ECLI:NL:RBLIM:2025:11444

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
ROE 23/1798
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek tegen geur- en geluidsoverlast van een pizzeria

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 20 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die boven een pizzeria woont, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo. Eiseres heeft een handhavingsverzoek ingediend wegens geur- en geluidsoverlast van de pizzeria. Eiseres stelt dat, ondanks eerdere maatregelen, zij nog steeds hinder ondervindt van geur- en geluidsoverlast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geur- en geluidsmetingen die door de gemeente zijn uitgevoerd, aantonen dat er geen sprake is van onaanvaardbare geurhinder of overschrijding van geluidsnormen. De rechtbank concludeert dat de ontgeuringsinstallatie van de pizzeria doelmatig functioneert en dat het verzoek om handhavend op te treden terecht is afgewezen. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat de metingen onjuist of onzorgvuldig zijn uitgevoerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit in stand.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1798

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A. Patandin),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo

(gemachtigden: mr. C.H.J.M. Michels en [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2023 (primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen geur- en geluidsoverlast van [pizzeria] aan de [adres 2] in [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 18 juli 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen ingediende bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2025. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
Feiten
1. Eiseres woont in een appartement aan de [adres 1] te [woonplaats] . Dit appartement is gelegen op de eerste verdieping. Onder het appartement van eiseres, op de begane grond van het gebouw, zit een vestiging van [pizzeria] . [pizzeria] beschikt over een ontgeuringsinstallatie. Het emissiepunt van deze ontgeuringsinstallatie bevindt zich – op straatniveau – schuin onder een raam van het appartement van eiseres. De kamer waarin zich dat raam bevindt, gebruikt eiseres als haar slaapkamer.
Wat ging aan deze zaak vooraf?
2. Eiseres heeft op 1 februari 2021 een handhavingsverzoek ingediend bij verweerder met betrekking tot geuroverlast die zij ervoer van [pizzeria] , waarbij zij verwees naar een rapportage van Buro Blauw van januari 2021. Op dit handhavingsverzoek van eiseres heeft verweerder bij besluit van 24 maart 2021 afwijzend beslist. Eiseres heeft tegen die weigering om handhavend op te treden bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van
4 oktober 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het besluit van 24 maart 2021 herroepen. Verweerder heeft zich, na heroverweging in bezwaar, op het standpunt gesteld dat sprake is van een overtreding van artikel 3.132 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) en artikel 3.103 van de Activiteitenregeling milieubeheer (Arm). Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de ontgeuringsinstallatie van [pizzeria] in dit specifieke geval onvoldoende doelmatig functioneert, met name als gevolg van de ligging van het emissiepunt op korte afstand van het slaapkamerraam van eiseres. Verweerder heeft daarvoor onder meer verwezen naar nieuwe geurwaarnemingen die zijn uitgevoerd door toezichthouders milieu. Bij de beslissing op bezwaar van 4 oktober 2021 heeft verweerder aan [pizzeria] een last onder dwangsom opgelegd. Daarin is [pizzeria] gelast om te komen tot een doelmatige ontgeuringsinstallatie waarmee onaanvaardbare geurhinder wordt tegen gegaan door in ieder geval:
Het emissiepunt van de afzuiging te verlagen en in stand te houden, tot de locatie zoals aangegeven op de bij het besluit behorende bijlage 2;
Het afvoerkanaal intern te verlengen zoals aangegeven op bijlage 3 van het besluit;
De capaciteit van de afzuiging te verlagen en in stand te houden tot de maximale afzuiging van transformatorstand 3;
Het jaarlijks vervangen van zakken- en koolstoffilters van de afzuiginstallatie door overlegging van de facturen ervan.
Voor het voldoen aan de last wat betreft onderdelen a tot en met c heeft verweerder een begunstigingstermijn van vier maanden gesteld. Verweerder heeft daarbij een dwangsom opgelegd van € 2.500,- per geconstateerde overtreding tot een maximum van € 25.000,-.
3. Ter zitting hebben partijen zich op het standpunt gesteld dat de maatregelen, zoals opgenomen in het besluit van 4 oktober 2021, door [pizzeria] zijn uitgevoerd. De opgelegde dwangsom is daardoor niet verbeurd.
