ECLI:NL:RBLIM:2025:12543

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
03.327506.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op noodweer verworpen, beroep op noodweerexces gehonoreerd, ontslag van alle rechtsvervolging in de hoofdzaak

Op 16 december 2025 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere incidenten, waaronder een poging tot doodslag op [slachtoffer 2] op 10 december 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een noodweersituatie verkeerde, maar dat zijn reactie disproportioneel was. Het beroep op noodweer werd verworpen, maar het beroep op noodweerexces werd gehonoreerd. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor de poging tot doodslag, maar was wel strafbaar voor andere feiten, waaronder belediging van politieagenten en vernielingen. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren en kende schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de hoogte van de schadevergoeding schatte en de verdachte verplichtte tot betaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn autismestoornis, en de impact van zijn gedrag op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.327506.23 (hoofdzaak);
03.296770.23;
03.202948.23;
03.204741.23;
03.152758.23 (ttz.gev.).
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1994,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.A. Remport Urban, advocaat kantoorhoudende te Linne.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 december 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna ook wel: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) hebben zich beiden als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen zijn op de zitting gehoord. De rechtbank heeft de verschillende vorderingen tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen de verdachte [slachtoffer 2] met het parketnummer 03.329460.23.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte te Weert:
T.a.v. 03.327506.23 (hoofdzaak):
op 10 december 2023 heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] met een mes van het leven te beroven (
primair), dan wel hem zodoende zwaar lichamelijk letsel heeft proberen toe te brengen (
subsidiair);
T.a.v. 03.296770.23:
op 9 november 2023 de politieagenten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] heeft beledigd
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening;
T.a.v. 03.202948.23:
op 14 augustus 2023 de auto van [slachtoffer 2] heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
T.a.v. 03.204741.23:
op 26 juni 2023 de mobiel van [slachtoffer 1] heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
T.a.v. 03.152758.23:
op 11 mei 2023 [slachtoffer 1]
Feit 1:heeft bedreigd met een mes;
Feit 2:heeft mishandeld door haar bij de keel vast te pakken;
Feit 3:heeft bestolen van een Nintendo Switch en een oplader;
Feit 4:haar tv, vape en afstandsbediening heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde in de hoofdzaak. Ook in de zaken met de andere parketnummers acht de officier van justitie de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de bedreiging met het mes en de mishandeling van [slachtoffer 1] . Wat betreft de bewezenverklaring van de poging doodslag dan wel poging zware mishandeling heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het overige tenlastegelegde heeft de raadsvrouw geen standpunt ingenomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. 03.327506.23 primair (hoofdzaak): [1]
De bewijsmiddelen
Getuige [slachtoffer 1]heeft op 10 december 2023 om 04:00 uur – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [2]
Vandaag 10 december 2023, omstreeks 02.30 uur kwam ik samen met [verdachte] bij mij thuis, [adres 2] in Weert. [verdachte] en ik hadden binnen in de woonkamer/keuken een discussie die ging over ons verleden toen we nog een relatie hadden.
Ik zag dat hij de achterdeur, die zich bevindt in mijn slaapkamer, opendeed. Ik hoorde hem ineens zeggen "wat de kanker doe jij hier". Ik stond op dat moment in de deuropening van de slaapkamer op ongeveer 3 meter afstand. Op het moment dat [verdachte] dat zei, zag ik dat [slachtoffer 2] mijn slaapkamer binnen gevallen kwam. Ik zag dat [verdachte] de woonkamer inliep en [slachtoffer 2] erachteraan kwam. Ik zag dat [slachtoffer 2] met zijn beide handen, [verdachte] met kracht naar achter duwde tegen zijn borstkas. Ik zag dat [verdachte] hierdoor in de keukenhoek op de grond viel.
Ik heb [slachtoffer 2] van [verdachte] afgetrokken en richting de deur van de hal geduwd.
