ECLI:NL:RBLIM:2025:12538

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
03.329460.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op noodweer in strafzaak met vrijspraak voor poging tot doodslag en zware mishandeling

Op 16 december 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 december 2023 in Weert betrokken was bij een gewelddadig incident met [slachtoffer 1]. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. Tijdens de zitting op 2 december 2025 zijn de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K. Bruns, verschenen, evenals de officier van justitie. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], behandeld, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, omdat [slachtoffer 1] met een mes op hem instak. De rechtbank honoreerde het beroep op noodweer en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank gelastte de teruggave van het in beslag genomen mes aan [slachtoffer 2], de rechthebbende. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en het vonnis werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.329460.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1986,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K. Bruns, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 december 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer 1] (hierna ook wel: [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. R.A.J. Delescen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de verdachte
[slachtoffer 1] met parketnummers 03.327506.23, 03.296770.23, 03.202948.23,
03.204741.23 en 03.152758.23.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 10 december 2023 te Weert:
Feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven (
primair), dan wel hem zwaar lichamelijk letsel heeft proberen toe te brengen (
subsidiair), dan wel hem heeft mishandeld (
meer subsidiair);
Feit 2:niet op vordering van de bewoner, te weten [slachtoffer 2] , haar woning heeft verlaten en daardoor huisvredebreuk heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1. Voor feit 2 dient de verdachte te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde onder feit 1, omdat een trap tegen het hoofd niet bewezen is. Daardoor kan hooguit tot een bewezenverklaring worden gekomen van eenvoudige mishandeling. Ten aanzien van feit 2 heeft zij eveneens vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De vrijspraakoverweging
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde huisvredebreuk onder feit 2.
Ten aanzien van feit 1
De bewijsmiddelen
Getuige [slachtoffer 2]heeft op 10 december 2023 om 04:00 uur– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [2]
Vandaag 10 december 2023, omstreeks 02.30 uur kwam ik samen met [slachtoffer 1] bij mij thuis, Vrakkerstraat 49 in Weert. [slachtoffer 1] en ik hadden binnen in de woonkamer/keuken een discussie die ging over ons verleden toen we nog een relatie hadden.
Ik zag dat hij de achterdeur, die zich bevindt in mijn slaapkamer opendeed. Ik hoorde hem ineens zeggen "wat de kanker doe jij hier". Ik stond op dat moment in de deuropening van de slaapkamer op ongeveer 3 meter afstand. Op het moment dat [slachtoffer 1] dat zei, zag ik dat [verdachte] mijn slaapkamer binnen gevallen kwam. Ik zag dat [slachtoffer 1] de woonkamer inliep en [verdachte] erachteraan kwam. Ik zag dat [verdachte] met zijn beide handen, [slachtoffer 1] met kracht naar achter duwde tegen zijn borstkas. Ik zag dat [slachtoffer 1] hierdoor in de keukenhoek op de grond viel.
Ik heb [verdachte] van [slachtoffer 1] afgetrokken en richting de deur van de hal geduwd.
Ik zag dat [slachtoffer 1] opstond en naar het aanrecht liep. Ik zag dat hij met zijn
rechterhand een rood keukenmes uit de wasbak pakte. Ik schrok van het mes en ben naar de slaapkamer gelopen. Ik zag dat [verdachte] richting [slachtoffer 1] liep. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn rechterarm omhoog hief met het rode keukenmes in zijn rechterhand. Ik zag dat [slachtoffer 1] met het mes richting de rechterschouder van [verdachte] ging. Ik schreeuwde tegen beiden dat ze moesten stoppen. Ik hoorde dat [verdachte] zei “Auw ik ben gestoken”.
Ik zag dat [verdachte] naar achteren deinsde. Ik zag dat [slachtoffer 1] het mes op het aanrecht
gooide. Ik zag dat [verdachte] weer op [slachtoffer 1] afliep. Ik zag dat hij [slachtoffer 1] wederom met
beide handen tegen zijn schouders duwde met kracht naar de grond. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterhand, [slachtoffer 1] meerdere malen tegen zijn gezicht en
arm sloeg. Ik zag dat [verdachte] zich vaste pakte aan de pilaar en de koelkast en zijn linkerbeen naar achter sloeg en met kracht schopte tegen de rechterzijde van het gezicht van [slachtoffer 1] . Ik heb [verdachte] weer van [slachtoffer 1] afgetrokken en heb hem naar buiten kunnen duwen mijn appartement uit.
De medische informatie van [slachtoffer 1]opgemaakt op de huisartsenpost te Weert d.d. 10 december 2023 is eveneens toegevoegd aan het dossier, waarin onder meer het volgende staat opgenomen: [3]
Uitwendig waargenomen letsel:
Kleine kras/schram in de huid boven het rechteroog, enkele krassen/schrammen op de onderarmen, linker onderarm klein hematoom van ca. 2cm zichtbaar.
Uitwendig bloedverlies:
Ja, gering.
Overige van belang zijnde informatie:
Pijnklachten van het hoofd, zijn ribbenkas links, zijn buik en zijn linkerarm. Conclusie: diverse kneuzingen op voornoemde plekken alsook mogelijke hersenschudding. Bij alle beeldvormende diagnostiek (CT-scans van buik en schedel/nek; X-foto’s van pols, linker onderarm en borstkas) werden geen aanwijzingen gevonden voor botbreuken, bloedingen of andere traumatische
pathologie.
Geschatte duur van de genezing:
Enkele weken tot maanden.
Een verbalisantheeft op 11 december 2023 het volgende gerelateerd: [4]