Het verzoek om handhaving
4. Ondanks de getroffen maatregelen stelt eiseres nog steeds geuroverlast te ondervinden, zodanig dat hierdoor volgens eiseres nog steeds sprake is van onaanvaardbare geuroverlast als gevolg van een ondoelmatige ontgeuringsinstallatie. Volgens eiseres heeft de eerder opgelegde last onder dwangsom van 4 oktober 2021 niet geleid tot het beëindigen van de overtreding. Daarom heeft eiseres op 27 december 2022 opnieuw aan verweerder verzocht om tegen de geuroverlast handhavend op te treden. Eiseres heeft bij dit handhavingsverzoek verwezen naar geurmetingen die in haar opdracht zijn uitgevoerd door Buro Blauw die zijn vastgelegd in een bijgevoegd rapport van december 2022. Ook heeft eiseres in dat verzoek melding gemaakt van geluidsoverlast als gevolg van het open en dichtslaan van de deur van de pizzeria. Over dat verzoek om handhaving gaat de onderhavige procedure.
Het primaire besluit
5. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eiseres om handhavend op te treden afgewezen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een overtreding vanwege overschrijding van geur- en geluidsnormen. Volgens verweerder blijkt uit de door eiseres overgelegde geurwaarnemingen van Buro Blauw, zoals vastgelegd in het rapport van december 2022, juist dat aantoonbaar sprake is van minder geurhinder. Daarnaast heeft verweerder verwezen naar onderzoeken door de toezichthouders milieu van 14 februari 2023 en 16 maart 2023, waarbij zowel geurwaarnemingen als een geluidsmeting zijn uitgevoerd. Daaruit is volgens verweerder gebleken dat geen sprake is van onaanvaardbare geuroverlast en geen overschrijding van de maximale toegelaten geluidsniveaus.
Het bestreden besluit
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Daaraan heeft verweerder - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een overtreding van artikel 3.132 van het Abm en artikel 3.103 van de Arm of van een overtreding van de geluidsnormen uit artikel 2.17 van het Abm.
Juridisch kader
Overgangsrecht Omgevingswet
7. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat het verzoek om handhaving is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet, in deze procedure het oude recht (waaronder het Abm en Arm) van toepassing.
Activiteitenbesluit Milieubeheer (Abm)
7.1.
Op grond van artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Abm geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat: de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur
19:00–23:00 uur
23:00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
7.2.
Op grond van artikel 3.132 van het Abm wordt bij het bereiden van voedingsmiddelen ten behoeve van het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.
Activiteitenregeling Milieubeheer (Arm)
7.3.
Op grond van artikel 3.103 van de Arm worden ten behoeve van het voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, het tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder als bedoeld in artikel 3.132 van het Abm, afgezogen dampen en gassen van het bereiden van voedingsmiddelen als bedoeld in artikel 3.130, onder b, c en d, van het Abm die naar de buitenlucht geëmitteerd:
a. ten minste twee meter boven de hoogste daklijn van de binnen 25 meter van de uitmonding gelegen bebouwing afgevoerd; of
b. geleid door een doelmatige ontgeuringsinstallatie.
Beoordeling
8. De rechtbank beoordeelt in het navolgende aan de hand van de beroepsgronden die eiseres naar voren heeft gebracht of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat geen sprake was van een overtreding.
Geur – is sprake van een doelmatige ontgeuringsinstallatie?
9. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat sprake is van een doelmatige ontgeuringsinstallatie als bedoeld in artikel 3.132 van het Abm en artikel 3.103, eerste lid, van de Arm. Eiseres verwijst daarvoor naar het rapport van Buro Blauw van december 2022 dat ten grondslag ligt aan het verzoek om handhaving en aan een aanvullende toelichting daarop van 4 mei 2023 (door eiseres overgelegd bij het bezwaarschrift). Volgens dit rapport met aanvullende toelichting is, zo stelt eiseres, de geur duidelijk waarneembaar en wordt het ontstaan van geurhinder aannemelijk geacht. Volgens eiseres is het onderzoek dat is uitgevoerd door de toezichthouders van verweerder onzorgvuldig, want er heeft geen echte beoordeling van de geur plaatsgevonden. Volgens eiseres is alleen een vergelijking gemaakt met de situatie in 2021. Ook is geen onderscheid gemaakt in de mate van aangenaamheid en intensiteit van de geur, zoals door Buro Blauw wel gedaan is. Verder wijst eiseres erop, onder verwijzing naar de aanvullende toelichting van Buro Blauw van 4 mei 2023, dat door de jaren heen de werking van een ontgeuringsinstallatie in algemene zin afneemt waardoor de potentiële geurhinder toeneemt, waardoor meerdere keren op gezette tijden metingen en onderzoeken moeten worden verricht om na te gaan of de ontgeuringsinstallatie (nog steeds) doelmatig is. Dit heeft verweerder volgens eiseres onvoldoende gedaan.
