Uitspraak
1.De procedure
- de akte uitlaten tevens houdende wijziging/vermindering van eis aan de zijde van [eiser]
- de antwoordakte van AGH.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en ADVOCATENGROEP HEERLEN B.V. (AGH) over een loonvordering. De procedure volgde op een tussenvonnis van 31 januari 2024, waarin de kantonrechter AGH had toegelaten tot bewijsvoering over de afspraken omtrent de continuïteitstoeslag en het variabele loon. [eiser] stelde dat hij recht had op een variabel loon van minimaal € 22.458,07 bruto, vermeerderd met wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke kosten. AGH betwistte deze vordering en voerde aan dat er geen recht op variabele beloning was, omdat [eiser] geen administratie van uren en omzet had bijgehouden.
De kantonrechter oordeelde dat AGH niet voldoende bewijs had geleverd om haar stellingen te onderbouwen. De kantonrechter nam aan dat de gedeclareerde omzet die betrekking had op de periode waarin [eiser] in dienst was, ook daadwerkelijk was betaald. De kantonrechter volgde de berekening van [eiser] en kwam tot de conclusie dat hij recht had op een variabel loon van € 22.447,89 bruto, dat AGH aan [eiser] moest betalen. Daarnaast werd AGH veroordeeld tot betaling van wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke kosten.
De proceskosten werden ook aan AGH opgelegd, omdat zij overwegend in het ongelijk was gesteld. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.