ECLI:NL:RBLIM:2025:1207

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
11462776/AZ/24-140
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht gegeven ontslag op staande voet en billijke vergoeding nihil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en de besloten vennootschap HORECA GROEP LIMBURG B.V. (HGL) over een ontslag op staande voet. [verzoeker], die sinds 10 juli 2024 in dienst was bij HGL, werd op 25 oktober 2024 op staande voet ontslagen. HGL stelde dat [verzoeker] zonder overleg persoonlijke gegevens had verstrekt aan derden, wat leidde tot bedreigingen aan het adres van HGL. [verzoeker] verzocht de kantonrechter om een billijke vergoeding en andere vergoedingen wegens onregelmatige opzegging. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de redenen die HGL aanvoerde niet voldoende waren om een dringende reden voor ontslag te rechtvaardigen. De kantonrechter wees het verzoek van [verzoeker] om een billijke vergoeding toe, maar stelde deze op nihil, omdat [verzoeker] ook verwijtbaar had gehandeld. HGL werd veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding, en andere vergoedingen voor niet genoten vakantie-uren en achterstallig loon. De kantonrechter bepaalde dat partijen ieder hun eigen proceskosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: 11462776 \ AZ VERZ 24-140
Beschikking van 11 februari 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaatsnaam] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. G.T.P.J. Bremmers,
tegen
de besloten vennootschap HORECA GROEP LIMBURG B.V.,
statutair gevestigd te Utrecht,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: HGL,
gemachtigde: mr. R.L.J. van der Meer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift, met een tegenverzoek;
- de mondelinge behandeling van 28 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van mr. Bremmers.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 2003, is sinds 10 juli 2024 in dienst bij HGL. [verzoeker] vervulde laatstelijk voor 36 uur per week de functie van medewerker bediening met een loon van € 2.166,84 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
2.2.
Op 25 oktober 2024 is [verzoeker] op staande voet ontslagen.
2.3.
Bij e-mail van 25 oktober 2024 is het ontslag op staande voet aan [verzoeker] bevestigd. HGL schrijft:
“(…)
U heeft een gedragsclausule getekend en meerdere officiële waarschuwingen gekregen.
Vandaag heeft u zonder overleg persoonlijke gegevens verstrekt aan derden, waarop bedreigingen zijn geuit naar Horeca Groep Limburg.
Dit gedrag is onacceptabele en resulteert dat u per 25-10-2024 op staande voet bent ontslagen. (…)”.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om
HGL te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ten bedrage van € 7.500,00 bruto, danwel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
aan [verzoeker] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen ten bedrage van € 5.133,32 bruto;
HGL te veroordelen tot betaling van € 292,52 aan transitievergoeding;
HGL te veroordelen tot betaling van € 1.065,68 bruto aan vergoeding wegens opgebouwde maar niet genoten vakantie-uren, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging;
HGL te veroordelen tot betaling van het door [verzoeker] in de periode 10 juni 2024 tot 25 oktober 2024 opgebouwde vakantietoeslag, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging;
HGL te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 480,04 bruto aan achterstallig loon voor overuren, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging;
HGL te veroordelen om binnen zeven dagen na dagtekening van de beschikking schriftelijk aan [verzoeker] een bruto-netto specificatie te verstrekken over voornoemde bedragen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat HGL daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00, dan wel een ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
HGL te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf twee weken na de datum van deze beschikking tot de dag van de algehele voldoening;
HGL te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[verzoeker] voert aan dat de door HGL aangedragen redenen het ontslag op staande voet niet kunnen dragen, waarmee het ontslag op staande voet onterecht is gegeven. Het enkel verstrekken van het mobiele telefoonnummer van haar leidinggevende aan haar familie en haar toenmalige vriend is daartoe onvoldoende. [verzoeker] heeft HGL niet zelf bedreigd en de gedragingen van haar toenmalige vriend dienen niet voor haar rekening te komen.
3.3.
HGL voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. HGL voert aan dat het bedreigen van de werkgever reeds een zelfstandige ernstige gedraging is die kan kwalificeren als een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Dat [verzoeker] niets met die bedreiging te maken heeft gehad acht HGL volstrekt ongeloofwaardig. Daarnaast telt mee dat [verzoeker] in de zeer korte periode dat zij werkzaam is geweest bij HGL reeds minimaal drie keer ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond, waarover steeds met haar is gesproken.
3.4.
