ECLI:NL:RBLIM:2025:12127

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
11931145 CV EXPL. 25-4162
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over beëindiging begeleidingsovereenkomst en huurovereenkomst met betrekking tot maatschappelijke opvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 december 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Op Weg Met en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde. De eisende partij, Op Weg Met, vorderde ontruiming van de woning van de onderbewindgestelde, die in een begeleidingstraject zat bij Probe Zorgt. De zaak draait om de vraag of de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst ook automatisch de beëindiging van de huurovereenkomst met zich meebrengt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de begeleidingsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd en dat de huurovereenkomst niet automatisch eindigde met de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de vordering tot ontruiming niet voldoende kans van slagen had in een bodemprocedure en wees de vorderingen van Op Weg Met af. Tevens werd Op Weg Met veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11931145 \ CV EXPL 25-4162
Vonnis in kort geding van 8 december 2025
in de zaak van
STICHTING OP WEG MET,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Op Weg Met,
gemachtigde: mr. D.G.A. Rossi,
tegen
[gedaagde] handelend in hoedanigheid van bewindvoerder van de heer [naam onderbewindgestelde],
geboren op [geboortedatum] 1965,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder (als formele procespartij) en [naam onderbewindgestelde] (als materiële procespartij),
gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 12
- de stelbrief van mr. A.J.J. Kreutzkamp met productie 1
- producties 13 en 14 van Op Weg Met
- de mondelinge behandeling van 24 november 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de conclusie van antwoord, tevens pleitnota van de bewindvoerder.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Probe zorgt B.V. (hierna: Probe) is een door de gemeente Maastricht (hierna: de gemeente) erkende maatschappelijke opvang die als doelstelling heeft het begeleiden, coachen en ondersteunen van mensen die regie over hun leven willen krijgen in opdracht van indicerende organisaties. Probe werkt in opdracht van de gemeente Maastricht. De gemeente heeft 27 bedden bij Probe ingekocht.
2.2.
Op 4 juli 2018 is Op Weg Met opgericht om mogelijk te maken om huisvesting te regelen voor cliënten van Probe. Op Weg Met huurt in dat kader verschillende woonruimten (van particulieren en woningcorporaties) ten behoeve van de doelgroep van Probe.
2.3.
[naam onderbewindgestelde] is via de Shelter (dag- en nachtopvang) doorgestroomd naar de opvang met begeleiding.
2.4.
Op 15 mei 2024 heeft [naam onderbewindgestelde] met Probe een begeleidingsovereenkomst gesloten.
In die begeleidingsovereenkomst is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“(…)
In aanmerking nemende
Deze begeleidingsovereenkomst is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van Cliënt en ter voorkoming van nieuwe woonproblemen, opdat Cliënt zo lang mogelijk in haar eigen leefomgeving kan blijven.
De stichting Op Weg Met (hierna: “verhuurder”) is bereid om tijdelijk, voor de duur van deze begeleidingsovereenkomst, woonruimte aan Cliënt ter beschikking te stellen, teneinde de door Probe Zorgt geboden begeleiding te faciliteren. Tussen Verhuurder en Cliënt is, gelijktijdig met begeleidingsovereenkomst, een tijdelijke huurovereenkomst met woonbegeleiding (hierna: “de Tijdelijke Huurovereenkomst met Woonbegeleiding”) tot stand gekomen.
Deze begeleidingsovereenkomst en de Tijdelijke Huurovereenkomst met Woonbegeleiding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit betekent dat de Tijdelijke huurovereenkomst met Woonbegeleiding eindigt wanneer deze begeleidingsovereenkomst eindigt.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt
Artikel 1 Begeleiding
1.1.
Deze begeleidingsovereenkomst is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van Cliënt opdat zij zo lang mogelijk in haar eigen leefomgeving kan blijven. Teneinde dit doel te verwezenlijken is door Probe Zorgt, in overleg met Cliënt, het alsBIJLAGE 1aan deze begeleidingsovereenkomst gehechte en daarvan deel uitmakende begeleidingsplan (hierna: “het Begeleidingsplan”) opgesteld.
1.2.
Cliënt zal medewerking verlenen aan de door Probe Zorgt geboden begeleiding, en zich niet aan de geboden begeleiding onttrekken. Cliënt zal zich inspannen om de in artikel 1.1. van deze begeleidingsovereenkomst en de in het Begeleidingsplan gestelde doelen te verwezenlijken.
