ECLI:NL:RBLIM:2025:12883

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
C/03/346606 / KG ZA 25-418
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van een basisschoolleerling door onderwijsstichting in kort geding

In deze zaak hebben de ouders van een 9-jarige jongen, hierna aangeduid als [naam jongen], in kort geding de verwijdering van hun zoon van basisschool [naam school 1] door onderwijsstichting Movare aangevochten. De ouders stelden dat de beslissing tot verwijdering onterecht was en vroegen de voorzieningenrechter om hun zoon opnieuw in te schrijven en onderwijs te laten volgen. De voorzieningenrechter heeft op 23 december 2025 geoordeeld dat de onderwijsstichting in redelijkheid tot de beslissing tot verwijdering heeft kunnen komen. De ouders hadden hun zoon op 22 april 2024 ziek gemeld en waren vervolgens niet ingegaan op herhaalde uitnodigingen van de school voor gesprekken over de ontstane situatie. De communicatie tussen de ouders en de school was verstoord, wat leidde tot een onherstelbare relatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat de onderwijsstichting de vereiste stappen had gevolgd en dat er geen sprake was van een onredelijke beslissing. De vorderingen van de ouders werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/346606 / KG ZA 25-418
Vonnis in kort geding van 23 december 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
beiden als ouders en wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige [naam jongen] ,
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] (dan wel afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] ),
advocaat: mr. J. Peters,
tegen
ONDERWIJSSTICHTING MOVARE,
te Landgraaf,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Movare,
advocaat: mr. N.G.N. Laumen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 36,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 16,
- de mondelinge behandeling van 9 december 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [eisers] ,
- de spreekaantekeningen van Movare.

2.De feiten

2.1.
Movare is een onderwijsstichting voor (vooral) het primair onderwijs met 46 scholen.
2.2.
[naam jongen] is de 9-jarige zoon van [eisers] [naam jongen] was leerling bij de rooms-katholieke basisschool [naam school 1] te [plaats 1] (hierna: [naam school 1] ), één van de scholen die onder de onderwijsstichting Movare valt.
2.3.
De ouders van [naam jongen] hebben [naam jongen] op 22 april 2024 ziek gemeld / afgemeld op school met als reden
‘conflict Movare’.
2.4.
[eisers] zijn vervolgens diverse keren uitgenodigd om direct na de meivakantie met school in gesprek te gaan over de ontstane situatie. Een gesprek hierover heeft echter niet plaatsgevonden.
2.5.
Movare heeft [eisers] op 5 juni 2024 bericht dat zij voornemens is om te besluiten tot verwijdering van [naam jongen] van [naam school 1] met ingang van het nieuwe schooljaar (per 19 augustus 2024). [1] Dit voornemen heeft Movare in de brief nader toegelicht. Movare heeft de ouders van [naam jongen] de mogelijkheid geboden hun mening over de voorgenomen verwijdering kenbaar te maken tijdens een gesprek op 17 juni 2024. Movare heeft [eisers] verder meegedeeld dat zij de gereformeerde basisschool [naam school 2] te [plaats 2] bereid hebben gevonden om [naam jongen] als leerling toe te laten.
2.6.
Als nadere toelichting op het voornemen tot verwijdering heeft Movare gewezen op het volgende:
“De reden voor de verwijdering van uw kind is de volgende.
In het bijna afgelopen schooljaar heeft [naam jongen] veel verzuimd. De school kan daardoor niet het onderwijs bieden dat [naam jongen] nodig heeft. In dat kader heeft de school u om toestemming gevraagd de schoolarts om advies te vragen. Deze vraag aan u en de daarmee gepaard gaande gesprekken hebben geleid tot uitgebreide mailwisselingen tussen u en medewerkers van school en van onze onderwijsstichting. In deze mailwisselingen en ook tijdens gesprekken op school hebt u medewerkers bij voortduring geïntimideerd en beledigd, waardoor de medewerkers zich zeer onprettig voelen in de omgang met u en daardoor ook in de omgang met [naam jongen] .
Uw wijze van communiceren vormt een ernstige bedreiging voor de orde, rust en/of veiligheid op school. Doordat u stelselmatig weigert om met ons hierover in gesprek te gaan en u bovendien doorgaat met het intimideren en beledigen van medewerkers is de relatie tussen school en leerling (lees: ouders) onherstelbaar verstoord geraakt.
Ter verdere toelichting nog het volgende.
