Uitspraak
1.De procedure
- de brief met bijlage van [gedaagde] die bij de rechtbank is binnengekomen op 8 juli 2025 en die wordt aangemerkt als conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft A.Z.R. Vastgoed B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens huurachterstand. De huurovereenkomst tussen A.Z.R. Vastgoed en de gedaagde is ingegaan op 1 juni 2024, maar de gedaagde heeft een huurachterstand laten ontstaan. A.Z.R. Vastgoed heeft de gedaagde op 16 april 2025 aangemaand tot betaling van de huurachterstand, maar de gedaagde heeft niet voldaan aan deze aanmaning. De huurovereenkomst is per 31 mei 2025 ontbonden. A.Z.R. Vastgoed vordert bij de rechtbank een bedrag van € 3.729,39, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een bedrag van € 3.833,50 aan achterstallige huurpenningen verschuldigd is, maar heeft dit bedrag verminderd met een waarborgsom van € 750,00. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot het bedrag dat in de aanmaning was genoemd, en de wettelijke rente over de huurachterstand en de incassokosten toegewezen. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitgesproken op 19 november 2025.