1.3.
Probe Zorgt en Verhuurder zullen de voortgang van deze begeleidingsovereenkomst en (het realiseren van) de in het Begeleidingsplan gestelde doelen periodiek met Cliënt evalueren. Wanneer het Begeleidingsplan naar aanleiding van een evaluatie wordt gewijzigd en/of aangevuld zal dit schriftelijk worden vastgelegd.
1.4.
Overeenkomstig onderstaande tijdlijn en de daarbij genoemde data en tijdstippen volgt een periodieke evaluatie waarin afspraken en doelen bijgesteld kunnen worden. Indien één van de partijen het tussentijds eerder nodig acht, kan Probe Zorgt hiervoor benaderd worden. Deze evaluaties worden nog gepland.
(…)
Artikel 2 Duur en opzegging
2.1.
Deze begeleidingsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, ingaande op 15 mei 2024.
2.2.
Uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de in artikel 2.1 genoemde termijn zullen Probe Zorgt, Verhuurder en Cliënt evalueren of het doel van deze begeleidingsovereenkomst is verwezenlijkt en of Cliënt haar verplichtingen uit deze begeleidingsovereenkomst, het Begeleidingsplan, de Tijdelijke Huurovereenkomst met Woonbegeleiding en de blijkens de Tijdelijke Huurovereenkomst met Woonbegeleiding toepasselijke algemene bepalingen is nagekomen.
2.3.
Probe Zorgt is gerechtigd om deze begeleidingsovereenkomst tussentijds op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één week wanneer Cliënt haar verplichtingen uit deze begeleidingsovereenkomst, het Begeleidingsplan, de Tijdelijke Huurovereenkomst met Woonbegeleiding en blijkens de Tijdelijke Huurovereenkomst met Woonbegeleiding toepasselijke algemene bepalingen niet, niet tijdig of niet volledig nakomt.
Artikel 3 Tijdelijke huurovereenkomst met woonbegeleiding
3.1.
Deze begeleidingsovereenkomst en de Tijdelijke Huurovereenkomst met Woonbegeleiding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit betekent dat de Tijdelijke Huurovereenkomst met Woonbegeleiding eindigt wanneer deze begeleidingsovereenkomst eindigt.
(…)”
2.5.
Op 15 mei 2024 is tussen [naam onderbewindgestelde] en Op Weg Met een Tijdelijke Huurovereenkomst met Woonbegeleiding (hierna: de huurovereenkomst) tot stand gekomen met betrekking tot de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). In die huurovereenkomst is onder andere het volgende opgenomen:
“(…)
In aanmerking nemende
(…)
Verhuurder is bereid tijdelijk, voor de duur van de Begeleidingsovereenkomst, woonruimte aan Huurder ter beschikking te stellen, teneinde de door Begeleider aan Huurder geboden begeleiding te faciliteren.
Huurder is ermee bekend en stemt ermee in dat Verhuurder de woonruimte niet aan Huurder ter beschikking stelt om Huurder van woonruimte te voorzien, maar uitsluitend om de door Begeleider aan Huurder geboden begeleiding mogelijk te maken.
Deze huurovereenkomst en de Begeleidingsovereenkomst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit betekent dat deze huurovereenkomst eindigt wanneer de Begeleidingsovereenkomst eindigt. Wanneer deze huurovereenkomst eindigt is Huurder verplicht de woonruimte te ontruimen.
Huurder is ermee bekend en stemt er mee in dat hij/zij, gelet op het tijdelijke karakter van deze huurovereenkomst, geen aanspraak kan maken op huurbescherming.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt
Artikel 1 Het gehuurde
(…)
1.2
Het Gehuurde is uitsluitend bestemd om tijdelijk en uitsluitend ten behoeve van de door Begeleider aan Huurder geboden begeleiding door Huurder als woonruimte te worden gebruikt.
(…)
Artikel 3 Duur en opzegging
3.1
De huurovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, ingaande op 15 mei 2024 en eindigende op 14 augustus 2024.
3.2
Verhuurder dient Huurder niet eerder dan drie maanden maar uiterlijk één maand voor het verstrijken van de in artikel 3.1 genoemde bepaalde tijd schriftelijk te informeren over de dag waarop de huurovereenkomst zal eindigen. Indien Verhuurder dit niet doet wordt deze huurovereenkomst na het verstrijken van de in artikel 2.1 genoemde bepaalde tijd voor onbepaalde tijd verlengd.