Ik, verbalisant [naam verbalisant] , deed nader onderzoek naar een poging doodslag, gepleegd op zondag 10 december door verdachte [verdachte] . De verdachte had tijdens het incident werkschoenen aan van het merk Grisport. Ik zag dat dit type werkschoen voorzien is van een S3 - Veiligheidsnorm keurmerk. Dit wil onder andere zeggen dat de schoen een metalen veiligheidsneus heeft.
De bewijsoverweging
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 10 december 2023 [slachtoffer 1] meermaals heeft geslagen met de vuist en tegen diens lichaam en het hoofd en één keer tegen de zijkant van zijn gezicht heeft geschopt met werkschoenen met een metalen neus. Zij ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit dient te worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag.
Poging doodslag?
Niet is gebleken dat de verdachte vol opzet op de dood van [slachtoffer 1] heeft gehad. Dat leidt de rechtbank tot de vraag of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk is te achten.
De verdachte heeft [slachtoffer 1] één keer met kracht tegen de zijkant van het gezicht geschopt met een schoen met een metalen neus. Daarbij kan niet worden vastgesteld welk deel van het hoofd van [slachtoffer 1] is geraakt. Daarnaast heeft de verdachte meerdere malen met zijn vuist tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] geslagen. Het is niet duidelijk geworden wat [slachtoffer 1] houding was toen hij werd geslagen en geschopt.
Dit alles maakt dat de rechtbank, net zoals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen acht dat er een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] bestond. Daarom acht de acht de rechtbank het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, waardoor vrijspraak voor het primair tenlastegelegde moet volgen.
Poging zware mishandeling?
Wel concludeert de rechtbank dat dit handelen van de verdachte een poging tot zware mishandeling oplevert. Er kan hierbij op zijn minst worden gesproken van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . Immers heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard, door op deze manier te schoppen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 subsidiair:
op 10 december 2023 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd heeft getrapt en met vuisten in het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het beroep op noodweer
De raadsvrouw heeft een beroep op noodweer gedaan, waarbij zij heeft aangevoerd dat [slachtoffer 1] degene was die is begonnen met het geweld. De verdachte heeft hierbij enkel verbaal de confrontatie opgezocht. Er was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding vanuit [slachtoffer 1] met een mes, waartegen de verdachte zich moest verdedigen. Het schoppen en slaan was een geboden en noodzakelijke verdediging hiertegen, waarmee de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit niet zijn overschreden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer dient te worden verworpen, omdat de verdachte de agressor is geweest die meteen bij binnenkomst in de woning van [slachtoffer 2] geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd door hem te duwen, schoppen en slaan. Het geweld van de verdachte was al begonnen voordat [slachtoffer 1] een mes had gepakt, waardoor aan de kant van de verdachte geen sprake kan zijn van noodweer. Daarbij had de verdachte de mogelijkheid om zich te onttrekken aan de situatie, waarmee niet langer is voldaan aan de subsidiariteitseis.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor noodweer is vereist dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. De vraag of een gedraging geboden is door de noodzakelijke verdediging – waarmee de subsidiariteits- en proportionaliteitseis tot uitdrukking wordt gebracht – leent zich niet voor beantwoording in algemene zin. Bij de beslissing daaromtrent komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval. De subsidiariteitseis ziet op de keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt. De proportionaliteitseis strekt ertoe om een gedraging slechts dan straffeloos te doen zijn indien zij - als verdedigingsmiddel - in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
De rechtbank acht de volgende feitelijke toedracht aannemelijk. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren midden in de nacht bij [slachtoffer 2] thuis. De verdachte klom over het tuinhek en verschool zich naast de achterdeur. Toen [slachtoffer 1] die achterdeur opende, kwam de verdachte direct naar binnen. Hij volgde [slachtoffer 1] tot in de keuken en duwde hem naar de grond. [slachtoffer 2] trok de verdachte weg, [slachtoffer 1] pakte een keukenmes en de verdachte liep weer op [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 1] stak twee keer bovenhands in op de verdachte en raakte hem eerst in zijn schouder en toen boven zijn tepel. De verdachte sloeg [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd en lichaam en schopte hem één keer tegen zijn hoofd. [slachtoffer 2] trok de verdachte weg en de verdachte verliet de woning.
Bij vonnis van heden heeft de rechtbank [slachtoffer 1] voor dit steekincident ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij uit noodweerexces heeft gehandeld. Het hanteren van het mes door [slachtoffer 1] levert echter wel een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding op, waartegen de verdachte zich op zijn beurt mocht verdedigen. Vanaf het moment dat [slachtoffer 1] op de verdachte instak, bevond de verdachte zich dus ook in een noodweersituatie.
Gelet op de toegepaste geweldsvorm van [slachtoffer 1] komt de rechtbank tot de slotsom dat het toegepaste geweld van de verdachte, bestaande uit het meerdere malen slaan en het eenmaal schoppen (met een metalen neus) tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , binnen de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit is gebleven.
Conclusie
De rechtbank honoreert het beroep op noodweer en acht als gevolg daarvan de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling niet strafbaar. De verdachte zal dientengevolge ter zake van het subsidiair tenlastegelegde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.

