ECLI:NL:RBLIM:2025:11938

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
03/149388-25
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen en poging tot oplichting met nepagenten-truc

Op 2 december 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en het medeplegen van poging tot oplichting. De verdachte werd bijgestaan door mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 november 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat niet alle feiten bewezen konden worden verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 maart 2025 in Maastricht een envelop met geld van slachtoffer 1 heeft weggenomen, en dat hij zich op 22, 23 en 24 maart 2025 in Leidschendam-Voorburg, Nijkerk en Rijswijk schuldig heeft gemaakt aan diefstal door onbevoegd gebruik te maken van bankpassen van slachtoffers 3, 4 en 5. Daarnaast heeft hij op 25 maart 2025 in Oude IJsselstreek geprobeerd om slachtoffer 2 op te lichten door zich voor te doen als rechercheur van de politie. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de schade al was afgewikkeld via een mediationtraject.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/149388-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 2 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2001,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.G.J. Plat, advocaat kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 november 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet ter terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging – na wijziging – is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 27 maart 2025 van [slachtoffer 1] geld en sieraden heeft weggenomen door middel van geweld. Subsidiair is ten laste gelegd dat hij, al dan niet met een of meer anderen, [slachtoffer 1] heeft opgelicht om geld en sieraden af te geven;
Feit 2 tot en met 4:geld heeft gestolen door zonder toestemming met een pinpas met bijbehorende pincode te pinnen;
Feit 5:al dan niet met een of meer anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] op te lichten, door middel van een babbeltruc om op die wijze geld en sieraden van [slachtoffer 2] afhandig te maken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft de feiten ter terechtzitting bekend, met uitzondering van het ten laste gelegde geweld onder feit 1, maar ook dit acht de officier van justitie bewezen. De verklaring van de verdachte is ongeloofwaardig, omdat niet valt in te zien waarom aangeefster op dit punt leugenachtig zou zijn. Niet voor ieder deel van een bewezenverklaring hoeft dubbel bewijs te bestaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het ten laste gelegde geweld onder feit 1. De verdachte heeft al in een vroeg stadium bij de rechter-commissaris verklaard dat hij aangeefster niet heeft geduwd. Het dossier bevat ook geen steunbewijs voor het gebruik van geweld en alleen de verklaring van aangeefster is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw bepleit dat alleen de afgifte van ‘enig goed’ bewezen kan worden verklaard, omdat uit de aangifte niet blijkt dat de verdachte expliciet sieraden en geldbedragen afhandig heeft willen maken. Wel kan worden vastgesteld dat hij telefoons en bankpasjes wilde meenemen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangezien de verdachte de ten laste gelegde feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend (feit 1 in de primaire vorm en met inachtneming van het navolgende) en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met een opsomming van de bewijsmiddelen:
Feit 1:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pag. 15 tot en met 18;
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2025.
Partiële vrijspraak
Weliswaar behoeft niet de gehele tekst van een tenlastelegging ondersteund te worden door twee of meer bewijsmiddelen, maar de rechtbank zou hier, naar haar eigen inzicht, de bewezenverklaring van het ten laste gelegde geweld onvoldoende motiveren als zij hiervoor alleen de verklaring van aangeefster zou bezigen. Nu dit echter het enige bewijsmiddel op dit punt is en de verklaring van verdachte niet op voorhand als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven, is de rechtbank met de raadsvouw van oordeel dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde gebruik van geweld.
Feit 2:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pag. 36 tot en met 38;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pag. 39 en 40;
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2025;
Feit 3:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , pag. 76 tot en met 83 en de daarbij behorende bijlage op pag. 87;
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2025;
Feit 4:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , pag. 122 tot en met 125;
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2025;
Feit 5:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pag. 144 tot en met 146;
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2025.
Partiële vrijspraak
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat alleen bewezen kan worden verklaard dat de verdachte en zijn mededader(s) ‘
enig goed’van aangever afhandig hebben willen maken. Aangever verklaart in zijn aangifte dat hij bankpassen in een envelop moest stoppen en dat hij twee telefoons heeft moeten pakken zodat die konden worden meegenomen. Daarmee kan onvoldoende worden vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader(s) expliciet geld-bedragen en sieraden wilden meenemen.