Ik zag dat [verdachte] opstond en naar het aanrecht liep. Ik zag dat hij met zijn
rechterhand een rood keukenmes uit de wasbak pakte. Ik schrok van het mes en ben naar de slaapkamer gelopen. Ik zag dat [slachtoffer 2] richting [verdachte] liep. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterarm omhoog hief met het rode keukenmes in zijn rechterhand. Ik zag dat [verdachte] met het mes richting de rechterschouder van [slachtoffer 2] ging. Ik schreeuwde tegen beide dat ze moesten stoppen. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei “Auw ik ben gestoken”.
Ik zag dat [slachtoffer 2] naar achteren deinsde. Ik zag dat [verdachte] het mes op het aanrecht
gooide. Ik zag dat [slachtoffer 2] weer op [verdachte] afliep. Ik zag dat hij [verdachte] wederom met
beide handen tegen zijn schouders duwde met kracht naar de grond. Ik zag dat [slachtoffer 2] met zijn rechterhand, [verdachte] meerdere malen tegen zijn gezicht en
arm sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] zich vastpakte aan de pilaar en de koelkast en zijn linkerbeen naar achter sloeg en met kracht schopte tegen de rechterzijde van het gezicht van [verdachte] . Ik heb [slachtoffer 2] weer van [verdachte] afgetrokken en heb hem naar buiten kunnen duwen mijn appartement uit.
Getuige [slachtoffer 1]heeft op 10 december 2023 om 09:00 uur– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [3]
Ik zag dat [verdachte] het rood met witte koksmes pakte uit de gootsteen. Ik zag dat [verdachte] twee keer een slaande/hakkende beweging maakte in de richting van [slachtoffer 2] . Ik zag dat [verdachte] het mes vasthield in zijn rechterhand. Ik zag dat [verdachte] een hakkende beweging maakte door met het mes van boven naar onder te bewegen in de richting van [slachtoffer 2] .
De medische informatie van [slachtoffer 2]opgemaakt op de huisartsenpost te Weert van 10 december 2023 vermeldt onder meer het volgende: [4]
Uitwendig waargenomen letsel:
Snij- c.q. steekwond van ca. 1 centimeter lengte met licht wijkende wondranden op de linkerschouder.
Uitwendig bloedverlies:
Ja, gering.
Geschatte duur van de genezing:
1 week.
Een verbalisant heeft op 10 december 2023
de aangifte van [slachtoffer 2]opgenomen en heeft daarover – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd: [5]
Op zondag 10 december 2023 om 09:07 uur hoorde ik [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] toont mij een klein wondje boven zijn rechter tepel. Ik, verbalisant, zie dat hij een klein prik- dan wel kraswondje direct boven zijn rechter tepel heeft.
De bewijsoverweging
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 10 december 2023 tweemaal met een mes gericht op [slachtoffer 2] heeft ingestoken en hem ter hoogte van zijn schouder en borst heeft geraakt. Zij ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit dient te worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat de verdachte met dit handelen vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] . Wel kan naar het oordeel van de rechtbank worden gesproken van voorwaardelijke opzet op diens dood. De verdachte had in deze dynamische situatie door zijn hakkende steekbewegingen namelijk net zo goed een vitaal gedeelte van het lichaam kunnen raken met het mes, zoals de nek met de (hals)slagaders, de longen of het hart. Er is zodoende dus een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid ontstaan op dodelijk letsel. Het handelen van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm bovendien zo zeer gericht geweest op – en geschikt tot – het toebrengen van dodelijk letsel bij [slachtoffer 2] , dat het niet anders kan zijn dan dat hij de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. Gelet op het voorgaande kan worden gesproken van een poging tot doodslag en kan dientengevolge tot een bewezenverklaring worden gekomen van het primair tenlastegelegde.
T.a.v. 03.296770.23: [6]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 9 november 2023 twee verbalisanten heeft beledigd tijdens de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Omdat de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 december 2025;
  • het proces-verbaal van bevindingen van de desbetreffende verbalisanten.
T.a.v. 03.202948.23: [8]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 14 augustus 2023 de auto van [slachtoffer 2] heeft beschadigd. Omdat de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 december 2025;
  • de aangifte van [slachtoffer 2] .
