Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 8 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de oplevering van een huurwoning. De huurovereenkomst tussen partijen is ingegaan op 1 december 2016 en beëindigd op 1 november 2023. Na de beëindiging van de huurovereenkomst zijn er geschillen ontstaan over de staat van de woning en de schade die [eiser] stelt te hebben geleden. [eiser] vordert een schadevergoeding van € 20.320,27, vermeerderd met rente en kosten, terwijl [gedaagde] verweer voert tegen deze vordering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de woning in een onacceptabele staat is opgeleverd, met aanzienlijke schade en gebreken. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat er geen voorinspectie heeft plaatsgevonden en dat [eiser] niet voldoende heeft onderbouwd dat de gevorderde schade daadwerkelijk is gemaakt. De kantonrechter heeft de schade geschat op € 5.000,00, waarbij rekening is gehouden met de borg van € 2.700,00 die [gedaagde] heeft betaald. Na verrekening moet [gedaagde] nog een bedrag van € 2.300,00 aan [eiser] betalen.
Daarnaast heeft de kantonrechter [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.439,06. De vordering van [eiser] tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 417,45. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.