3.4
De bewezen verklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 27 maart 2025 in de gemeente Maastricht een envelop met een hoeveelheid geld, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. feit 2:
op 22 maart 2025 in de gemeente Leidschendam-Voorburg en Rotterdam geldbedragen die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas en pincode van [slachtoffer 3] ;
T.a.v. feit 3:
op 23 maart 2025 in de gemeente Nijkerk een geldbedrag dat aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas en pincode van [slachtoffer 4] ;
T.a.v. feit 4:
op 24 maart 2025 in de gemeente Rijswijk een geldbedrag dat aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas en pincode van [slachtoffer 5] ;
T.a.v. feit 5:
op 25 maart 2025 in de gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- [slachtoffer 2] heeft opgebeld en zich tijdens dat telefoongesprek heeft voorgedaan als rechercheur van de politie,
- ( tijdens dat telefoongesprek) tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat er een voertuig was staande gehouden met een koevoet en daarbij een foto van de woning van [slachtoffer 2] en dat er twee Marokkanen in de auto zaten maar dat er nog twee Marokkanen niet waren opgepakt en dat zij hoogstwaarschijnlijk in de woning van [slachtoffer 2] wilden inbreken, en dat [slachtoffer 2] alle rolluiken dicht moet doen en alle deuren op slot moet doen en alle telefoons moet uitzetten behalve de telefoon waarmee hij aan het bellen was, en dat die twee Marokkanen het KPN-netwerk van [slachtoffer 2] hadden gehackt en dat er iemand langs zou komen om die hack eraf te halen,
- zich (vervolgens) naar de woning van [slachtoffer 2] heeft begeven en binnen is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 primair:
diefstal;
T.a.v. feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 3 en feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
T.a.v. feit 5:
medeplegen van poging tot oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen acht gevorderd om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 255 dagen, waarvan 183 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft bij de strafeis rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn woonplek als hij meer dan 42 dagen gedetineerd raakt. Een langere detentie is aldus onwenselijk en zal de kans op recidive doen toenemen.
6.2
Het standpunt van de verdedigingDe raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft in het bijzonder verwezen naar het rapport van de reclassering waaruit blijkt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk is. Bij een detentie langer dan 42 dagen zal de verdachte zijn woning verliezen en dat is onwenselijk. Om die reden heeft de raadsvrouw verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, in combinatie met een taakstraf. Aan het voorwaardelijk strafdeel kunnen de voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier gekwalificeerde diefstallen door zonder toestemming van de slachtoffers geldbedragen te pinnen met hun bankpassen; deze passen (met pincodes) waren kort daarvoor door middel van een geraffineerde babbeltruc die bekend staat als de ‘nepagenten-truc’ verkregen. Via dezelfde truc heeft de verdachte ook zelf toegang weten te krijgen tot twee woningen. In één geval is hij er vervolgens met een envelop met geld vandoor gegaan en in het andere geval kreeg het slachtoffer argwaan en is het bij een poging gebleven.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in opdracht van anderen de geldbedragen heeft moeten stelen en in twee gevallen zich heeft moeten voordoen als een medewerker van de politie. Hiermee bevestigt de verdachte het vermoeden van de rechtbank dat hij onderdeel is geweest van een crimineel netwerk dat zich uitsluitend bezighoudt met oplichting en diefstal van personen voor financieel gewin. Wat daarbij opvalt, is dat uitsluitend personen van hoge leeftijd slachtoffer van de bewezen misdrijven zijn geworden. Klaarblijkelijk, nu immers geen enkel feit voorkomt van jongere (potentiële) slachtoffers, heeft het crimineel netwerk waar de verdachte onderdeel van was, keer op keer bewust misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van deze bejaarde slachtoffers. Dat de verdachte niet wist dat het om ouderen ging, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig, aangezien hij tot twee keer toe de persoon is geweest die in de woning de babbeltruc heeft uitgevoerd en ook hierbij ging het telkens om een persoon van hoge leeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden om het toch te proberen.
Dat de verdachte bij de feiten 2 tot en met 4 mogelijk niet de persoon is geweest die in de woning van de slachtoffers is geweest, maakt het handelen van de verdachte niet minder ernstig. In ieder geval beschikte hij zeer kort na die huisbezoeken over de buitgemaakte pinpassen en ging hij direct tot het wegnemen van geld over. Feiten als de onderhavige hebben grote impact op de slachtoffers, wier (zelf-)vertrouwen en veiligheidsgevoel danig aangetast worden. Feiten als de onderhavige komen steeds vaker op grote schaal voor in onze maatschappij en dit creëert maatschappelijke onrust en leidt tot angst en wantrouwen. Nota bene in hun eigen huis worden mensen bedrogen en bestolen. De verdachte heeft hieraan een bijdrage geleverd en dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
De rechtbank is van oordeel dat enkel een vrijheidsbenemende straf recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan onder meer gelet op straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare gevallen. Hoewel “alleen” bewezen is dat de verdachte vier (deels gekwalificeerde) diefstallen heeft gepleegd en één keer het medeplegen van een poging tot oplichting, houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de wijze, zoals hierboven beschreven, waarop de feiten zijn gepleegd. Niet alleen zegt hij bij de feiten 2 tot en met 4 de pinpassen van een ander gekregen te hebben, waarmee hij dus verklaart dat een ander betrokkene is, tevens zijn de slachtoffers onder de feiten 1 en 5 aan het bellen met iemand tijdens de aanwezigheid van de verdachte, waarmee ook de betrokkenheid van minstens een ander gegeven is.