T.a.v. 03.204741.23: [10]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 26 juni 2023 de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] onbruikbaar heeft gemaakt. Omdat de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 december 2025;
  • de aangifte van [slachtoffer 1] .
T.a.v. 03.152758.23: [12]
Feit 1 en feit 2:
De bewijsmiddelen
[slachtoffer 1]heeft op 11 mei 2023 aangifte gedaan van meerdere strafbare feiten en heeft hierover – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [13]
Op donderdag 11 mei 2023, was ik samen met mijn begeleider [naam] van
Maatman Zorggroep in mijn woning gelegen aan de [adres 2] te Weert.
Omstreeks 11.30 uur stond [verdachte] opeens voor mijn deur. [verdachte] is mijn ex-partner. Hij zou zijn laatste spullen komen halen, maar ook mijn spullen terugbrengen. Rond 12 uur veranderde de toon van het gesprek met [verdachte] . Hij werd boos, omdat hij
antwoorden op zijn vragen wilde.
(…)
Ik zag dat [verdachte] zijn linkerarm naar achteren bewoog. Hierna zag ik [verdachte] zijn hand richting mijn keel bewegen. Ik voelde dat [verdachte] zijn hand mijn keel vastpakte. Ik voelde dat hij mij met kracht bij mijn keel vast had. Hierna duwde hij mij naar achteren met zijn linkerarm, terwijl hij zijn hand nog altijd op mijn keel had. Door de kracht waarmee hij dat deed, voel ik nog altijd pijn aan mijn keel.
[naam] probeerde [verdachte] uit mijn woning te krijgen, maar dit weigerde hij.
Ik hoorde dat [naam] tegen [verdachte] zei dat als hij niet weg ging zij 112 zou bellen.
Ik hoorde dat [verdachte] nog harder begon te schreeuwen. Hij was nog bozer dan eerst. Ik
hoorde dat hij schreeuwde: "doe maar, dan gaat hier alles kapot'. Hierdoor durfde
zowel ik als [naam] niet 112 te bellen.
(…)
Ik zag dat [verdachte] richting mijn keuken liep. Ik zag dat hij richting het messenblok
liep. Het messenblok staat op de glazen afdekplaat van mijn fornuis. Ik zag dat [verdachte]
het rode vleesmes uit het messenblok vastpakte. Ik zag dat [verdachte] met het mes begon te zwaaien. Ik stond toen achter de salontafel. [naam] stond tussen mij en [verdachte] in.
Op dat moment had ik mijn telefoon in mijn handen. Ik besloot om mijn vriend [slachtoffer 2] te appen. Ik appte [slachtoffer 2] dat hij nu moest komen, omdat [verdachte] mij met een mes bedreigde. Ik hoorde dat [verdachte] schreeuwde of ik met [slachtoffer 2] aan het appen was. Ik was bang en zei dat ik [slachtoffer 2] niet geappt had. Ik zag dat [verdachte] vanuit de keuken in mijn richting liep. Ik zag dat [verdachte] het mes in zijn rechterhand vasthield met het mes in mijn richting gericht. Ik zag dat [verdachte] op ongeveer twee meter van mij af stond. Hij hield het mes vast met zijn rechterarm gestrekt. Hij wees met het mes in mijn richting. Hierdoor zag ik het mes op ongeveer dertig centimeter van mijn gezicht. Ik voelde mij hierdoor heel er bang en bedreigd.
Getuige [naam]heeft op 11 mei 2023 een verklaring afgelegd en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [14]
Ik ben begeleidster van [slachtoffer 1] . Ik werk bij Maatman Zorggroep. [slachtoffer 1] en ik hadden vandaag (11 mei 2023) een afspraak, waardoor ik bij haar thuis was aan de [adres 2] te Weert.
[verdachte] kwam rond 11.30 uur naar [slachtoffer 1] toe. In het begin was het gesprek rustig.
