Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. De vergunninghouder heeft op 24 oktober 2024 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een evenementenvergunning voor het organiseren van een muziek/carnavals-evenement aan [adres] te [plaatsnaam] op 4 maart 2025 van 13.00 tot 21.00 uur ter gelegenheid van de carnavalsafsluiting. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze vergunning -onder voorwaarden- verleend. Verzoekers zijn het hier niet mee eens, omdat zij (kort gezegd) van mening zijn dat de vergunning is verleend in strijd met het geldende beleid van verweerder en zij hebben de voorzieningenrechter verzocht de vergunning te schorsen.
Is de vergunning in overeenstemming met het evenementenbeleid van de gemeente?
2. Het beleid van verweerder is weergegeven in het ‘Evenementenbeleid gemeente [plaatsnaam] 2017-2021’ (het evenementenbeleid). Hierin is de ‘ [plaats] ’ aangemerkt als evenementenlocatie en is vermeld dat het een gezellig en knus plein betreft met een hoogwaardige uitstraling. Het plein is uitermate geschikt voor evenementen zonder luidruchtig karakter en het beleidsmatig streven is om ter plaatse het aantal kwalitatieve evenementen met een lokale uitstraling te laten groeien. Beleidsmatig gelden ter plaatse in beginsel de volgende normen:
• Geluidsnormen: maximaal 70 dB(A) en 85 dB(C) op de dichtstbijzijnde gevel van een geluidgevoelig object. Versterkte muziek vanaf 12.00u;
• Tijden: eindtijd bij eendaags evenement gevolgd door een werkdag 22.00u (muziek) en 23.30u (sluiting inrichting);
• Geen plaatsing van een podium en maximaal 2000 bezoekers;
• Geen evenementen met een luidruchtig karakter.
3. Over de stelling van verzoekers dat de vergunning niet tijdigis aangevraagd en dus buiten beschouwing had moeten worden gelaten, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Vast staat dat de aanvraag niet minimaal 26 weken voorafgaand aan het evenement is ingediend. Dit betekent echter, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niet dat de aanvraag ook buiten behandeling moet worden gelaten. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat, nu het evenement reeds meerdere jaren heeft plaatsgevonden en dus bekend is bij de burgemeester, het bijna 5 maanden voorafgaand aan de beoogde datum voor het evenement is ingediend, het een risico-categorie A-evenement betreft én er tot op heden geen enkele klacht is ingediend tegen de voorgaande edities van het evenement, zij op goede gronden heeft besloten de aanvraag toch in behandeling te nemen ondanks de overschrijding van de in het beleid opgenomen termijn. Hierbij weegt mee dat de belangen van verzoekers niet zijn geschaad, nu tegen het besluit de gebruikelijke rechtsmiddelen zijn aan te wenden en zo nodig ook om een voorlopige voorziening kan worden verzocht, wat verzoekers ook hebben gedaan.
4. Over de stelling van verzoekers dat sprake is van een ‘luidruchtig evenement’ dat op grond van het beleid op deze locatie niet is toegestaan,overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Op grond van het evenementenbeleid wordt onder een evenement met een luidruchtig karakter verstaan: een evenement met een geluidsproductie boven de 70 dB(A) en 85 dB(C) op de dichtstbijzijnde gevel van een kwetsbaar object, of waarbij sprake is van de duur van het evenement langer dan 6 uur en waarbij het evenement start voor 12.00 uur of tot later dan 23.00 uur plaatsvindt. De voorzieningenrechter kan verweerder niet volgen in zijn standpunt dat sprake zou zijn van ‘cumulatieve vereisten’ vanwege het woord
‘of’in de definitie van het begrip ‘luidruchtig evenement’. Dit betekent dat verweerders motivering van zijn stelling dat geen sprake zou zijn van een evenement met een ‘luidruchtig karakter’ in de zin van het evenementenbeleid onjuist is. Aangezien in het beleid van verweerder staat dat op deze locatie
in beginselgeen luidruchtige evenementen zijn toegestaan, vergt een afwijking van dat uitgangspunt in het beleid een gedegen motivering. Die motivering ontbreekt nu in het besluit.
5. Met betrekking tot de stelling van verzoekers dat de geluidsproductie van het evenement hoger is dan is toegestaanoverweegt de voorzieningenrechter dat uit de aanvraag volgt dat de geluidsbelasting 75 dB(A) bedraagt en dat het evenement 90 dB(C) produceert, waarmee de in het evenementenbeleid toegestane geluidsproductie wordt overschreden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval van de (geluids) normen van het evenementenbeleid kon worden afgeweken vanwege het feit dat op grond van de Apv de carnavalsdinsdag is aangewezen als collectieve feestdag waarop de geluidsnorm van het gemeentelijk omgevingsplan niet geldt, er slechts een overschrijding is met 5 dB (A/C), er enkel sprake is van versterkte muziek tussen 13.00 en 20.11 uur en er monitoring van de geluidsbelasting plaatsvindt, zodat bij overschrijdingen zo nodig handhavend kan worden opgetreden. Verweerder heeft daarmee voldoende gemotiveerd waarom op dit punt van het beleid wordt afgeweken.