  • In uw talrijke mailberichten gericht aan een groot aantal medewerkers van de school en/of Onderwijsstichting MOVARE is steeds sprake van achterdocht, beschuldigingen en (ernstige) beledigingen. Hieruit blijkt geen enkel vertrouwen in de (medewerkers van) school, over medewerkers zegt u onder andere dat zij schijnheilig zijn, dat zij roeptoeteren, een verhaal erbij fantaseren, op een hysterische wijze verhalen, dat zij zich infantiel gedragen en dat u bij MOVARE nog niet iemand van niveau bent tegengekomen.
  • U weigert stelselmatig (tot vier keer toe) in te gaan op een uitnodiging voor een gesprek over de ontstane situatie. U wilt eerst schriftelijke antwoorden ontvangen op een groot aantal vragen.
  • U hebt [naam jongen] onlangs voor onbepaalde tijd afgemeld met als reden ‘conflict met MOVARE”. Hiermee creëert u een voor [naam jongen] onhoudbare situatie op school.
In het kader van de te volgen procedure in ons document “Toelating, time out, schorsing en verwijdering van leerlingen (gepubliceerd op MOVARE.nl) hebben wij de betrokken leerkrachten gehoord en zij geven aan niet langer in staat te zijn goed onderwijs te geven aan [naam jongen] .
Nadat wij u gehoord hebben, zullen wij een definitief besluit nemen.”
2.7.
Movare heeft [eisers] , in aansluiting op het voorgenomen besluit van 5 juni 2024, op 1 juli 2024 bericht dat definitief is besloten tot verwijdering van [naam jongen] van basisschool [naam school 1] met ingang van het nieuwe schooljaar 2024/2025 (hierna: het verwijderingsbesluit). [2] Movare heeft haar eerdere mededeling dat zij basisschool [naam school 2] bereid heeft gevonden om [naam jongen] als leerling toe te laten herhaald. Zij heeft verder aangegeven dat [eisers] , ondanks het feit dat zij in juni herhaaldelijk zijn uitgenodigd voor een gesprek over het voornemen tot verwijdering, niet zijn verschenen. Daarom heeft Movare de zienswijze van ouders niet in haar besluit kunnen meenemen. Het verwijderingsbesluit is onder meer als hierna volgt gemotiveerd:
“ [naam school 1] en Onderwijsstichting MOVARE, waar de school onder ressorteert, heeft er alles aan gedaan om met u de ontstane situatie rondom het ziekteverzuim van [naam jongen] en uw wijze van communiceren te bespreken, maar wij moeten helaas constateren dat u weigerachtig blijft om constructief mee te werken aan een oplossing. [naam jongen] kan dan ook niet langer op deze school blijven.
In het kader van de te volgen procedure in ons document “Toelating, time out, schorsing en verwijdering van leerlingen” (gepubliceerd op MOVARE.nl) hebben wij de betrokken leerkrachten gehoord en zij geven aan niet langer in staat te zijn goed onderwijs te geven aan [naam jongen] . Ook de directeur van de school, mevrouw [naam directeur] , geeft aan dat de school niet langer in staat is om uw zoon het voor hem passende onderwijs aan hem te geven. Nu u zelf weigert met ons in gesprek te gaan, kunnen wij uw mening over het voorgenomen besluit niet meenemen in ons definitief besluit.”
2.8.
De heer [eiser 1] heeft op 29 juli 2024 bezwaar aangetekend tegen het besluit tot verwijdering van [naam jongen] van school. [3] Het college van bestuur van Movare heeft het bezwaarschrift van [eiser 1] op 23 augustus 2024 ongegrond verklaard. [4] Van nieuwe inzichten is volgens het college geen sprake. Movare tekent daarbij aan dat [eisers] , net als eerder bij uitnodigingen voor een gesprek het geval was, niet zijn ingegaan op de uitnodiging(en) voor een hoorzitting en (zonder bericht) niet zijn verschenen. Zij hebben daarmee geen gebruik gemaakt van de aan hen geboden mogelijkheid om hun bezwaren tijdens een hoorzitting nader toe te lichten. Verder toont het bezwaarschrift volgens Movare geen enkele reflectie, maar blijft [eiser 1] richting medewerkers van Movare ‘op de man spelen’, hetgeen Movare sterkt in het genomen besluit tot verwijdering.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen – kort samengevat –, bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
de uitschrijving van [naam jongen] nietig te verklaren en Movare / [naam school 1] te gelasten om [naam jongen] per direct opnieuw in te schrijven op [naam school 1] ;
de verwijdering van [naam jongen] onrechtmatig te verklaren en Movare / [naam school 1] te gelasten om [naam jongen] per direct de mogelijkheid te bieden tot het volgen van onderwijs;
tevens wordt verzocht:
3. Movare / [naam school 1] te gelasten tot aanpassing van het leerlingdossier van [naam jongen] ,
dit alles op voorwaarde van verbeurdverklaring van € 25.000,-.