[verdachte] stelde vragen waarop [slachtoffer 1] niet de antwoorden gaf die hij wilde horen. Ze
zijn exen van elkaar. Dit is sinds zondag volgens mij. Het gesprek sloeg ineens om. Ik had het idee dat dit kwam, omdat [verdachte] gehoord had dat [slachtoffer 1] samen was gezien met een ander. Daarnaast gaf [slachtoffer 1] steeds kort antwoord op de vragen van [verdachte] .
(…)
Ik zag dat [verdachte] naar de keuken liep en dat hij een mes uit het messenblok pakte. Ik
hoorde [verdachte] schreeuwen dat hij antwoorden wilde en dat [slachtoffer 1] dat niet deed.
[slachtoffer 1] en ik vroegen [verdachte] een aantal keren om het mes neer te leggen. Ik zag dat
hij het mes in zijn handen bleef houden. Ik zag dat hij het mes in de richting van
[slachtoffer 1] wees. Hij bleef roepen dat hij antwoorden wilde. Vervolgens zag ik dat hij [slachtoffer 1] bij de keel greep en naar achteren duwde op de bank. Ik weet niet meer of hij toen het mes vasthad.
(…)
[slachtoffer 1] en ik riepen dat hij echt moest vertrekken. [verdachte] vroeg vervolgens aan mij
of ik mee wilde lopen naar zijn huis. Hij vertelde dat hij niet alleen de straat op
durfde, omdat hij bang was dat iemand hem zou opwachten.
De bewijsoverweging
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 11 mei 2023 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een mes en haar tevens heeft mishandeld door haar bij de keel vast te pakken. Zij acht deze feiten derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 en feit 4:
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 11 mei 2023 de Nintendo Switch met oplader van [slachtoffer 1] heeft gestolen en daarnaast haar vape, afstandsbediening en tv heeft vernield. Omdat de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie d.d. 11 mei 2023; [15]
- de aangifte van [slachtoffer 1] . [16]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. 03.327506.23 primair (hoofdzaak):
op 10 december 2023 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven met een mes (gericht) op die [slachtoffer 2] heeft ingestoken en met een mes die [slachtoffer 2] ter hoogte van zijn schouder en zijn borst heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. 03.296770.23:
op 9 november 2023 te Weert opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam verbalisant 1] , brigadier bij politie eenheid Limburg, en [naam verbalisant 2] , agent bij politie eenheid Limburg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "kutwouten" en "kuthonden" en "kankermongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking;
T.a.v. 03.202948.23:
op 14 augustus 2023 in de gemeente Weert opzettelijk en wederrechtelijk een auto die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft beschadigd;
T.a.v. 03.204741.23:
op 26 juni 2023 in de gemeente Weert opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt;
T.a.v. 03.152758.23 feit 1:
op 11 mei 2023 in de gemeente Weert [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door een mes te tonen aan voornoemde [slachtoffer 1] ;
T.a.v. 03.152758.23 feit 2:
op 11 mei 2023 in de gemeente Weert [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] bij de keel vast te pakken;
T.a.v. 03.152758.23 feit 3:
op 11 mei 2023 in de gemeente Weert een Nintendo Switch en een oplader die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 03.152758.23 feit 4:
op 11 mei 2023 in de gemeente Weert opzettelijk en wederrechtelijk een tv, een vape en een afstandsbediening die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

T.a.v. 03.327506.23 (hoofdzaak):
Het beroep op noodweer
De raadsvrouw heeft een beroep op noodweer gedaan, waarbij zij heeft aangevoerd dat de verdachte niet de agressor was, maar zich enkel heeft willen verdedigen tegen het geweld dat werd gepleegd door [slachtoffer 2] . Hij vreesde voor zijn eigen veiligheid en die van [slachtoffer 1] . Onder deze omstandigheden zag de verdachte zich genoodzaakt om een mes te gebruiken om [slachtoffer 2] af te schrikken, waarmee zijn handelen noodzakelijk en proportioneel was.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer slaagt. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2] in de woning van [slachtoffer 1] , waarbij de verdachte niet kon vluchten en hij zich derhalve hiertegen mocht verdedigen met een mes.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor noodweer is vereist dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. De vraag of een gedraging geboden is door de noodzakelijke verdediging – waarmee de subsidiariteits- en proportionaliteitseis tot uitdrukking wordt gebracht – leent zich niet voor beantwoording in algemene zin. Bij de beslissing daaromtrent komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval. De subsidiariteitseis ziet op de keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het gebruikt is. De proportionaliteitseis strekt ertoe om een gedraging slechts straffeloos te doen zijn indien zij - als verdedigingsmiddel - in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
