3.3.1In de zaak 03.391611.24
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1]deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 8 december 2024 was ik in mijn woning gelegen aan de [adres slachtoffer 1] te Heerlen. Omstreeks 16.20 uur hoorde ik dat de deurbel ging. Ik maakte de voordeur van mijn woning open en zag dat er een persoon, voor mij onbekend, voor de deur stond. Ik zag dat er een getint, slank meisje van ongeveer 20 jaar oud bij de voordeur stond. Ik hoorde dat zij vroeg of ik de eigenaar van die [merk auto] die achterom stond was. Ik heb daarop geantwoord dat die auto inderdaad van mij was. Ik hoorde dat ze zei dat ik geen politie meer mocht bellen. Ze bleef maar zeggen of ik problemen zocht en dat ik geen politie meer mocht bellen. Ik hoorde dat ze zei dat ik nu wel problemen had. Ik zag dat dat ze met haar rechterhand ineens naar haar kontzak van haar broek ging. Ik zag dat ze in een flits met die rechterhand in mijn richting kwam. Ik voelde op dat moment nog niets, maar zag ineens een mes op de grond liggen. Het mes lag op de grond in de gang van mijn woning. Ik zag dat het een soort aardappelmes was met een hele spitse punt en een roodachtig handvat. Het lukte mij het meisje de gang uit te krijgen en de voordeur dicht te doen. Ik ben in de woonkamer gaan zitten en zag dat ik aan de linkerzijde in mijn buik gestoken was.
De medische informatieover [slachtoffer 1] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer de volgende bevindingen van het onderzoek op 8 december 2024:
Links voorzijde buik 1,5m
(de rechtbank begrijpt: 1,5 cm)brede snijverwonding tot 5,5 cm diepte met probe.
De verdachteverklaarde bij de politie op 9 december 2024 – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik ben gisteren door een vriendin thuis opgehaald en bij mijn oma afgezet. We hebben samen een sigaretje gerookt. Daarna ben ik naar de [adres slachtoffer 1] te Heerlen gelopen. Ik heb eerst bij andere woningen aangebeld, omdat ik dacht dat hij elders woonde. Ik ben doelbewust op het slachtoffer afgegaan. Ik ben daar aan de deur gegaan en heb de bewoner neergestoken. Ik heb hem één keer in zijn buik gestoken. Toen ik aanbelde, had ik het mes niet in mijn handen. Toen ik in de gang stond, pakte ik het mes. Ik had het mes achter in mijn broeksband zitten. Het was een aardappelschilmesje met een oranje handvat. Ik had het mes van thuis meegenomen om deze man neer te steken. Ik wist bij het verlaten van mijn huisadres al dat ik hem ging neersteken.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op
8 december 2024 in Heerlen met een mes in de buik van [slachtoffer 1] heeft gestoken.
Hoe moet dit handelen van de verdachte gekwalificeerd worden?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of dit handelen van de verdachte gekwalificeerd dient te worden als een poging tot moord/doodslag
(primair)of een poging tot zware mishandeling
(subsidiair).Hierbij stelt de rechtbank voorop dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door haar gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Allereerst moet dan vastgesteld worden dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] gedood kon worden door de handelingen van de verdachte. Vervolgens moet vastgesteld worden dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een feitelijk aanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden, in dit geval de dood van [slachtoffer 1] . Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De aard van het gevolg is daarbij niet bepalend.
Is er sprake van poging tot moord/doodslag?
De rechtbank stelt voorop dat het steken met een mes in de buik onder omstandigheden dodelijk kan zijn. De kracht waarmee verdachte het slachtoffer met het mes gestoken heeft, kan alleen af worden geleid uit de medische informatie, omdat de verdachte en slachtoffer daarover niet kunnen verklaren. Over het opgelopen letsel vermeldt de medische informatie dat er sprake is van een snijverwonding van 5,5 cm diep tot in het subcutane vetweefsel. Het rapport van het forensisch radiologisch onderzoek vermeldt dat de kans op overlijden minimaal wordt geacht, omdat de buikholte niet is bereikt en geen letsels van de bloedvaten zijn aangetoond. Het mes heeft alleen het vetweefsel bereikt. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat er in dit geval, door het steken met het mes geen aanmerkelijke kans bestond op het veroorzaken van dodelijk letsel. Voor het primair ten laste gelegde moet daarom vrijspraak volgen.
