In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. S.E.G.N. Schnabel, en [gedaagden], vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Daniëls. De procedure betreft een vordering van [eiser] tot betaling van een onbetaalde factuur van € 4.235,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering is ingesteld naar aanleiding van juridische bijstand die [eiser] heeft verleend aan [gedaagden] in een huurgeschil met United Colours Vastgoed B.V. over een bedrijfsruimte waarin [gedaagden] een restaurant exploiteert. Ondanks herhaalde aanmaningen is de factuur onbetaald gebleven.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagden] toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de opdracht, maar dat dit hen niet ontslaat van hun betalingsverplichting. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] tot betaling van de onbetaalde declaratie toewijsbaar is, evenals de gevorderde wettelijke rente, die verschuldigd is vanaf 17 april 2024. Wat betreft de buitengerechtelijke kosten heeft de kantonrechter geoordeeld dat deze gematigd moeten worden tot het wettelijke tarief, omdat niet is aangetoond dat de werkelijke kosten hoger zijn.
De kantonrechter heeft [gedaagden] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.041,46. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. R.P.J. Quaedackers op 8 januari 2025.