3.3
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 eindigt deze huurovereenkomst van rechtswege wanneer de Begeleidingsovereenkomst eindigt.
(…)”
2.6.
Op Weg Met huurt de woning van een particuliere verhuurder. Tussen Op Weg Met en [naam onderbewindgestelde] is dus sprake van een onderhuurovereenkomst.
2.7.
Op 10 september 2025 heeft een overleg plaatsgevonden met de gemeente en [naam onderbewindgestelde] en zijn begeleider. Bij dat overleg heeft de gemeente besloten om de indicatie Maatschappelijke Opvang ten aanzien van [naam onderbewindgestelde] op een nader te bepalen datum te beëindigen. Volgens de Wmo Consulent is dat gebeurd naar aanleiding van het volgende. [naam onderbewindgestelde] heeft enkel nog hulpvragen ten aanzien van zijn financiële situatie en daar heeft [naam onderbewindgestelde] zijn bewindvoerder voor. Daarnaast wil [naam onderbewindgestelde] niet meewerken om via Housing accomodation door te stromen naar een reguliere woning en wijst hij ook de aangeboden particuliere mogelijkheden af. De relatie tussen [naam onderbewindgestelde] en zijn begeleider lijkt gebrouilleerd. Er zijn naast de ondersteuningsvraag voor het financieel praktische geen andere hulpvragen en er bestaat geen noodzaak meer voor het voortzetten van de begeleiding.
2.8.
Probe heeft op 11 september 2025 een brief gestuurd aan [naam onderbewindgestelde] met de volgende inhoud:
“We hadden gisteren, 10 september een overleg met de gemeente.
In dit overleg is besloten dat de beschikking m.b.t. jouw begeleiding wordt gestopt.
De gemeente zal jou officieel laten weten per wanneer de beschikking stopt.
Bij deze laten wij jou al weten, dat de begeleiding door ons onmiddellijk zal stoppen wanneer de definitieve datum van de gemeente bij ons binnen is.”
2.9.
De gemeente heeft de indicatie per 10 oktober 2025 beëindigd.
2.10.
Op Weg Met heeft op 13 oktober 2025 een brief gestuurd aan [naam onderbewindgestelde] waarin het volgende wordt medegedeeld. De begeleidingsovereenkomst is per 10 oktober 2025 door Probe opgezegd. Als gevolg daarvan is ook automatisch de huurovereenkomst per 10 oktober 2025 beëindigd en volledigheidshalve wordt deze huurovereenkomst door Op Weg Met opgezegd per 10 oktober 2025. In deze brief is [naam onderbewindgestelde] in de gelegenheid gesteld om de woning per 13 oktober a.s. te ontruimen en aan Op Weg Met ter beschikking te stellen.
2.11.
[naam onderbewindgestelde] heeft de woning niet verlaten.

3.Het geschil

3.1.
Op Weg Met vordert - samengevat - om [naam onderbewindgestelde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen:
I. om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en te ontruimen;
II. om het bedrag van € 750,00 per maand aan huur vanaf 1 november 2025 te betalen tot de dag van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. in de proceskosten, alsmede de nakosten en de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na vonnisdatum.
3.2.