9.1.
De rechtbank overweegt het volgende. Door toezichthouders van verweerder is op 14 februari 2023 en 16 maart 2023, tijdens de openingstijden van [pizzeria] , een geurcontrole uitgevoerd bij de woning van eiseres. Uit de opgemaakte geurwaarnemingsrapporten (van 28 maart 2023 en 30 maart 2023) blijkt dat op beide momenten geur is waargenomen die is geclassificeerd als hinderniveau 1. Dit betreft een zeer zwakke geur die niet als onaanvaardbare geurhinder kan worden aangemerkt. De geur is uitsluitend waargenomen vanuit het geopende slaapkamerraam. In de slaapkamer zelf (met gesloten raam) is geen geur waargenomen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de controles steeds volgens een vaste werkwijze hebben plaatsgevonden: eerst is buiten geur waargenomen, vervolgens binnen met gesloten ramen, en daarna met geopende ramen. Waar bij eerdere controles geur werd waargenomen op hinderniveau 3, is dit bij de controles van februari en maart 2023 op hinderniveau 1 waargenomen. Volgens verweerder toont dit aan dat de ontgeuringsinstallatie van [pizzeria] aan de gestelde eisen voldoet. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de bevindingen van deze toezichthouders te twijfelen. Verweerder heeft zich mogen baseren op deze controles. De stelling van eiseres dat de geurwaarnemingsrapporten (van 28 maart 2023 en 30 maart 2023) onzorgvuldig zouden zijn omdat geen onderscheid is gemaakt tussen aangenaamheid en intensiteit, en dat de beoordeling daarom ondeugdelijk zou zijn, biedt daarvoor geen grond. Ook is niet (enkel) een vergelijking gemaakt met de situatie in 2021, maar is daadwerkelijk vastgesteld dat het hinderniveau op 1 kan worden bepaald.
9.2.
Het door eiseres overgelegde rapport van Buro Blauw van december 2022 kan aan de bevindingen van de toezichthouders niets afdoen. Verweerder heeft er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat uit de in dit rapport opgenomen geurwaarnemingen niet blijkt dat sprake is van een overtreding of van een onvoldoende doelmatige ontgeuringsinstallatie, zoals eiseres stelt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] is een ontgeuringsinstallatie niet doelmatig wanneer sprake is van onaanvaardbare geurhinder. Dat betekent dat geur in beginsel tot op zekere hoogte waarneembaar mag zijn, zolang dit zich beperkt tot een aanvaardbaar niveau. Uit het geuronderzoek van Buro Blauw van december 2022 blijkt dat op de meetdagen 30 juni, 7 juli en 15 juli 2022 in de woning van eiseres slechts in zeer beperkte mate pizzageur is waargenomen en dat deze geur door de waarnemers als licht aangenaam is beoordeeld. Buro Blauw hanteert als uitgangspunt dat geurhinder aannemelijk is bij zeer zwaar waargenomen geuren met hoge intensiteiten, of bij geuren met hoge onaangenaamheid bij lage intensiteiten. Tijdens de metingen bij eiseres zijn echter uitsluitend geuren met gemiddelde tot zeer lage intensiteiten waargenomen, die bovendien als zeer licht aangenaam of zeer licht onaangenaam zijn beoordeeld. De uiteindelijke conclusie in het rapport van Buro Blauw van december 2022 dat geurhinder aannemelijk is vanwege de duidelijke waarneembaarheid van de geur, wordt daarmee niet gedragen door de eigen meetresultaten. Eiseres heeft verder geen concrete aanknopingspunten aangevoerd waaruit volgt dat de controles van de toezichthouders van verweerder zodanig gebrekkig waren dat verweerder de resultaten daarvan niet aan zijn besluitvorming ten grondslag had mogen leggen.
9.3.
