3.1.[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair [gedaagde] zal veroordelen tot afgifte aan [eiser] van de goederen zoals deze zijn omschreven onder randnummer 28 in het lichaam van de dagvaarding, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag, daaronder een dagdeel begrepen, dat aan dit vonnis geen gevolg wordt gegeven, met een maximum van € 240.000,-, subsidiair [gedaagde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een schadevergoeding van € 158.772,96 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 januari 2024,
[gedaagde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 18.728,47 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 januari 2024,
[gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke kosten van € 3.040,40 te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
[gedaagde] zal veroordelen in de kosten van dit geding, de beslagkosten daaronder
begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en, voor
het geval voldoening niet binnen veertien dagen plaatsvindt, te vermeerderen met
de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot
aan de dag der algehele voldoening, alsmede gedaagde te veroordelen in de
nakosten en de eventuele verdere executiekosten.