De rechtbank acht de volgende feitelijke toedracht aannemelijk. De verdachte en [slachtoffer 1] waren midden in de nacht bij [slachtoffer 1] thuis. [slachtoffer 2] klom over het tuinhek en verschool zich naast de achterdeur. Toen de verdachte die achterdeur opende, kwam [slachtoffer 2] direct naar binnen. Hij volgde de verdachte tot in de keuken en duwde hem naar de grond. [slachtoffer 1] trok [slachtoffer 2] weg, de verdachte pakte een keukenmes en [slachtoffer 2] liep weer op de verdachte af. De verdachte stak twee keer bovenhands in op [slachtoffer 2] en raakte hem eerst in zijn schouder en toen boven zijn tepel.
Aan de verdachte komt naar het oordeel van de rechtbank geen succesvol beroep op noodweer toe. Het twee keer bovenhands hakkend insteken op het bovenlichaam van [slachtoffer 2] stond in de gegeven omstandigheden niet in redelijke verhouding tot de ernst van de duw en de toenadering, zodat niet is voldaan aan de proportionaliteitseis. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
Er zijn aldus geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde
Dit levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. 03.327506.23 primair (hoofdzaak):
poging tot doodslag;
T.a.v. 03.296770.23:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
T.a.v. 03.202948.23:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
T.a.v. 03.204741.23:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
T.a.v. 03.152758.23 feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
T.a.v. 03.152758.23 feit 2:
mishandeling;
T.a.v. 03.152758.23 feit 3:
diefstal;
T.a.v. 03.152758.23 feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

T.a.v. 03.327506.23 (hoofdzaak):
Het beroep op noodweerexces
De raadsvrouw heeft een beroep op noodweerexces gedaan. Daartoe heeft ze aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld vanuit een hevige gemoedsbeweging, die het gevolg was van de aanval van [slachtoffer 2] .
Ook de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweerexces slaagt, omdat de ogenblikkelijke aanranding van [slachtoffer 2] heeft gezorgd voor een hevige gemoedsbeweging bij de verdachte hetgeen weer resulteerde in een disproportionele reactie van laatstgenoemde.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor een geslaagd beroep op noodweerexces is vereist dat sprake is van een "overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging". Dit betekent dat aan alle eisen voor het aannemen van een noodweersituatie is voldaan, behalve aan de eis van proportionaliteit. Bovendien is vereist dat deze overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging het onmiddellijke gevolg is van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de wederrechtelijke aanranding. Hierbij moet aannemelijk zijn dat de aldus veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de gedraging, maar hoeft niet geheel uit te worden gesloten dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging. Bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval van een "dergelijk onmiddellijk gevolg" sprake is geweest, kan gewicht toekomen aan de mate waarin de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden alsmede aan de aard en de intensiteit van de hevige gemoedsbeweging.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, verkeerde de verdachte in een noodweersituatie op het moment dat hij instak op [slachtoffer 2] . Hij vreesde op dat moment voor de veiligheid van zichzelf en [slachtoffer 1] .
De verdachte heeft echter de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. De vraag is of dat verontschuldigbaar was. Compleet onverwacht voor de verdachte heeft [slachtoffer 2] midden in de nacht de woning van [slachtoffer 1] betreden, de verdachte achternagezeten, in de hoek gedreven, naar de grond geduwd en opnieuw benaderd terwijl de verdachte al een keukenmes had gepakt. De rechtbank acht het onder deze omstandigheden aannemelijk dat de overschrijding een onmiddellijk gevolg is geweest van een bij verdachte ontstane hevige gemoedsbeweging die door deze aanranding is veroorzaakt en dat deze gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de steekbewegingen van de verdachte.