Ook houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de proceshouding van de verdachte. Hoewel hij een bekennende verdachte is, heeft hij ter terechtzitting het achterste van zijn tong niet laten zien en is de rechtbank niet overtuigd van zijn schuldbewustheid. Hij verklaarde dat hij spijt heeft, maar de rechtbank gelooft daar weinig van en kan zich niet aan de indruk onttrekken dat als de verdachte niet in beeld was gekomen bij de politie, hij schaamteloos was doorgegaan met het plegen van dergelijke feiten.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van de reclassering en het daarin gegeven strafadvies. De officier van justitie heeft een straf gevorderd waarin in grote mate rekening is gehouden met dit rapport. De rechtbank zal deze eis niet volgen. Vanuit het oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie, kan alleen worden volstaan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Aan de verdachte, maar ook aan de maatschappij moet duidelijk worden gemaakt dat dergelijke feiten ontoelaatbaar zijn en fors worden bestraft. Dat de verdachte met een lange gevangenisstraf zijn woning kwijtraakt, is een gevolg dat hij aan zichzelf te danken heeft en dat hij met zijn handelen op de koop heeft toegenomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden, waarbij de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zij vordert een bedrag van € 1.135,- aan materiële schade ten gevolge van het onder feit 1 tenlastegelegde en verzoekt om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met vermeerdering van de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tussen de benadeelde partij en verdachte heeft een geslaagd mediationtraject plaats-gevonden, op basis waarvan op 13 november 2025 een slotovereenkomst is opgesteld. Uit de overeenkomst blijkt dat de verdachte zich bereid heeft verklaard om de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De verdachte en de benadeelde zijn overeengekomen dat de verdachte een bedrag van € 800,- aan schadevergoeding betaalt, bestaande uit € 135,- aan materiële schade en € 665,- aan immateriële schade. De verdachte heeft dit bedrag contant aan de benadeelde betaald en partijen hebben afgesproken dat de schade daarmee is afgewikkeld en dat zij elkaar finale kwijtschelding verlenen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de rechtbank niet meer hoeft te beslissen op de vordering van de benadeelde partij, aangezien de schade reeds is afgewikkeld middels de slotovereenkomst van het mediationtraject.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, nu de schade reeds is afgewikkeld middels de slotovereenkomst van het mediationtraject, waaruit blijkt dat de benadeelde partij de verdachte finale kwijtschelding heeft verleend.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering afwijzen, omdat de schade is afgewikkeld middels de slot-overeenkomst van het mediationtraject. De rechtbank zal hierbij bepalen dat de verdachte en de benadeelde ieder hun eigen proceskosten dragen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij af;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en de veroordeelde, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H.M. Geuns, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en
mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 december 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 27 maart 2025 in de gemeente Maastricht een envelop met een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] met kracht te duwen waardoor die [slachtoffer 1] ten val komt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 maart 2025 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een geldbedrag en/of sieraden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] op te bellen en zich voor te doen als een medewerker van de politie,
- ( tijdens dit telefoongesprek) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat haar internet gehackt was, er twee mannen zijn opgepakt maar dat er nog twee mannen voortvluchtig zijn, die vannacht voor haar deur hebben gestaan,
- die [slachtoffer 1] door te verbinden met iemand van de recherche,
- ( tijdens dit telefoongesprek) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat er iemand aan de deur zou komen,
- ( vervolgens) zich naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven,
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] te vragen om het geld in een envelop te doen en aan hem te overhandigen en/of
- ( vervolgens) de envelop met geld en de sieraden aan te nemen en/of weg te nemen van die [slachtoffer 1] ;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 22 maart 2025 in de gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Rotterdam, althans in Nederland, een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleuteldoor onbevoegd gebruik te maken van de bankpas en pincode van die [slachtoffer 3] ;
3
hij op of omstreeks 23 maart 2025 in de gemeente Nijkerk, althans in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas en pincode van die De Bruin;
4
hij op of omstreeks 24 maart 2025 in de gemeente Rijswijk, althans in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas en pincode van die [slachtoffer 5] ;
5
hij op of omstreeks 25 maart 2025 in de gemeente Oude IJsselstreek, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
[slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of hetteniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van waardevolle goederen zoals sieraden en/of geldbedragen
- die [slachtoffer 2] heeft opgebeld en zich tijdens dat telefoongesprek heeft/hebben voorgedaan als rechercheur van de politie,
- ( tijdens dat telefoongesprek) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat er een voertuig was staande gehouden met een koevoet en daarbij een foto van de woningvan die [slachtoffer 2] en/of dat er twee Marokkanen in de auto zaten maar dat er nog twee Marokkanen niet waren opgepakt en dat zij hoogstwaarschijnlijk in de woning van die [slachtoffer 2] wilde inbreken,
- ( tijdens dat telefoongesprek) dat die [slachtoffer 2] alle rolluiken dicht moet doen en/of alle deuren op slot moet doen en/of alle telefoons moet uitzetten behalve de telefoon waarmee hij aan het bellen was,
- ( tijdens dat telefoongesprek) dat die twee Marokkanen het KPN-netwerk van die [slachtoffer 2] hadden gehackt en dat er iemand langs zou komen om die hack eraf te halen,
- zich (vervolgens) naar de woning van die [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven en/of voornoemde woning binnen is/zijn gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie met proces-verbaalnummer PL2300-2025049498, gesloten op 15 mei 2025, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 218.