Is er sprake van poging tot zware mishandeling?
Met betrekking tot de vraag naar het risico op zwaar lichamelijk letsel komt de rechtbank tot een andere conclusie. Naar algemene ervaringsregels brengt het steken met een mes in de buik wél de aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel zal oplopen, omdat zich daar organen en bloedvaten bevinden. Het steken van een mes in de buik is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm een handeling die zozeer gericht is op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Door haar handelen heeft de verdachte dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat [slachtoffer 1] desondanks geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen betekent dat er geen sprake is van een voltooid delict, maar van een poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Was er sprake van voorbedachte raad?
De rechtbank ziet zich tot slot voor de vraag gesteld of er sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De verdachte heeft verklaard dat zij vanuit haar woning met een mes is vertrokken met het voornemen om haar stiefvader of anders [slachtoffer 1] een lesje te gaan leren en neer te steken. Zij is door een vriendin opgehaald en naar haar oma gebracht. Daar is zij even geweest. Vervolgens is zij naar de woning van [slachtoffer 1] gelopen. Zij heeft eerst nog bij andere woningen aangebeld, omdat zij dacht dat [slachtoffer 1] op een anders adres woonde. Uiteindelijk heeft zij bij de woning van [slachtoffer 1] aangebeld en heeft hem in zijn buik gestoken met het mes. Op grond van deze feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat de verdachte voorafgaand aan haar handelen voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op haar besluit om [slachtoffer 1] neer te steken, zodat zij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daar rekenschap van de te geven. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte rade zoals subsidiair ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen.
3.3.2In de zaak 03.042461.25
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2]deed aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 27 december 2024 omstreeks 07.45 uur ben ik mishandeld geworden door
medegedetineerde [medegedetineerde slachtoffer 2] in de penitentiaire inrichting Evertsoord in de gemeente Horst aan de Maas. In de sluis kwam [medegedetineerde slachtoffer 2] naar mij toe en ze vroeg wat ik gisteren onder de deur riep. Hierop zei ik dat ik het eten lekker vond en ik graag soep wilde maken. Ze zei dat ik mijn mond dicht moest houden en dat ik wist wat er speelde. Hierna sloeg zij mij met een vuistslag, ze raakte mij op mijn voorhoofd, neus en linkeroogkas. Ik was mijn evenwicht verloren en op de grond gevallen. Vanuit het ziekenhuis begreep ik dat [medegedetineerde slachtoffer 2] mij nog zes keer tegen mijn hoofd schopte. Terwijl ik mij probeerde te verdedigen riep [medegedetineerde slachtoffer 2] nog dat ik mijn kankerarmen omlaag moest doen, zodat zij mij in het gezicht kon raken. Ik lag weerloos op de grond.
Ik ben in de penitentiaire inrichting gecontroleerd door de huisarts, deze verwees mij door naar het ziekenhuis waar ik gecontroleerd ben. Ik heb geen breuken opgelopen. Wel heb ik een bont en blauw gezicht. Van mijn arm heb ik het meeste last. Deze is zwaar gekneusd. Hoelang het herstel is onduidelijk. Gezien het een kneuzing betreft zal dit wel even duren.
De medische informatieover [slachtoffer 2] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer de volgende bevindingen van het onderzoek op 27 december 2024:
Zwelling bovenste orbitarand links. Palpatie pijnlijk maar geen trapjes palpabel.
Verbalisanten Huyskens en Ter Haarrelateerden – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 8 februari 2025 gingen wij verbalisanten, in gesprek met het slachtoffer [slachtoffer 2] in de penitentiaire inrichting Ter Peel. Wij zagen dat mevrouw [slachtoffer 2] nog steeds letsel in haar gezicht had, dat zij had overgehouden aan de mishandeling. Wij zagen dat rondom haar rechter oog de huid blauw gekleurd was. Ook zagen wij dat in het midden van haar onderlip een wond zat. Wij zagen dat in het gezicht van mevrouw in de buurt van haar neus een schaafwond zat en op verschillende plekken op haar gezicht nog rode plekken had.
[verbalisant 1] heeft bij het
uitlezen van de camerabeeldenvan de penitentiaire inrichting van 27 december 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende waargenomen en daarover gerelateerd:Tijdsindicatie van het bestand: 06:43
Ik zag dat een vrouw het beeld inliep: persoon 1.