3.2.
Movare voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang, hoewel betwist, vloeit naar het oordeel van de voorzieningenrechter voort uit de aard van de gevraagde voorzieningen.
De ingestelde vorderingen
4.2.
[eisers] hebben onder 1 onder meer gevorderd om de uitschrijving van [naam jongen]
“nietig te verklaren.”Nog afgezien van het feit dat [eisers] op geen enkele wijze voor het voetlicht hebben gebracht op grond van welke bepalingen in Boek 2 (‘Rechtspersonen’) van het Burgerlijk Wetboek bedoelde beslissing van Movare als rechtspersoon – een stichting – rechtens tot nietigheid zou moeten leiden, zou toewijzing van de vordering leiden tot een declaratoir vonnis (een ‘verklaring voor recht’), waartoe de rechter in kort geding niet bevoegd is. Hetzelfde geldt voor het onder 2 gevorderde om de verwijdering van [naam jongen] “onrechtmatig te verklaren;” ook dat zou bij toewijzing leiden tot een declaratoir vonnis, waarvoor in een kort gedingprocedure geen plaats is. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter enkel nog de vorderingen beoordelen waarin wordt gevraagd Movare te gelasten om [naam jongen] weer in te schrijven op [naam school 1] en haar te gelasten over te gaan tot het geven van onderwijs aan [naam jongen] . De gevorderde
“verbeurdverklaring van € 25.000,-“komt de voorzieningenrechter als een obscuur libel voor, zodat hier terstond aan voorbij zal worden gegaan.
Marginale toetsing
4.3.
Vooropgesteld wordt dat Movare als onderwijsstichting in beginsel de vrijheid heeft om volgens haar ongewenst gedrag als zodanig te kwalificeren en te sanctioneren. De stichting mag daarbij eigen normen stellen, zulks binnen de geldende (wettelijke) regelingen. Een beslissing die een onderwijsstichting in dat kader heeft genomen kan door de rechter worden getoetst, indien deze, zoals in het onderhavige geval, op bezwaren stuit van betrokkenen. Maar die toetsing is beperkt, in die zin dat de rechter een dergelijke beslissing niet in volle omvang kan toetsen, maar slechts marginaal. In deze zaak betekent dit dat de voorzieningenrechter enkel kan beoordelen of Movare bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid tot haar beslissing tot verwijdering van [naam jongen] van [naam school 1] heeft kunnen komen. Die beperking impliceert dat alleen een apert onredelijke beslissing door de rechter kan worden tegengehouden. [5]
De (verdere) beoordeling
4.4.
Uitgangspunt voor de beoordeling van de gevraagde voorzieningen is artikel 40 lid 11 van de Wet op het primair onderwijs (WPO). Dit artikel bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
“Voordat wordt besloten tot verwijdering hoort het bevoegd gezag de betrokken groepsleraar en de ouders van de leerling. Definitieve verwijdering van een leerling vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. (…).”
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is aan alle (drie de) vereisten voldaan, waartoe het volgende.
4.5.1.
Onbetwist is dat de betrokken groepsleraar gedurende het proces betreffende de (voorgenomen) verwijdering van [naam jongen] van [naam school 1] is gehoord, zodat aan dit vereiste is voldaan. Overigens geldt dit ook voor de directeur van [naam school 1] , mevrouw [naam directeur] .
4.5.2.
Wat betreft het vereiste van het horen van de ouders van [naam jongen] , [eisers] , het volgende.
4.5.3.
Feit is dat [naam jongen] al sinds 22 april 2024 niet meer naar [naam school 1] gaat, na een ziekmelding van [eisers] dienaangaande, met als reden
‘conflict Movare.’Niet [naam school 1] dus, maar [eisers] hebben [naam jongen] hiermee en vanaf dat moment van school gehouden, een situatie die tot op de dag van vandaag voortduurt.