Aan de verdachte komt derhalve een geslaagd beroep op noodweerexces toe.
Conclusie
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep op noodweerexces, zodat de verdachte niet strafbaar is voor de poging tot doodslag en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
T.a.v. 03.296770.23, 03.202948.23, 03.204741.23 en 03.152758.23:
Voor het overige bewezenverklaarde is de verdachte wel strafbaar. Er zijn namelijk geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die zijn strafbaarheid voor die feiten uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 3 jaren. Hierbij heeft zij de oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, zo begrijpt de rechtbank het pleidooi van de raadsvrouw, primair bepleit dat het bewezenverklaarde (ten aanzien van alle parketnummers) zich leent voor een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aangezien de verdachte al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft moeten verblijven en zelf ook gewond is geraakt bij het vervolg van het gevecht. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht om de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij ze heeft aangevoerd dat de verdachte bereid is om zich te houden aan de voorwaarden zoals die zijn verwoord door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in 2023 schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, die alle in meer of mindere mate betrekking hebben op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zo heeft hij de autoruit van [slachtoffer 2] ingeslagen, de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] op de grond kapot gegooid, haar bedreigd met een mes, haar mishandeld door haar bij de keel vast te pakken en meerdere spullen van haar vernield of gestolen. Daarnaast heeft hij twee politieagenten beledigd toen die in zijn optiek een aangifte van hem tegen [slachtoffer 2] niet serieus namen. Gelet op de bevindingen van de wijkagent, is dit nog maar een greep uit de vele incidenten die hebben plaatsgevonden tussen de verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard onder meer de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [slachtoffer 1] ernstig geschonden. De verdachte heeft zich bovendien zowel fysiek als verbaal agressief gedragen, waarbij deze agressie lijkt voort te komen uit zijn autismestoornis. Dat dit een grote impact heeft op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gebleken uit de verzochte schadevergoedingen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 18 april 2024, waarin staat beschreven dat er een conflictueuze driehoeksverhouding is tussen de verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verdachte is gediagnosticeerd met autisme wat hem significant beperkt in de sociale interactie met anderen en de complexiteit van de driehoeksverhouding heeft hem aanzienlijk overvraagd. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De verdachte wordt door de reclassering in staat geacht om een taakstraf uit te voeren.
Tijdens de terechtzitting is naar voren gekomen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet langer bij de verdachte in de buurt wonen. Daarbij heeft de verdachte een behandeling gehad bij de Rooyse Wissel voor zijn autismestoornis en agressieregulatie. Mede hierdoor zijn er in de afgelopen tijd geen nieuwe incidenten meer gemeld bij de politie met betrekking tot de verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank houdt er rekening mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Verder is de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, overschreden.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal bij de uitvoering van deze taakstraf hierop in mindering worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.
De rechtbank zal, gelet op de straf die zij aan verdachte zal opleggen, het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 1.450 aan materiële schade en € 2.000 aan immateriële schade ter zake van parketnummer 03.202948.23. De materiële schade bestaat uit reparatiekosten voor de autoruit, de bumper, het rechter voorscherm en twee autobanden.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 599 aan materiële schade, te weten de nieuwprijs van een mobiele telefoon van het merk Samsung, ter zake van parketnummer 03.204741.23.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert tevens schadevergoeding tot een bedrag van € 515,56 aan materiële schade en € 1.100 aan immateriële schade ter zake van parketnummer 03.152758.23.
De benadeelden hebben hierbij verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing hiervan en wel tot een redelijkerwijs toe te wijzen bedrag van € 200 voor het repareren van de autoruit. De overige schadeposten in deze vordering acht zij onvoldoende onderbouwd en er kan evenmin worden gesproken van rechtstreekse schade, waardoor de benadeelde wat deze posten betreft dan ook niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De officier van justitie heeft verder geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering onder parketnummer 03.204741.23, omdat deze schade thans onvoldoende is onderbouwd.
