4.1.Alle bedragen die door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder I t/m IVworden gevorderd vloeien voort uit de stelling dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de winkelruimte na het beëindiging van de huurovereenkomst in zodanig slechte staat heeft opgeleverd, dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daardoor schade heeft geleden, die bestaat uit de herstelkosten en gederfde huurovereenkomsten tijdens de periode waarin het herstel plaatsvond. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft als meest verstrekkende verweer tegen deze vorderingen aangevoerd dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet aan zijn klachtplicht heeft voldaan door pas ruim een half jaar na de oplevering voor het eerst te klagen over deze zogenaamde opleveringsgebreken. Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daarmee zijn recht op schadevergoeding – als dat er al was – verspeeld. Dit verweer slaagt. Dat betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen aanspraak meer kan maken op schadevergoeding en dat zijn vordering wordt afgewezen. Hieronder zal de kantonrechter uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.1.1.In artikel 7:224 lid 1 BW is bepaald dat een huurder verplicht is om het gehuurde bij het einde van de huur weer ter beschikking van de verhuurder te stellen. In het tweede lid is bepaald dat indien tussen de huurder en verhuurder een beschrijving van het verhuurde is opgemaakt, de huurder gehouden is de zaak in dezelfde staat op te leveren waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is teniet gegaan of beschadigd. Indien geen beschrijving is opgemaakt, wordt de huurder, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst. In de algemene voorwaarden die op de huurovereenkomst van toepassing zijn verklaard, zijn onder artikel 10.1.1 e.v. vergelijkbare bepalingen opgenomen.
4.1.2.Omdat dit voor de beoordeling van de schending van de klachtplicht niet relevant is, zal de kantonrechter in het midden laten of er in dit geval een beschrijving van het gehuurde was opgemaakt. Wat wel van belang is, is dat uit dit artikel en ook uit de bepalingen in de algemene voorwaarden volgt dat de opleveringsplicht door de huurder samenvalt met de einddatum van de huurovereenkomst: op die datum moet de huurder het gehuurde opleveren. Dat is ook het moment waarop de verhuurder deze prestatie in ontvangst neemt. En bij uitstek dus ook het moment om te controleren of de staat waarin het gehuurde aan hem wordt opgeleverd, voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld.
4.1.3.In artikel 6:89 BW is bepaald dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd. De ratio van dit voorschrift is dat de schuldenaar wordt beschermd doordat hij erop mag rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en, indien dit niet het geval blijkt te zijn, zulks, eveneens met spoed, aan de schuldenaar meedeelt. De klachttermijn gaat lopen zodra de schuldeiser het gebrek heeft ontdekt of had moeten ontdekken.
4.1.4.Partijen zijn het erover eens dat de huurovereenkomst eindigde op 31 mei 2024. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] had het gehuurde op die datum moeten opleveren, maar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft uitstel verleend tot de volgende dag, 1 juni 2024. Op die dag heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het gehuurde opgeleverd. Partijen zijn het niet eens over hoe die oplevering precies is verlopen, maar vast staat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter plaatse was en de sleutels van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in ontvangst heeft genomen. Hij had dus de gelegenheid om de winkelruimte te inspecteren. Hij had op dat moment ook kunnen vaststellen of er sprake was van opleveringsgebreken. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] erkent ook dat hij alle gebreken waarop hij zich in deze procedure beroept, op die dag heeft ontdekt. De klachttermijn is dan ook op dat moment gaan lopen. Niet in het geschil is dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] pas een half jaar later, bij brief van 15 januari 2025, voor het eerst bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geklaagd heeft over de volgens hem aanwezige opleveringsgebreken en aanspraak maakte op schadevergoeding. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geen enkele plausibele verklaring gegeven waarom hij zo lang heeft gewacht. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd en geen beroep meer kan doen op eventuele opleveringsgebreken.
4.1.5.De stelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat hij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
gedurendede huurovereenkomst er meermaals op heeft gewezen dat hij het plafond diende te herstellen, maakt het voorgaande niet anders. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] had [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] binnen bekwame tijd vanaf de oplevering erop moeten wijzen dat hij het plafond in de staat zoals dat tijdens de oplevering was, niet accepteerde.
4.1.6.Dat betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen aanspraak meer kan maken op schadevergoeding die verband houdt met die eventuele opleveringsgebreken. De gevorderde herstelkosten en kosten vanwege huurderving worden daarom afgewezen. Alles wat partijen daar verder over hebben aangevoerd, kan buiten bespreking blijven.
De vordering onder V: makelaarskosten