Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagden], die voormalig vennoten waren van de inmiddels opgeheven vennootschap onder firma [naam VOF]. De eiser vorderde ontbinding van een koopovereenkomst voor een auto, die op 22 augustus 2024 was gesloten, en hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van de koopprijs van € 2.849,00, vermeerderd met rente en kosten. De eiser stelde dat de auto non-conform was, maar de gedaagden voerden verweer en stelden dat de eiser niet-ontvankelijk was in zijn vordering.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november 2025 werd duidelijk dat er een financieel bewind was ingesteld ten laste van de eiser. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder als formele procespartij had moeten optreden, wat niet was gebeurd. Hierdoor werd de eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn eis. De kantonrechter benadrukte dat de rechtszekerheid in het geding was en dat de bewindvoerder de gedaagden opnieuw zou moeten dagvaarden indien hij een rechtsgeding wilde aanhangig maken. De eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten van € 476,00, die aan de gedaagden moesten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.