Omtrent de andere vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] onder parketnummer 03.152758.23 heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing hiervan. Het blijft onduidelijk wat precies de waarde is geweest van de gevorderde goederen, echter is het aannemelijk dat de benadeelde schade heeft geleden ten gevolge van het bewezenverklaarde. Zij heeft de rechtbank derhalve verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en een redelijkerwijs toe te kennen bedrag toe te wijzen. Daarnaast is de immateriële schade ook toewijsbaar, aangezien hiervoor een grond is, namelijk lichamelijk- en psychisch letsel. Echter acht zij de hoogte van het gevorderde bedrag aan de hoge kant en dient de vergoeding lager te worden vastgesteld.
De officier van justitie heeft tenslotte gevorderd dat de toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft benadeelde [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade dient te worden afgewezen, omdat er geen rechtstreeks verband is met het bewezenverklaarde. De materiële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 200, aangezien de verdachte alleen de autoruit heeft beschadigd en de benadeelde onterecht veel meer schadeposten heeft gevorderd.
Ten aanzien van de mobiele telefoon van de benadeelde [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd, omdat er geen aankoop bon of iets dergelijks is overgelegd. Mocht de rechtbank toch van oordeel zijn dat de vordering toewijsbaar is dan dient het toe te wijzen bedrag te worden bepaald op een symbolisch bedrag van € 100 dan wel € 50.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de gevorderde bedragen van de andere vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] eveneens slechts gedeeltelijk dienen te worden toegewezen. Daartoe heeft ze naar voren gebracht dat voor het smartengeld, gezien het feit niet zo ernstig is, zelfs € 750 nog aan de hoge kant is. Voor de tv acht zij het toewijzen van een bedrag van € 25 redelijk (omdat [slachtoffer 1] deze voor € 50 heeft kunnen ophalen), voor de afstandsbediening € 5 en voor de vape € 10.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De materiële schade van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] komt slechts voor een deel voor vergoeding in aanmerking, namelijk tot een bedrag van € 200 voor de reparatie van de autoruit. Deze schade is immers rechtstreeks toegebracht door het bewezenverklaarde, de hoogte van het gevorderde bedrag komt de rechtbank ook niet onredelijk of ongegrond voor en dit deel van de vordering is ook niet door de verdediging weersproken. Omdat de overige in de vordering vermelde materiële schade niet rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde, zal de rechtbank de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 2] met betrekking tot de immateriële schade afwijzen, omdat er geen grond is voor het vorderen van deze schade.
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 559 voor de mobiele telefoon (onder parketnummer 03.204741.23), en – naar schatting – € 200 voor de televisie, € 25 voor de afstandsbediening, € 50 voor de vape, € 10 voor de wokpan en € 50 voor de Samsungoplader (onder parketnummer 03.152758.23). In de aangifte wordt het model, type en de ouderdom van de mobiele telefoon (ongeveer een jaar oud) vermeld. De omvang van de schade is door [slachtoffer 1] gesteld op € 599 en uit openbare bron blijkt dit bedrag voor deze telefoon redelijk. Ook de immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking, omdat is komen vast te staan dat de benadeelde [slachtoffer 1] ander nadeel heeft ondergaan dan vermogensschade, namelijk lichamelijk en geestelijk letsel, zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 750. Voor de overige gestelde schade is de benadeelde [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien het onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren wanneer de zaak moet worden aangehouden zodat de benadeelde de vordering alsnog voldoende kan onderbouwen. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering daarom slechts bij de civiele rechter aanbrengen.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. De toegewezen bedragen van de benadeelde partijen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum tot de dag van volledige voldoening. De rechtbank ziet verder aanleiding om bij beide benadeelden de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 266, 267, 285, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder parketnummer 03.327506.23 bewezenverklaarde en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
  • verklaart de verdachte voor het overige strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , ter zake van het bewezenverklaarde onder parketnummer 03.152758.23 gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.185, bestaande uit € 435 materiële schade en € 750 immateriële schade;
  • vermeerdert de vergoeding van materiële en immateriële schade met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de vordering wat betreft het overige niet-ontvankelijk is en dat dit gedeelte van de vordering slechts bij de civiele rechter kan worden aangebracht;
  • veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1.185, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen;
  • bepaalt dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , ter zake van het bewezenverklaarde onder parketnummer 03.204741.23 toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 599, bestaande uit materiële schade;
  • vermeerdert de vergoeding van materiële schade met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 599, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 11 dagen;
  • bepaalt dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , ter zake van het bewezenverklaarde onder parketnummer 03.202948.23 gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 200, bestaande uit materiële schade;
  • vermeerdert de vergoeding van de schade met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade af;
  • bepaalt dat de vordering wat betreft het overige niet-ontvankelijk is en dat dit gedeelte van de vordering slechts bij de civiele rechter kan worden aangebracht;
  • veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 200, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen;
  • bepaalt dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat de veroordeelde van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;

Voorlopige hechtenis

- heft het tegen verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.T.H.L. van de Bergh, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M.A. Curfs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2025.