5.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

5.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert schadevergoeding ter zake van feit 1 tot een bedrag van € 1.040 aan materiële schade en € 7.500 aan immateriële schade.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en dan wel tot een redelijkerwijs toe te wijzen bedrag van € 500 aan immateriële schade, inclusief de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel dat een niet-ontvankelijkverklaring dient te volgen.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De verdediging heeft een eigen-schuldverweer gevoerd. De schade zou volgens de raadsvrouw namelijk mede het gevolg zijn van omstandigheden die aan de benadeelde partij kunnen worden toegerekend. De beoordeling van de mate waarin de aan beiden toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen en de vraag of de billijkheid een andere verdeling van de schade eist, vergen in dit geval een uitvoerig partijdebat en mogelijk nadere bewijslevering. Daarvoor is in dit strafgeding geen plaats. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering daarom slechts bij de civiele rechter aanbrengen.

6.Het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen mes verbeurd wordt verklaard, omdat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan. De rechtbank zal echter de teruggave gelasten van het mes aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, te weten [slachtoffer 2] , nu het delict in de onderhavige zaak niet is gepleegd met dit mes.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde feit niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de civiele rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

Beslag

- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan [slachtoffer 2] :
1 STK Mes (Omschrijving: PL2300-2023195244-G1662042, rood, merk: vleesmes);
Voorlopige hechtenis
- heft het tegen verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.T.H.L. van de Bergh, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M.A. Curfs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2025.
Buiten staat
Mr. dr. D.L.F. de Vocht is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 10 december 2023 in de gemeente Weert
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer 1] , een of meermalen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of met vuisten in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2023 in de gemeente Weert
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 1] , een of meermalen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of met vuisten in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2023 in de gemeente Weert
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen (met
kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of met vuisten
in het gezicht en/of tegen het lichaam te slaan (terwijl die [slachtoffer 1] op de
grond lag);
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 10 december 2023 in de gemeente Weert
in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, de woning aan de Vrakkerstraat 49
bij [slachtoffer 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk aldaar vertoevende
zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023195340, gesloten op 17 februari 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 153.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige van 10 december 2023, pg. 72-73.
3.De medische informatie van [slachtoffer 1] van 10 december 2023, pg. 115.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2023, pg. 135 en 137.