Op Weg Met legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De begeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De verwevenheid blijkt uit de tekst van beide overeenkomsten en de begeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst zijn op dezelfde datum en voor dezelfde bepaalde periode aangegaan. Er is dus sprake van een gemengde overeenkomst die niet gesplitst kan worden. De overeenkomsten zijn dusdanig met elkaar verweven, dat met het eindigen van de begeleidingsovereenkomst ook de huurovereenkomst eindigt. Probe heeft de begeleidingsovereenkomst opgezegd per 10 oktober 2025. Dit omdat [naam onderbewindgestelde] zich niet begeleidbaar heeft opgesteld en afspraken meermaals heeft geannuleerd. Op Weg Met verwijst daartoe naar evaluatieverslagen die zijn opgesteld door de begeleider van [naam onderbewindgestelde] . Bovendien is de indicatie vanuit de gemeente beëindigd die benodigd is om begeleiding aan [naam onderbewindgestelde] te kunnen bieden. Ook de afspraken die partijen hebben gemaakt over verhuizing naar een alternatieve woning is [naam onderbewindgestelde] niet nagekomen. Probe heeft de begeleidingsovereenkomst in redelijkheid mogen beëindigen overeenkomstig artikel 7:460 BW omdat er op grond van het voorgaande sprake is van gewichtige redenen. Naar aanleiding van die beëindiging heeft Op Weg Met bij brief van 13 oktober 2025 medegedeeld aan [naam onderbewindgestelde] dat de huurovereenkomst betreffende de woning per 10 oktober 2025 is beëindigd. Volgens Op Weg Met eindigt die huurovereenkomst van rechtswege op grond van artikel 3.3 van de huurovereenkomst. [naam onderbewindgestelde] verblijft per 10 oktober 2025 dan ook zonder recht of titel in de woning.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer. De bewindvoerder concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Op Weg Met, doch bij toewijzing het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en, ingeval de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, de ontruimingstermijn te stellen op minimaal één maand na betekening van het vonnis, met veroordeling van Op Weg Met in de kosten van deze procedure.
3.4.
De bewindvoerder voert het volgende aan. [naam onderbewindgestelde] betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang. [naam onderbewindgestelde] betwist daarnaast dat hij zijn begeleidingsverplichtingen niet of niet volledig zou zijn nagekomen. Het is voor [naam onderbewindgestelde] onduidelijk welke afspraken hij zou hebben geschonden. [naam onderbewindgestelde] betwist dat hij zich niet begeleidbaar heeft opgesteld en dat er derhalve gewichtige redenen zouden bestaan om de begeleidingsovereenkomst op te zeggen. [naam onderbewindgestelde] verwijst naar het door hem overgelegde plan van aanpak van 12 september 2025, dus na de gezamenlijke bespreking. In dat plan wordt bevestigd dat verdere begeleiding nog steeds noodzakelijk is. Ook het door Op Weg Met overgelegde evaluatieverslag van 23 juni 2025 impliceert het verder werken aan de daarin gestelde doelen. Dit zou niet zijn opgesteld indien [naam onderbewindgestelde] zich onbegeleidbaar zou hebben opgesteld. [naam onderbewindgestelde] stelt zich op het standpunt dat Probe de begeleidingsovereenkomst tot op heden nimmer heeft opgezegd. De brief van 11 september 2025 heeft [naam onderbewindgestelde] nooit ontvangen en is hem dan ook niet bekend. De brief van 13 oktober 2025 aan [naam onderbewindgestelde] is ondertekend door Op Weg Met en niet door Probe. [naam onderbewindgestelde] betwist dat de begeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst dusdanig met elkaar verweven zijn dat ze als één gemengde overeenkomst moeten worden beschouwd die niet kan worden gesplitst. Er zijn twee aparte schriftelijke overeenkomsten afgesloten met ieder een andere inhoud en andere contractspartijen. Deze zijn niet onlosmakelijk met elkaar verbonden en [naam onderbewindgestelde] beroept zich dan ook op huurbescherming. [naam onderbewindgestelde] betwist dan ook dat hij zonder recht of titel in de woning verblijft. [naam onderbewindgestelde] verblijft daar immers op grond van de geldende huurovereenkomst.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De kantonrechter dient allereerst te oordelen of Op Weg Met een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Uit de aard van de vordering tot ontruiming volgt het spoedeisend belang, zeker nu het hier gaat om een maatschappelijke organisatie die huisvesting faciliteert aan een kwetsbare groep mensen die begeleiding en in dat kader veelal acuut een woonruimte nodig hebben. Hetgeen de bewindvoerder heeft aangevoerd in het kader van de betwisting van het spoedeisend belang leidt niet tot een ander oordeel.
Ontruiming
4.2.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming van woonruimte een maatregel is, die in de regel diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder (als de huurder daar aanspraak op kan maken). Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Betekent het einde van de begeleidingsovereenkomst ook het einde van de huurovereenkomst?
4.3.
