Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert [eiseres], de dochter van de overleden [erflater], betaling van een bedrag van € 20.000,00 van [gedaagde], die een langdurige relatie had met [erflater]. De vordering is gebaseerd op een geldlening die volgens [eiseres] door [erflater] aan [gedaagde] is verstrekt. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 3 september 2025. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de lening, maar dat de overboeking van € 20.000,00 met de omschrijving 'lening' voldoende bewijs biedt voor het bestaan van een geldlening. [gedaagde] betwist de lening en stelt dat het bedrag bedoeld was als schenking. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de gestelde lening onvoldoende heeft betwist en dat [eiseres] als erfgename gerechtigd is om terugbetaling te vorderen. De kantonrechter wijst de vordering tot terugbetaling van € 20.000,00 toe, evenals de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2023. [gedaagde] wordt ook veroordeeld in de proceskosten van € 1.815,72. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar zijn, omdat [gedaagde] niet in verzuim was op het moment van de ingebrekestelling. Het vonnis is uitgesproken op 19 november 2025.