In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen STICHTING VINCIO WONEN en een gedaagde huurder. De eisende partij, Vincio Wonen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte vanwege een huurachterstand. De gedaagde huurder had sinds 1 januari 2012 een woning gehuurd van Vincio Wonen, maar had een huurachterstand opgebouwd van meer dan drie maanden. Vincio Wonen had de huurder op 3 juni 2025 aangemaand om de huurachterstand te voldoen en had hem ook aangemeld bij een schuldhulpinstantie. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 oktober 2025 erkende de gedaagde de huurachterstand, maar voerde persoonlijke omstandigheden aan als verweer. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de gedaagde in zijn betalingsverplichtingen ernstig genoeg was om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te rechtvaardigen. De rechter wees de vordering tot ontbinding en ontruiming toe, met een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter vernietigde echter een beding in de algemene voorwaarden van Vincio Wonen met betrekking tot buitengerechtelijke incassokosten, omdat dit beding als oneerlijk werd beschouwd. De vordering tot vergoeding van deze kosten werd afgewezen, maar de vordering tot wettelijke rente werd toegewezen.