4.5.4.
Al geruime tijd vóór deze beslissing zijn [eisers] meermaals door Movare uitgenodigd om in gesprek te gaan. Die wens van [naam school 1] was aanvankelijk ingegeven door de constatering dat (met name) in het schooljaar 2023-2024 sprake was van veel verzuim van [naam jongen] waardoor [naam school 1] hem niet het onderwijs kon bieden dat hij nodig heeft. Op geen enkele uitnodiging zijn [eisers] verschenen.
Bij e-mail van 7 maart 2024 worden [eisers] uitgenodigd voor een gesprek op
12 maart 2024. [6]
Bij e-mail van 13 maart 2024 worden [eisers] uitgenodigd voor een gesprek op 20 maart
2024. Hierin wordt onder meer gerefereerd aan een e-mail van [eisers] van 11 maart 2024 die onder andere aan [naam directeur] voornoemd is gericht. [7] Movare schrijft in deze e-mail onder andere:
“De toonzetting van dit bericht en de op personen gerichte beschuldigingen in dit bericht roepen bij ons verbazing maar vooral ook verontwaardiging op.”
Bij e-mail van 21 maart 2024 worden [eisers] voor de derde keer uitgenodigd om in gesprek te gaan met het verzoek om een aantal data en tijdstippen door te geven waarop dit zou kunnen plaatsvinden. Tijdens het gesprek, zo schrijft Movare, zal worden ingegaan op de wijze waarop [eisers] de school bejegenen, de toonzetting van de e-mails van [eisers] , de zorgen die de school heeft over de ontwikkeling van [naam jongen] en
“hoe nu samen verder.”
Bij e-mail van 11 april 2024 aan [eisers] schrijft Movare onder meer:
“U hebt bij herhaling helaas aangegeven dat u niet met ons in gesprek wenst te gaan. (…)
Waar het naar onze mening om gaat, is dat uw zoon [naam jongen] niet het onderwijs krijgt dat hij zou moeten krijgen omdat hij zeer vaak verzuimt. Het veelvuldig verzuim van [naam jongen] was aanleiding voor mevrouw [naam directeur] om met u in gesprek te gaan. Tijdens dat gesprek op 7 februari 2024, en ook op diverse andere momenten, is onder andere besproken dat de school graag advies wil krijgen van de schoolarts, om aan de hand van dat advies meer passende oplossing voor uw zoon te kunnen aandragen. (…) U weigert echter categorisch om toestemming te geven voor een bezoek van [naam jongen] aan de schoolarts (…).
In de mailberichten van u aan diverse collega’s van de school gebruikt u onnodig denigrerend taalgebruik en spreekt u met weinig respect over deze collega’s. Wij wensen deze manier van omgang niet langer te accepteren. (…).
Deze situatie kan wat ons betreft zo niet langer voortduren. School en ouders moeten in het belang van het kind samen optrekken. (…).
Gezien het bovenstaande roep ik u nogmaals en nu voor de laatste keer op om met ons in gesprek te gaan.”
Op 26 april 2024 – zoals gezegd is [naam jongen] dan door [eisers] reeds ziek gemeld wegens
‘conflict Movare’– schrijft Movare:
“Wij hebben kennis genomen van uw zeer uitgebreide en wederom volstrekt onnodig “op de man” gerichte mailbericht van u dd 19 april 2024. (…).
Voor de laatste keer roep ik u op om meteen na de meivakantie, in de week van 13 mei a.s., contact met mij op te nemen om een afspraak te plannen om met ons in gesprek te gaan over de ontstane situatie. Tevens verzoeken wij u nogmaals uitdrukkelijk om toestemming te geven om de schoolarts te mogen inschakelen. Indien u weigerachtig blijft om met ons in gesprek te gaan en u weigerachtig blijft toestemming te geven om de schoolarts in te schakelen, zijn wij niet langer in staat om uw zoon het onderwijs te bieden waar hij recht op heeft en dat bij hem past.”
4.5.5.