De eerste vraag die centraal staat is de vraag of sprake is van een koppeling tussen de begeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst en of de begeleidingsovereenkomst (het zorgelement) daarbij overheerst. Indien sprake is van voornoemde koppeling, dan is er sprake van een gemengde overeenkomst. De vraag doet zich dan voor of in zo’n situatie de wettelijke bepalingen inzake huur(bescherming) onverkort van toepassing zijn.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak wordt van doorslaggevend belang geacht welk element overheersend is in de beide overeenkomsten: het huur- of zorgelement. De dwingende bepalingen van het (woonruimte) huurrecht zijn van toepassing, tenzij het element verzorging duidelijk overheerst. [1] Overheerst het zorgelement dan blijven de wettelijke huurbepalingen, en dus ook de huurbescherming, buiten toepassing. De beide contracten moeten wel zodanig nauw verbonden zijn dat het eind van de ene overeenkomst ook het einde van de andere betekent.
4.5.
Welk element doorslaggevend is, is afhankelijk van de omstandigheden. Belangrijke aanwijzingen zijn daarbij dat de beide overeenkomsten gelijktijdig, met dezelfde ingangsdatum en contractduur zijn aangegaan, de overeenkomsten onderling van elkaar afhankelijk zijn en de huurder/cliënt ermee bekend is, althans dient te begrijpen, dat de woning hem uitsluitend in zijn hoedanigheid van cliënt van de zorgaanbieder ter beschikking werd gesteld, buiten de reguliere toewijzingsregels om, specifiek met als doel de overeengekomen woonbegeleiding te faciliteren.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. In beide overeenkomsten is opgenomen dat de begeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat de huurovereenkomst eindigt wanneer de begeleidingsovereenkomst eindigt. In de huurovereenkomst is opgenomen dat de woning uitsluitend bestemd is om tijdelijk en uitsluitend ten behoeve van de door Probe aan [naam onderbewindgestelde] geboden begeleiding door [naam onderbewindgestelde] als woonruimte te worden gebruikt. In zoverre is er sprake van een koppeling tussen de beide overeenkomsten.
4.7.
Op grond van de tekst van de overeenkomsten kan
nietworden geconcludeerd dat deze overeenkomsten met dezelfde contractduur zijn aangegaan. Zij hebben wel dezelfde ingangsdatum, namelijk 15 mei 2024, maar in de begeleidingsovereenkomst (waarin wel staat dat deze voor bepaalde tijd is aangegaan) is geen einddatum opgenomen. De huurovereenkomst is aanvankelijk ook voor bepaalde tijd aangegaan, met als einddatum 14 augustus 2024. Als de huurovereenkomst tegen deze einddatum niet zou worden opgezegd, zou deze voor onbepaalde tijd worden verlengd. Vast staat dat Op Weg Met het einde van die huurovereenkomst niet heeft aangezegd. Op grond van artikel 3.2 van de huurovereenkomst is er vanaf 15 augustus 2024 sprake van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd.
4.8.
In artikel 3.3 van de huurovereenkomst is opgenomen dat in afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 de huurovereenkomst van rechtswege eindigt wanneer de Begeleidingsovereenkomst eindigt. Het is onduidelijk of artikel 3.3 geldt gedurende de termijn zoals opgenomen in 3.1, of dat dit ook geldt nadat de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is verlengd, overeenkomstig artikel 3.2. Dat is een kwestie van uitleg van de beide overeenkomsten. Omdat partijen daarover van mening verschillen, leent de beantwoording van deze vraag zich niet voor dit kort geding. Het is echter gebruikelijk dat gemengde overeenkomsten als onderhavige na verloop van een vooraf bepaalde tijd eindigen en dat dan ofwel de tijdelijke huurovereenkomst zonder huurbescherming wordt “omgeklapt” naar een volwaardige huurovereenkomst, ofwel geheel wordt beëindigd, waarbij de huurder/cliënt doorstroomt naar een andere woning op de reguliere woningmarkt. Het voor onbepaalde tijd laten voortduren van een situatie waarin geen huurbescherming geldt, wordt in de regel onwenselijk geacht. Het is immers gebruikelijk dat na verloop van tijd het zorgelement naar de achtergrond verdwijnt en het woonelement meer voorop komt te staan. Het is dan ook maar zeer de vraag of de bodemrechter Op Weg Met zal volgen in haar standpunt dat beëindiging van de begeleidingsovereenkomst in dit geval automatisch beëindiging van de huurovereenkomst tot gevolg heeft gehad.
Is de begeleidingsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd?
4.9.