Nu [verzoeker] aan HGL een dringende reden heeft gegeven om het dienstverband onverwijld op te zeggen, maakt HGL aanspraak op een vergoeding ter hoogte van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij een reguliere opzegging had behoren voort te duren. De vergoeding bedraagt een vol maandsalaris (november 2024) te vermeerderen met zes dagen (na 26 oktober-31 oktober 2024), zijnde in totaal € 2.793,13 bruto.

4.De beoordeling

Het ontslag op staande voet
4.1.
Het gaat in deze zaak over de vraag of er op 25 oktober 2024 een rechtsgeldig ontslag op staande voet is gegeven door HGL aan [verzoeker] . Omdat het ontslag op staande voet een uiterste middel is, stelt de wet daaraan strenge eisen. Deze zijn terug te vinden in artikel 7:677 lid 1 BW: de opzegging moet onverwijld zijn en vergezeld gaan van mededeling van de reden voor ontslag, die bovendien als dringende reden moet gelden. Tussen partijen is niet in geschil dat de opzegging en de reden van opzegging onverwijld is gegeven. Het discussiepunt tussen partijen is of sprake is van een dringende reden.
Is sprake van een dringende reden?
4.2.
Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW beschouwd, zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking worden genomen. Hierbij moeten de aard en ernst van de aangevoerde dringende reden worden afgewogen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevant daarbij zijn de aard en de duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer zijn werk heeft vervuld en ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Ook als de gevolgen van een ontslag op staande voet ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst was gerechtvaardigd. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen in dit geval bij de werkgever.
4.3.
Bij de beoordeling stelt de kantonrechter voorop dat de e-mail van 25 oktober 2024 (zie nummer 2.3) de dringende reden(en) fixeert/fixeren. Dit betekent dat beoordeeld moet worden of datgene wat in deze e-mail is vermeld, zich heeft voorgedaan en of dit vervolgens
een dringende reden oplevert voor een ontslag op staande voet.
4.4.
HGL heeft aan het ontslag op staande voet, getuige de e-mail van 25 oktober 2024, ten grondslag gelegd
het zonder overleg persoonlijke gegevens aan derden verstrekken.[verzoeker] heeft niet betwist dat zij het telefoonnummer van haar leidinggevende aan haar familie en haar voormalige vriend heeft gegeven. Deze op zichzelf staande handeling kan naar het oordeel van de kantonrechter niet geschaard worden onder (een van) de dringende redenen als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW en een ontslag op staande voet tot gevolg hebben. In het onderhavige geval heeft deze actie weliswaar tot bedreigingen aan het adres van HGL geleid, maar die bedreigingen zelf, zijn niet ten name van [verzoeker] aan het ontslag ten grondslag gelegd. De overige gedragingen waarnaar in de e-mail van 25 oktober 2024 wordt verwezen, zijn niet duidelijk benoemd en kunnen daarom niet bijdragen tot het oordeel dat er sprake is van een dringende reden (de bekende druppel die de emmer doet overlopen). Het ontslag op staande voet is dan ook niet rechtsgeldig gegeven.
Billijke vergoeding
4.5.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Een opzegging die niet rechtsgeldig wordt geacht is als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding in beginsel dan ook worden toegewezen.
4.6.
De hoogte van de billijke vergoeding dient bepaald te worden aan de hand van de door de Hoge Raad in het arrest New Hairstyle (HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187) weergegeven gezichtspunten. De vergoeding dient aan te sluiten bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
4.7.
Aan het gevorderde bedrag van € 7.500,00 legt [verzoeker] , zo de kantonrechter begrijpt, het gemiste loon tot einde dienstverband ten grondslag. Deze redenering zou mogelijk opgaan indien [verzoeker] zich steeds als voorbeeldig werknemer zou hebben gedragen. Niets is echter minder waar. De door HGL aan het adres van [verzoeker] gemaakte verwijten, los van de aan het ontslag op staande voet gelegde redenen, als regelmatig te laat komen, ziek melden maar wel naar de kermis gaan en een incident op de bar (na werktijd), allemaal in een zeer kort tijdsbestek en allemaal erkend door [verzoeker] , zouden naar het oordeel van de kantonrechter toch al tot een spoedig einde van de arbeidsovereenkomst hebben geleid.
4.8.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de aan [verzoeker] toekomende billijke vergoeding met inachtneming van de in de rechtspraak weergegeven gezichtspunten op nihil gesteld dient te worden. Hierbij is van belang dat er weliswaar geen sprake is van een dringende reden maar dat [verzoeker] wel verwijtbaar heeft gehandeld.
Gefixeerde schadevergoeding
4.9.
Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
4.10.