6. Over de stelling van verzoekers dat een evenement met 2.500 bezoekers is aangevraagd terwijl volgens het beleid slechts 2.000 bezoekers zijn toegestaanoverweegt de voorzieningenrechter dat in Bijlage I, Algemene voorschriften, bij het primaire besluit, onder punt 3 is opgenomen dat het aantal bezoekers is gemaximeerd op 2.000 mensen.
7. Met betrekking tot de stelling van verzoekers dat het opbouwen van een podium op deze locatie niet is toegestaanoverweegt de voorzieningenrechter dat verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat de ratio achter het verbod op het plaatsen van een podium, niet ziet op de (kortdurende) ruimtelijke uitstraling van een podium, maar op de samenhang met evenementen met een luidruchtig karakter. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gemotiveerd, waarom, in afwijking van het beleid toch een podium op deze locatie mag worden geplaatst/opgebouwd. Hierbij is ook van belang dat verzoekers ter zitting hebben aangevoerd dat een podium voor extra geluidsoverlast zorgt.
Moet de voorlopige voorziening worden toegewezen?
8. Verweerder zal in de bezwarenprocedure een volledige heroverweging moeten maken met aandacht voor de naar het voorlopig oordeel geconstateerde gebreken. Daarbij zal de beslissing op het bezwaar naar alle waarschijnlijkheid niet worden genomen vóór 4 maart 2025. De voorzieningenrechter ziet zich daarom voor de vraag gesteld of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van een belangenafweging tussen enerzijds het belang van verzoekers en anderzijds de belangen van verweerder en de vergunninghouder. Hierover overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
9. De vergunninghouder heeft ter zitting aangevoerd dat zij een groot financieel belang heeft bij het evenement, omdat de voorbereidingen al in volle gang zijn, er betalingen zijn gedaan en de gemachtigden van de stichting bovendien persoonlijk aansprakelijk zijn. Als het evenement niet doorgaat, zal zij geen inkomsten genereren om deze investeringen te kunnen betalen. De stichting zal dan failliet gaan en de gemachtigden van de stichting zullen financiële schade lijden. Ook zal het feest waar een groot aantal mensen naar uitkijken dan niet doorgaan. Het evenement is juist opgericht omdat er in [plaatsnaam] weinig te beleven was op carnavalsdinsdag. Verweerder sluit zich naar de voorzieningenrechter begrijpt, bij dat standpunt aan. Verzoekers hebben aangevoerd dat hun kantoor iedere dag geopend is, ook met carnaval, en dat zij als gevolg van de (geluids) overlast niet kunnen werken hoewel zij voor hun cliënten 24/7 bereikbaar willen zijn. Verzoekers hebben weliswaar ook een andere locatie met hun kantoor, maar dat is alleen een spreekkamer, waar de dossiers zich niet bevinden.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van de vergunninghouder en verweerder uitvalt. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de geluidsoverlast als gevolg van versterkte muziek betrekking heeft op een (relatief) beperkt aantal uren namelijk op carvavalsdinsdag tussen 13.00 en 20.11 uur. Verder acht de voorzieningenrechter een verplaatsing van het evenement naar een andere locatie op dit moment niet (meer) realistisch. Het evenement heeft al twee keer eerder plaatsgevonden zonder klachten. Ook verzoekers hebben vóór de verlening van deze derde vergunning niet geklaagd over eerdere edities. Nu verweerder de vergunning heeft verleend, er eerder geen klachten waren, en gelet op de omvang van het feest, acht de voorzieningenrechter het goed voorstelbaar dat de vergunninghouder al is begonnen met de voorbereidingen van het evenement en daarvoor ook al de nodige betalingen heeft gedaan. Dat betekent dat als de vergunning op deze locatie wordt geschorst, dit vergaande financiële consequenties zal hebben. Dit betekent ook dat het feest dan niet door kan gaan voor de bezoekers. Daartegenover staat dat verzoekers de mogelijkheid hebben om op deze middag/avond te werken op hun kantoor in [plaatsnaam] , ook al zijn de faciliteiten daar niet optimaal. Tot slot heeft de vergunninghouder aangegeven in overleg te willen treden met verzoekers, om te proberen de overlast voor hen te verminderen.
11. De voorzieningenrechter overweegt wel dat verweerder voor een eventuele volgende vergunningaanvraag goed zal moeten overwegen of het evenement op dezelfde manier kan doorgaan, gelet op het beleid van verweerder en het feit dat er kennelijk weerstand is bij een aantal belanghebbenden. Een eventuele afwijking van de uitgangspunten in het beleid van verweerder vergt een gedegen motivering.
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat carnavals-evenement “ [naam evenement] ” door mag gaan. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.