Hoewel – gezien het vorenstaande – geen gesprek met [eisers] als ouders van [naam jongen] heeft plaatsgevonden, kan dit Movare niet worden tegengeworpen, nu [eisers] in het licht van voormelde e-mails van [naam school 1] /Movare stelselmatig uitnodigingen voor een gesprek aan zich voorbij hebben laten gaan. Ook na 26 april 2024 nog heeft Movare zich veel moeite getroost tot een gesprek te komen. Bij het voornemen tot de beslissing tot verwijdering van 5 juni 2024 zijn [eisers] andermaal uitgenodigd voor een gesprek op 17 juni 2024. [eisers] zijn echter wederom niet op de uitnodiging ingegaan; wel sturen zij op 14 juni 2024 een (uitgebreide) e-mail. Bij e-mail van 17 juni 2024 worden door Movare twee (nieuwe) data voorgesteld om met elkaar het gesprek aan te gaan, te weten op 25 of 26 juni 2024. Op geen van de genoemde data verschijnen [eisers] Zelfs op de hoorzitting in het kader van het door [eisers] aangetekende bezwaar tegen het verwijderingsbesluit laten zij verstek gaan. De voorzieningenrechter kan dan ook niet anders concluderen dan dat Movare alles in het werk heeft gesteld in gesprek te treden met [eisers] , zodat ook aan het in artikel 40 lid 11 WPO neergelegde vereiste is voldaan dat eerst een gesprek tussen ouders en de school dient plaats te vinden alvorens tot verwijdering kan worden overgegaan.
4.5.6.
Aan het derde vereiste, te weten dat de school ervoor zorg dient te dragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten, is eveneens voldaan. Basisschool [naam school 2] was ten tijde van de verwijdering van [naam jongen] bereid om hem toe te laten, zo is de voorzieningenrechter genoegzaam gebleken, waarover hierna meer.
4.5.7.
Onjuist is de in dit verband opgeworpen stelling van [eisers] dat scholen in het kader van de zorgplicht ervoor moeten zorgen dat leerlingen
“altijd een passende plek krijgen” [8] en dat (derhalve) sprake is van een resultaatsverplichting. Dit vindt geen steun in de wet. [9] Immers, uit de bewoordingen van artikel 40 lid 11 WPO (zie hiervoor onder rov. 4.4) is eenduidig af te leiden dat een andere school bereid moet zijn tot toelating, niet meer en niet minder dan dat. Het (vermeende) vereiste dat pas mag worden uitgeschreven, als sprake is van een inschrijving van de leerling bij de ontvangende school, is daarom niet aan de orde. De zorgplicht houdt in dat er een passend onderwijsaanbod wordt gedaan, aan welke verplichting door Movare is voldaan, waarna het aan de ouders is om al dan niet op dat aanbod in te gaan. De bevoegdheid om een kind als leerling in te schrijven ligt immers bij de ouders (en niet bij de school). [10] In diezelfde lijn schrijft de heer [naam consulent] , consulent Leerplicht/RMC, aan [eisers] bij e-mail van 19 juli 2024: [11]
“(…). Bij de definitieve verwijdering hoort het schoolbestuur een alternatief te vinden, voordat zij een leerling mogen verwijderen. In dit geval is dit de [naam school 2] .
Als de verwijdering definitief is, met bijbehorende schriftelijke bezwaarperiode (4 of 6 weken), dient [naam jongen] ingeschreven te worden op een nieuwe school. Dit zou dus de [naam school 2] kunnen zijn. Indien u het hier niet mee eens bent en/of dit geen passende plek vindt, dan kunnen wij u verder ondersteunen in de zoektocht naar een andere passende plek. (…).
Als de verwijdering definitief is en [naam jongen] geen nieuwe schoolinschrijving heeft, is er sprake van absoluut verzuim. Absoluut verzuim is strafbaar, aangezien de leerplichtwet overtreden wordt. (…).”
Van het aanbod van [naam consulent] voornoemd om hen te ondersteunen in de zoektocht naar een ander passende plek hebben [eisers] echter geen gebruik gemaakt, dit terwijl ze zich (veel later) kennelijk niet konden vinden in een plek op basisschool [naam school 2] voor [naam jongen] .
4.5.8.
De stelling van [eisers] dat basisschool [naam school 2] niet bereid zou zijn [naam jongen] toe te laten faalt eveneens. Die definitieve bereidheid was er wel alvorens het verwijderingsbesluit op 1 juli 2024 werd genomen. Eerst nadat [eisers] de directeur van basisschool [naam school 2] op 3 maart 2025 – acht maanden na het verwijderingsbesluit – had gemaild met de vraag of basisschool [naam school 2] onderwijs kan bieden aan een leerling die op grond van zijn ondersteuningsbehoeften in aanmerking zou komen voor extra ondersteuning niveau 5
– dit is specialistische ondersteuning die enkel op speciaal onderwijs wordt aangeboden – reageert de directeur van genoemde basisschool naar aanleiding van die specifieke vraag en op basis van die informatie dat niet meteen kan worden toegezegd dat de school passend is voor [naam jongen] . Speciaal onderwijs voor [naam jongen] is echter volstrekt niet aan de orde, zo beklemtoont en herhaalt Movare nog eens op zitting van 9 maart j.l.