Hoewel de opzegtermijn volgens de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor HGL twee maanden bedraagt, ziet de kantonrechter in de omstandigheden van dit geval aanleiding om de gefixeerde schadevergoeding te matiging tot het bedrag van het loon over de wettelijke opzegtermijn, zijnde één maand, zijnde € 2.340,19 (inclusief vakantietoeslag). Dit bedrag zal aan [verzoeker] worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee weken na heden.
Transitievergoeding
4.11.
Het verzoek om HGL te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Hoewel hiervoor ook is geoordeeld dat [verzoeker] wel verwijtbaar heeft gehandeld, is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Dat betekent dat de transitievergoeding verschuldigd is. HGL wordt veroordeeld tot betaling van die vergoeding, die onweersproken € 292,52 bedraagt. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen als gevorderd.
Vakantie-uren, vakantietoeslag, overuren en wettelijke verhoging
4.12.
Nu daartegen geen steekhoudend verweer is gevoerd, zal HGL worden veroordeeld tot betaling van de opgebouwde maar niet genoten vakantie-uren (inclusief vakantiegeld), vakantietoeslag en achterstallige loon voor overwerk. De verschuldigdheid van deze bedragen is niet betwist en toch heeft HGL deze niet uitgekeerd. [verzoeker] heeft daarom tevens aanspraak op een verhoging wegens vertraging ingevolge artikel 7:625 BW. De wettelijke verhoging wordt vastgesteld op 10%. Dat er loonbeslag is gelegd, moge zo zijn, maar dit ontslaat HGL niet van haar verplichting om een eindafrekening op te maken en met [verzoeker] af te rekenen. Niet ondenkbaar is dat [verzoeker] zelf niets (of weinig) zal ontvangen, maar de haar toekomende bedragen dienen wel ten gunste van haar, via het loonbeslag, te worden betaald.
De gevorderde wettelijke rente over deze bedragen wordt toegewezen, te rekenen vanaf twee weken na de datum van deze beschikking.
Bruto-netto specificatie
4.13.
Het verzoek om HGL te veroordelen tot het verstrekken van een bruto-netto specificatie zal eveneens worden toegewezen. Wel zal HGL hiervoor een redelijke termijn van vier weken worden geboden. De daaraan te koppelen dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat een bedrag van € 100,00 per dag met een maximum van € 2.500,00 zal worden toegewezen. Voor zover HGL aan de veroordeling tot het verstrekken van de specificatie tijdig voldoet, heeft zij geen last van de dwangsom.
Het tegenverzoek van HGL
4.14.
HGL maakt aanspraak op een vergoeding ter hoogte van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij een reguliere opzegging had behoren voort te duren. Dit nu [verzoeker] aan HGL een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen,
4.15.
Zoals hiervoor reeds is overwogen was er geen sprake van een dringende reden die HGL de bevoegdheid gaf om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] onverwijld op te zeggen. Toekenning van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in 7:677 lid 2 BW is dan ook niet aan de orde, zodat het tegenverzoek dient te worden afgewezen.
In het verzoek en in het tegenverzoek
4.16.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat beide partijen op punten ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt HGL om aan [verzoeker] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 2.340,19 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf twee weken na de datum van deze beschikking tot aan de dag van de gehele betaling,
5.2.
veroordeelt HGL om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 292,52, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf twee weken na de datum van deze beschikking tot aan de dag van de gehele betaling,
5.3.
veroordeelt HGL om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 1.065,68 bruto aan opgebouwde doch niet genoten vakantie-uren (inclusief vakantiegeld), te vermeerderen met een wettelijke verhoging van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken na de datum van deze beschikking tot aan de dag van de gehele betaling,
5.4.
veroordeelt HGL om aan [verzoeker] te betalen de door [verzoeker] in de periode 10 juni 2024 tot 25 oktober 2024 opgebouwde vakantietoeslag, te vermeerderen met een wettelijke verhoging van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken na de datum van deze beschikking tot aan de dag van de gehele betaling,
5.5.
veroordeelt HGL om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 480,04 bruto aan achterstallig loon voor overuren, te vermeerderen met een wettelijke verhoging van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken na de datum van deze beschikking tot aan de dag van de gehele betaling,
5.6.
veroordeelt HGL om binnen vier weken na de datum van deze beschikking schriftelijk aan [verzoeker] een bruto-netto specificatie te verstrekken over de hiervoor bedoelde bedragen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat HGL daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500,00,
5.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad [1] ,
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
in het tegenverzoek
5.9.
wijst het verzoek af,
in het verzoek en in het tegenverzoek
5.10.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.
ksf

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.