Tijdsindicatie van het bestand: 06:50Ik zag dat persoon 1 naar de deur liep. Ik zag dat er een vrouw het beeld in liep: persoon 2.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:17
Ik zag dat persoon 2 beide armen omhoog bewoog. Ik zag dat persoon 2 met haar lichaam naar voren leunde en hierbij haar armen tegen de schouders van persoon 1 zette en met veel kracht persoon 1 duwde. Ik zag dat persoon 1 naar achter viel en neer kwam op de doos achter de printer.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:19
Ik zag dat persoon 2 naar voren liep in de richting van persoon 1 die op de doos achter de printer zat. Ik zag dat persoon 2 haar rechter hand gebald had. Ik zag dat persoon 1 haar rechterarm omhoog deed en het shirt van persoon 2 vastpakte. Ook zag ik zag dat persoon 2 haar rechter gebalde hand met kracht naar voren bewoog en tegen het gezicht van persoon 1 kwam. Ik zag dat persoon 1 beide armen omhoog hield en dat persoon 2 met haar rechter gebalde hand met kracht door de armen van persoon 1 heen het gezicht van persoon 1 raakte.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:20
Ik zag dat persoon 2 haar linkerhand op het hoofd van persoon 1 legde en dat hierdoor het hoofd van persoon 1 naar beneden ging. Ik zag ook dat persoon 2 haar rechterbeen met veel snelheid omhoog bewoog. Ik zag dat de knie van persoon 2 tegen het gezicht van persoon 1 kwam. Ik zag dat het hoofd van persoon 1 hierdoor naar achter bewoog. Ik zag dat persoon 1 beiden handen voor haar gezicht hield.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:21
Ik zag dat persoon 2 haar rechterarm naar achter bewoog en dat de rechterhand van gebald was. Ik zag dat de rechterarm van persoon 2 naar voren bewoog. Ik zag dat de rechter gebalde hand tegen de linkerkant van het gezicht van persoon 1 kwam.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:21
Ik zag dat persoon 2 met haar rechterbeen naar achter stapte. Ik zag dat persoon 1, doordat persoon 2 haar schouders vasthield, naar voren bewoog. Ik zag dat persoon 2 naar beneden keek en haar rechterbeen met kracht naar boven bewoog. Ik zag dat de knie van persoon 2 in het gezicht van persoon 1 terecht kwam.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:22
Ik zag dat persoon 2 haar rechterarm naar achter en omhoog bewoog. Ik zag dat persoon 2 haar rechterhand balde en met een zwaai naar voren bewoog en tegen het hoofd van persoon 1 kwam.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:24
Ik zag dat persoon 2 met haar rechterbeen naar achter stapte en met veel kracht naar voren bewoog. Ik zag dat persoon 1 haar armen aan de zijkanten van haar hoofd hield. Ik zag dat het rechterbeen van persoon 2 tussen de armen van persoon 1 ging en met de wreef van de rechtervoet tegen het gezicht van persoon 1 kwam. Ook zag ik dat het hoofd van persoon 1 naar achter bewoog.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:27
Ik zag dat de rechterarm van persoon 2 onderhands naar het gezicht van persoon 1 bewoog en dat haar rechterhand 2 gebald was. Ik zag dat de rechterhand van persoon 2 tegen het gezicht van persoon 1 kwam. Ik zag dat persoon 2 haar rechterarm naar achter bewoog en weer naar voren. Ik zag dat de rechterarm van persoon 2 naar voren bewoog en de rechterhand van persoon 2 nog steeds gebald was. Ik zag dat de rechterhand tegen het gezicht van persoon 1 kwam.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:28
Ik zag dat persoon 2 met haar bovenlichaam naar achter hevelde en haar rechterbeen omhoog bewoog. Ik zag dat persoon 1 haar linkerarm voor haar gezicht hield. Ik zag dat de rechterwreef van de rechtervoet van persoon 2 met veel kracht tegen de linker arm van persoon 1 kwam. Ik zag dat het hoofd van persoon 1 hierdoor naar achter bewoog.