Buiten staat
Mr. dr. D.L.F. de Vocht is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. 03.327506.23 (hoofdzaak):
hij op of omstreeks 10 december 2023 in de gemeente Weert
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een mes (gericht) op die [slachtoffer 2] heeft ingestoken en/of met een mes, die [slachtoffer 2] ter hoogte van zijn schouder en/of zijn borst heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2023 te Weert
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes (gericht) op die [slachtoffer 2] heeft ingestoken en/of met een mes die Van
Melis ter hoogte van zijn schouder en/of zij borst heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. 03.296770.23:
hij op of omstreeks 9 november 2023 te Weert opzettelijk een ambtenaar,te weten [naam verbalisant 1] , brigadier bij politie eenheid Limburg en/of [naam verbalisant 2] , agent bij politie eenheid Limburg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "kutwouten" en/of "kuthonden" en/of "kankermongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
T.a.v. 03.202948.23:
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 in de gemeente Weert
opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
T.a.v. 03.204741.23:
hij, op of omstreeks 26 juni 2023 in de gemeente Weert, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
T.a.v. 03.152758.23 feit 1:
hij, op of omstreeks 11 mei 2023 in de gemeente Weert, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes te tonen aan voornoemde [slachtoffer 1] ;
T.a.v. 03.152758.23 feit 2:
hij, op of omstreeks 11 mei 2023 in de gemeente Weert, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] bij de keel vast te pakken;
T.a.v. 03.152758.23 feit 3:
hij, op of omstreeks 11 mei 2023 in de gemeente Weert, althans in Nederland,
een Nintendo Switch en/of een oplader, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 03.152758.23 feit 4:
hij, op of omstreeks 11 mei 2023 in de gemeente Weert, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een tv en/of een vape en/of een afstandsbediening, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023195340, gesloten op 17 februari 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 153.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige van 10 december 2023, pg. 72-73.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige van 10 december 2023, pg. 75-76.
4.De medische informatie van [slachtoffer 2] van 10 december 2023, pg. 24.
5.Het proces-verbaal van aangifte van 10 december 2023, pg. 16.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023178336, gesloten op 9 november 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 23.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2023, pg. 3-4.
8.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023127457, gesloten op 22 augustus 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 39.
9.Het proces-verbaal van aangifte van 14 augustus 2023, pg. 5.
10.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023098635, gesloten op 10 augustus 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 15.
11.Het proces-verbaal van aangifte van 26 juni 2023, pg. 2-3.
12.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023071641, gesloten op 4 juli 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 23.
13.Het proces-verbaal van aangifte van 11 mei 2023, pg. 2-3.
14.Het verhoor van de getuige van 11 mei 2023, pg. 6-7.
15.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 11 mei 2023, pg. 17-18.
16.Het proces-verbaal van aangifte van 11 mei 2023, pg. 2-3.