Als er al sprake is van een gemengde huur- begeleidingsovereenkomst waarin het zorgelement overheerst, waardoor [naam onderbewindgestelde] geen huurbescherming geniet, is de tweede vraag die beantwoord dient te worden of de begeleidingsovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd. Volgens de bewindvoerder is de weg van opzegging niet juist gevolgd door Probe. Volgens de bewindvoerder is het stopzetten van de indicatie de reden voor Probe om de begeleidingsovereenkomst te beëindigen. Probe krijgt daardoor geen geld meer voor de begeleiding van [naam onderbewindgestelde] . De gemachtigde van de bewindvoerder heeft ter zitting gewezen op de brief van de gemeente van 18 november 2025 waarin de beëindiging Wmo-voorziening wordt bevestigd. Deze brief is niet in het geding gebracht. De bezwaartermijn loopt nog en [naam onderbewindgestelde] gaat bezwaar indienen tegen het besluit van de gemeente.
4.10.
Op grond van artikel 2.3 van de begeleidingsovereenkomst is Probe gerechtigd om de begeleidingsovereenkomst tussentijds op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één week wanneer [naam onderbewindgestelde] zijn verplichtingen uit de begeleidingsovereenkomst, het begeleidingsplan of de huurovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene bepalingen niet nakomt. Om tot beantwoording van voornoemde vraag over te kunnen gaan dient eerst duidelijk te zijn wat de verplichtingen van [naam onderbewindgestelde] waren. Die verplichtingen volgen namelijk niet uit de overgelegde begeleidingsovereenkomst of uit de evaluatieverslagen. Daarin wordt verwezen naar het begeleidingsplan en een tijdlijn, maar deze zijn niet overgelegd. Op Weg Met heeft diverse redenen aangevoerd (de AVG, vereiste toestemming van [naam onderbewindgestelde] ) waarom zij deze stukken niet in het geding heeft kunnen brengen. Wat daar ook van zij, zonder deze stukken kan niet worden vastgesteld wat de verplichtingen van [naam onderbewindgestelde] waren, welke verplichtingen hij niet is nagekomen en of hij deugdelijk gewaarschuwd is wat de consequenties daarvan zouden zijn. De kantonrechter kan dus ook niet vaststellen of de begeleidingsovereenkomst (rechtsgeldig) is beëindigd.
4.11.
Daarnaast is in de opzeggingsbrief van Probe van 11 september 2025, al dan niet ontvangen door [naam onderbewindgestelde] , geen rekening gehouden met de opzegtermijn van één week zoals opgenomen in artikel 2.3 van de begeleidingsovereenkomst. Probe verwijst in die opzeggingsbrief enkel naar het gegeven dat de gemeente de indicatie heeft stopgezet, niet naar de door haar gestelde schendingen van de verplichtingen door [naam onderbewindgestelde] . Dat het stopzetten van de indicatie een opzeggingsgrond vormt blijkt niet uit de begeleidingsovereenkomst.
Conclusie
4.12.
Concluderend is het niet voldoende aannemelijk dat er sprake is van een gemengde overeenkomst waarbij het zorgelement (nu nog) overheerst. Daarnaast is onvoldoende aannemelijk dat de begeleidingsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd is. Daarom acht de kantonrechter het – gelet op de thans beschikbare informatie – onvoldoende aannemelijk dat de vordering tot ontruiming in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de verzochte voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. De vordering tot ontruiming wordt dan ook afgewezen. Daarbij gaat de kantonrechter voorbij aan het bewijsaanbod van Op Weg Met. Door de aard van het kort geding is in deze procedure in het algemeen geen plaats voor bewijslevering. Er zijn geen redenen om van dat uitgangspunt af te wijken.
4.13.
Alles wat partijen verder hebben aangevoerd, kan buiten bespreking blijven.
Betaling maandelijkse huurprijs
4.14.
Nu de gevorderde ontruiming wordt afgewezen, ligt de vordering tot betaling van € 750,00 per maand aan huur vanaf 1 november 2025 tot de dag van ontruiming en de wettelijke rente daarover ook voor afwijzing gereed. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de bewindvoerder de huur niet of te laat betaalt, zodat het belang van Op Weg Met bij deze vordering ontbreekt.
Proceskosten
4.15.
Op Weg Met is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de bewindvoerder worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Op Weg Met af,
5.2.
veroordeelt Op Weg Met in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Op Weg Met niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2025.
SH

Voetnoten

1.HR 28 juni 1985,