Over de stelling van eiseres dat de ontgeuringsinstallatie niet is getoetst aan de daarvoor geldende wettelijk eisen en dat ook meerdere keren per jaar gemeten zou moeten worden, overweegt de rechtbank het volgende. Zowel uit het rapport van Buro Blauw van december 2022 als uit de geurwaarnemingsrapporten (van 28 maart 2023 en 30 maart 2023) van de toezichthouders van verweerder is naar voren gekomen dat de geurhinder sinds het eerste onderzoek van 2021 is afgenomen. Er zijn geen aanwijzingen dat sprake is van een zodanig ernstige mate van hinder dat deze niet meer tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijft. Er was daardoor geen enkele aanleiding om, naast de al uitgevoerde metingen, nogmaals metingen te verrichten of om de ontgeuringsinstallatie (weer) te onderzoeken op het voldoen aan de geldende normen. Eiseres heeft ook geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat de ontgeuringsinstallatie niet meer zou voldoen aan de geldende normen, en ook uit het rapport van Buro Blauw van december 2022 volgt dit niet. Uit het bestreden besluit blijkt verder dat [pizzeria] sinds 2021 verschillende maatregelen heeft getroffen om de werking van de ontgeuringsinstallatie te verbeteren. Zo is het emissiepunt verlaagd, is het afvoerkanaal intern verlengd en is de afzuigcapaciteit teruggebracht naar transformatiestand 3. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat zij hierop gecontroleerd heeft na het besluit van 4 oktober 2021. Daarnaast worden de zakken- en koolstoffilters jaarlijks vervangen; voor 2023 is door [pizzeria] bij verweerder aangetoond dat deze vervanging op 14 april 2023 heeft plaatsgevonden.
9.4.
Gezien het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een doelmatige ontgeuringsinstallatie in de zin van artikel 3.103, eerste lid, van de Arm. Er is geen sprake van onaanvaardbare geurhinder en dus ook niet van een overtreding van artikel 3.132 van het Abm of artikel 3.103 van de Arm. Verweerder was daarom niet bevoegd om handhavend op te treden en heeft het verzoek van eiseres terecht afgewezen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Geur – is verweerder voldoende ingegaan op de bevindingen van Buro Blauw?
10 . Verder vindt eiseres dat verweerder de bevindingen van Buro Blauw over de ondoelmatigheid van de ontgeuringsinstallatie onvoldoende bij het bestreden besluit heeft betrokken. In het bestreden besluit wordt volgens eiseres namelijk niet ingegaan op de constatering van Buro Blauw in het rapport van december 2022 dat de ontgeuringsinstallatie niet doelmatig is en ook is niet ingegaan op de aanvullende toelichting van Bureau Blauw over dit onderwerp, van 4 mei 2023. De ontgeuringsinstallatie zou volgens Buro Blauw niet doelmatig zijn omdat de pizzageur ook buiten de openingstijden van [pizzeria] zou zijn waargenomen.
10.1.
De rechtbank overweegt dat eiseres in bezwaar heeft volstaan met een algemene verwijzing naar het rapport van Bureau Blauw van december 2022 en de aanvullende toelichting van 4 mei 2023 ter onderbouwing van haar standpunt dat de ontgeuringsinstallatie niet doelmatig zou zijn. Verweerder heeft in het bestreden besluit als reactie daarop gemotiveerd uiteengezet waarom hij van oordeel is dat de ontgeuringsinstallatie wel als doelmatig kan worden beschouwd. Daarmee is hij naar het oordeel van de rechtbank voldoende ingegaan op de betreffende bezwaargrond. Verweerder was daarbij niet gehouden om op alle afzonderlijke punten en opmerkingen die in het rapport van Buro Blauw zijn vermeld, expliciet in te gaan. Nu eiseres die punten en opmerkingen niet als zelfstandige gronden heeft ingebracht, hoefde verweerder daarop niet afzonderlijk te reageren. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder in dit opzicht onzorgvuldig heeft gehandeld of zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Geluid
11. Eiseres voert tot slot aan dat verweerder het handhavingsverzoek ten aanzien van geluid onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen. De uitgevoerde geluidsmeting die verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd is volgens eiseres niet representatief geweest voor haar woning. De uitgevoerde geluidsmeting is namelijk uitgevoerd in de woning aan de [adres 3] en die woning niet is gelegen boven de [pizzeria] zoals de woning van eiseres, maar boven een andere winkel. Hierdoor is geen sprake van een gelijkwaardige situatie met de situatie van eiseres en is het onderzoek onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd. Eiseres bestrijdt op die grond de conclusie van verweerder dat de geluidsniveaus van artikel 2.17, lid 1, onder a, van het Abm niet worden overschreden.
11.1.