4.5.9.
Dat Movare geen overleg heeft gevoerd met [eisers] over basisschool [naam school 2] , zoals [eisers] ter zitting hebben aangevoerd [12] , is in het licht van al het voorgaande dan ook niet fair. Nog afgezien van het feit dat Movare een dergelijke verplichting niet heeft
– de voorzieningenrechter benadrukt dat het gaat om overleg met de ouders van de te verwijderen leerling over de ontvangende school – zijn het [eisers] zelf geweest die stelselmatig het overleg met Movare uit de weg zijn gegaan en daarmee ‘de pedagogische driehoek’ van school, ouders en leerling definitief hebben verstoord. Met ‘praten’ met de school en het medewerking verlenen aan redelijke verzoeken [13] had veel ellende voorkomen kunnen worden, ja zelfs de verwijdering van [naam jongen] . Dat het anders is gelopen en uiteindelijk heeft geleid tot deze procedure, is dan ook louter en alleen toe te rekenen aan de onwrikbare, ja ook onredelijke, houding van [eisers]
4.5.10.
Dit alles is dan ook niet goed te rijmen met de stelling van [eisers] dat bij verwijdering van de leerling deze de school dient te blijven bezoeken totdat de leerling terecht kan op een nieuwe school, zoals de Inspectie van het Onderwijs voorschrijft. Immers, niet Movare maar [eisers] hebben op 22 april 2024 besloten om [naam jongen] niet meer naar school te laten gaan wegens
‘conflict Movare’.
Conclusie
4.6.
Uit al het voorgaande volgt dat, gezien de beperkte toetsingsmaatstaf die de voorzieningenrechter ter beschikking staat (zie rov. 4.3), Movare bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid tot haar beslissing tot verwijdering van [naam jongen] van [naam school 1] heeft kunnen komen. Door de wijze van communiceren door [eisers] is een onherstelbaar verstoorde relatie ontstaan tussen school en ouders. Hierdoor werd het onvermijdelijk dat [naam jongen] van school moest worden verwijderd. Van een apert onredelijke beslissing is derhalve allerminst gebleken.
4.7.
Alle andere door Movare aangevoerde verweren behoeven dan ook geen bespreking meer.
4.8.
Alle vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eisers] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, zoals hierna in het dictum geformuleerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2025.

Voetnoten

1.Zie productie 3 van [eisers]
2.Zie productie 4 van [eisers]
3.Zie productie 8 van [eisers]
4.Zie productie 9 van [eisers]
6.Het ging om een uitnodiging voor een vervolggesprek na een gesprek met [eisers] op 7 februari 2024 over o.m. “de grote afwezigheidshistorie gedurende de hele schoolloopbaan van [naam jongen] ” en de “zorgen (…) in relatie tot het belang van het volgen van onderwijs op school, ook voor de sociale ontwikkeling” (e-mail van 7 maart 2024).
7.Ter zitting op 9 december 2025 heeft de heer [eiser 1] te kennen gegeven dat de e-mails alleen van hém afkomstig zijn en niet (ook) van zijn echtgenote; dit onderscheid zal in deze niet worden genaakt, o.m. omdat beiden in de dagvaarding als eisers optreden en mevrouw [eiser 2] geen afstand heeft genomen van (de inhoud van) de betreffende e-mails.
8.Pagina 2, pleitnota [eisers]
9.Ook niet in het door [eisers] ingeroepen artikel 40 lid 4 WPO, dat gaat over de toelating van een leerling die
10.Zie artikel 2 lid 1 Leerplichtwet
11.Productie 11 bij conclusie van antwoord
12.Pagina 5 pleitnota [eisers]
13.Zo had [naam jongen] volgens [eisers] ernstige klachten aan de luchtwegen, hetgeen hun begrijpelijkerwijze zorgen baarde; [eisers] weigerden echter toestemming te verlenen aan [naam school 1] om de schoolarts in te schakelen.