Tijdsindicatie van het bestand: 07:35
Ik zag dat persoon 2 naar persoon 1 liep en voorover boog met haar bovenlichaam. Ik zag dat persoon 2 haar armen omhoog bewoog en met veel kracht naar voren. Ik zag dat de handen van persoon 2 tegen het hoofd van persoon 1 kwamen. Ik zag dat persoon 2 het hoofd van persoon 1 duwde. Ik zag dat persoon 1 naar achter bewoog. Ik zag dat persoon 2 nog een keer haar handen tegen het hoofd van persoon 1 duwde.
De verdachteverklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 26 december 2024 kregen mijn celgenoot en ik geen plek aan het kerstdiner in de penitentiaire inrichting. De ochtend daarna ben ik verhaal gaan halen bij mevrouw [slachtoffer 2] . Ik heb haar geslagen. Het klopt ook dat ik met mijn voet in het gezicht van [slachtoffer 2] heb getrapt.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 27 december 2024 in de gemeente Horst aan de Maas [slachtoffer 2] in een hoek heeft geduwd waarna [slachtoffer 2] achterover viel, haar heeft vastgepakt, haar meerdere keren met een vuist tegen het hoofd heeft geslagen, meerdere keren met een voet tegen het hoofd heeft geschopt en haar meerdere keren een knietje in het gezicht heeft gegeven.
Hoe moet dit handelen van de verdachte gekwalificeerd worden?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld naar de juridische kwalificatie van het handelen van de verdachte: was dat een poging tot doodslag of een poging tot zware mishandeling?
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte de bedoeling had om [slachtoffer 2] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Rest de vraag of sprake was van voorwaardelijk opzet op een van deze gevolgen.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op de dood is vereist dat de aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer als gevolg van het slaan en/of het schoppen in/tegen haar gezicht en/of hoofd komt te overlijden en de verdachte bewust heeft aanvaard dat die aanmerkelijke kans zich zou verwezenlijken. Onder bepaalde omstandigheden kan een schop of klap in of tegen het gezicht of hoofd de aanmerkelijke kans opleveren dat iemand komt te overlijden. Die omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijn gelegen in de kracht van de schop/klap, de precieze plek op het hoofd waar wordt geschopt/geslagen, het opgelopen letsel en (het materiaal van) de schoenen die degene die schopt, draagt.
Is er sprake van poging tot doodslag?
Ondanks de vaststelling dat de verdachte meerdere malen tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geslagen, meerdere malen met een voet tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geschopt en haar meerdere malen een knietje in het gezicht heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om te kunnen concluderen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden. Er is weliswaar letsel geconstateerd in het gezicht van [slachtoffer 2] , maar de impact van de klappen en schoppen die verdachte [slachtoffer 2] heeft toegebracht zijn relatief beperkt gebleven. Ook ontbreken gegevens waaruit de rechtbank zou kunnen afleiden dat het schoppen en/of slaan in dit geval tot de dood had kunnen leiden. Derhalve kan ook niet worden bewezen dat de verdachte voorwaardelijke opzet op het mogelijk overlijden van het slachtoffer had, zodat voor het primair ten laste gelegde vrijspraak moet volgen.
Is er sprake van poging tot zware mishandeling?
Met betrekking tot de vraag naar de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel komt de rechtbank tot een ander oordeel. Naar algemene ervaringsregels brengt het slaan met vuisten, trappen en het geven van knietjes tegen het gezicht en/of tegen het hoofd wél een aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel zal oplopen. Het gezicht en hoofd zijn kwetsbare delen van het lichaam en met kracht uitgevoerde geweldshandelingen in/tegen het gezicht en/of hoofd kunnen ernstig letsel tot gevolg hebben. Met haar handelen heeft de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de verdachte [slachtoffer 2] duwt waarbij zij tussen de muur en de printer lag. Toen zij daar weerloos lag heeft de verdachte meerdere keren met haar vuisten tegen het hoofd van [slachtoffer 2] geslagen, getrapt tegen het hoofd van [slachtoffer 2] en haar in haar gezicht gestampt en knietjes gegeven. De verdachte heeft er dus voor gekozen om gericht in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] te slaan en te schoppen. Het gevaar daarvan moet voor de verdachte, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Dat [slachtoffer 2] desondanks geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is alleen maar geluk geweest en betekent dat er geen sprake is van een voltooid delict maar van een poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen acht.