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de aanvullende productie 6 van de vrouw,
- de mondelinge behandeling van 23 oktober 2025.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 6 november 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw vorderde het uitsluitend gebruik van de huurwoning na de beëindiging van hun relatie, waarbij het belang van de kinderen centraal stond. De vrouw had de huurwoning verlaten en verbleef tijdelijk bij haar ouders, terwijl de man in de huurwoning bleef wonen. De vrouw stelde dat het verblijf bij haar ouders niet in het belang van de kinderen was, die in Maastricht naar school gingen, en dat zij spoedeisend belang had bij het terugkeren naar de huurwoning om een stabiele woonomgeving voor de kinderen te waarborgen.
De man betwistte het spoedeisend belang van de vrouw en voerde aan dat hij medehuurder was en de huurwoning nodig had voor zijn klusbedrijf. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen, gezien de verstoorde verhouding tussen partijen en het belang van de kinderen bij rust en stabiliteit. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de vrouw toe, met de bepaling dat de man de huurwoning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moest verlaten en zich moest uitschrijven bij de gemeentelijke basisadministratie.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de minderjarige kinderen zwaar wogen in de afweging en dat de vrouw, als eenhoofdig gezaghebbende ouder, het recht had om met de kinderen in de huurwoning te verblijven. De man werd veroordeeld tot betaling van een dwangsom bij niet-naleving van de uitschrijving.