De rechtbank is uit de gedingstukken gebleken dat verweerder aan het bestreden besluit een uitgevoerde geluidsmeting van 16 maart 2023, neergelegd in het meetrapport van 28 maart 2023, ten grondslag heeft gelegd, waaruit volgens verweerder blijkt dat geen sprake was van een overtreding van de geluidsnormen uit artikel 2.17 van het Abm. Verweerder heeft daarbij onderzoek gedaan naar de geluidspieken van het dichtslaan van deuren van de pizzeria op 16 maart 2023 tussen 17:45 uur en 18:30 uur. Verweerder heeft daarbij als meetpunt de locatie aan de [adres 3] gehanteerd, in de woonkamer. In het desbetreffende rapport staat daarover het volgende meetpunt opgenomen:
‘Locatie meetpunt: Woonkamer woning gelegen aan de [adres 3] (boven de pizzeria)’.
11.2.
In het meetrapport zijn verder de volgende opmerkingen opgenomen:
‘De metingen zijn verricht in de woonkamer van de woning, gelegen aan de [adres 3] . Deze woning is boven de [winkel] en naast de woning, gelegen op [adres 1] , gesitueerd. De woning op nummer [adres 1] is direct boven de pizzeria gesitueerd. Daarbij maken de woningen onderdeel uit van een appartementencomplex met meerdere woonlagen. Er is gemeten op meer dan 1 meter afstand tot muren en op 1,5 meter afstand tot de vloer van de woning. In de woning op nummer [adres 1] kon op dat moment niet worden gemeten omdat de bewoonster aangaf dat ze naar een afspraak moest. Er was echter met deze bewoonster wel een afspraak gemaakt voor het uitvoeren van de geluidsmetingen’
‘De metingen zijn niet in de dichtst nabijgelegen woning ( [adres 1] ) uitgevoerd maar in de naastgelegen woning ( [adres 3] ). Dit heeft echter geen invloed op de gemeten geluidsniveaus omdat het verschil in afstand tot de geluidsbronnen maar enkele meters is. Daardoor zal het verschil in geluidsniveau in beide woningen verwaarloosbaar klein zijn. De geluidsniveaus in de woning [adres 1] zullen de maximaal toelaatbare geluidsniveaus niet overschrijden.’
11.3.
De rechtbank stelt vast dat uit het meetrapport blijkt dat tijdens de metingen de volgende maximale geluidsniveaus zijn vastgesteld: tussendeur: 39 dB(A), koelceldeur: 36 dB(A) en buitendeur: 40 dB(A), waarbij 55 dB(A) als de te toetsen norm uit artikel 2.17 van het Abm is gehanteerd voor de dagperiode tussen 07:00 uur en 19:00 uur. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de uitgevoerde geluidsmeting onvoldoende is geweest voor de beoordeling van het handhavingsverzoek van eiseres of onvoldoende representatief zou zijn.
11.4.
Eiseres kan niet aan verweerder tegenwerpen dat er geen metingen in haar woning zijn uitgevoerd, nu zijzelf hieraan geen medewerking wenste te verlenen. Verweerder heeft nog aangeboden op een ander (door eiseres aan te geven) moment te komen meten, maar eiseres heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Ter zitting is bovendien gebleken dat eiseres op de hoogte was van het moment van de meting op 16 maart 2023, omdat dit haar per e-mail op 1 maart 2023 was medegedeeld. Indien zij op dat moment niet aanwezig kon zijn, had zij de mogelijkheid om een alternatieve afspraak te maken. Die mogelijkheid is haar later ook nog geboden. Verweerder kon daarom niet anders dan de geluidsmetingen in de direct naastgelegen woning aan de [adres 3] verrichten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder in de uitgevoerde geluidsmeting kenbaar heeft betrokken in hoeverre de meting in de naastgelegen woning aan [adres 3] van invloed is op het toelaatbare geluidsniveau in de woning van eiseres. Daarover heeft verweerder uitdrukkelijk in het meetrapport opgenomen dat de metingen in het naastgelegen pand in plaats van de woning van eiseres, niet van invloed is geweest op de gemeten geluidsniveaus omdat het verschil in afstand tot de geluidsbronnen maar enkele meters is, waardoor het verschil in geluidsniveau in beide woningen verwaarloosbaar klein zal zijn. Verweerder heeft zich daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de geluidsniveaus in de woning van eiseres de maximale geluidsniveaus niet zullen overschrijden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
12. De rechtbank concludeert, gelet op het voorgaande, dat verweerder voldoende deugdelijk onderzoek heeft uitgevoerd en dat daaruit niet is gebleken van een overtreding van het Abm en de Arm. Verweerder heeft gelet daarop de afwijzing van het handhavingsverzoek van eiseres bij het bestreden besluit terecht in stand gelaten.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Drent, voorzitter, en mr. R.J.G.H. Seerden en
mr. G.J. Krens, leden, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Genders, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 20 november 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2224