ECLI:NL:RBLIM:2025:1453

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
11271680 \ CV EXPL 24-4201
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst tot aanneming van werk en terugbetaling van aanbetaling

In deze zaak heeft eiser, een particulier, een overeenkomst gesloten met gedaagde voor het leveren en monteren van nieuwe kozijnen. De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 7.500,00, waarvan eiser op verzoek van gedaagde een aanbetaling van € 5.500,00 heeft gedaan. Gedaagde heeft echter niet voldaan aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst, ondanks herhaalde verzoeken van eiser om de overeenkomst na te komen. Na een ingebrekestelling op 8 mei 2024 heeft eiser de overeenkomst ontbonden en gedaagde verzocht de aanbetaling te restitueren, maar gedaagde heeft hier niet op gereageerd.

Eiser heeft vervolgens de rechter ingeschakeld en vordert een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, alsook de terugbetaling van de aanbetaling van € 5.500,00, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in gebreke is gebleven en heeft de vordering van eiser toegewezen. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde verplicht is het betaalde bedrag terug te betalen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 650,00. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 858,72.

De rechter heeft de wettelijke rente over de hoofdsom toegewezen vanaf 22 juni 2024, aangezien gedaagde vanaf die datum in verzuim was. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.P.J. Quaedackers op 12 februari 2025 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11271680 \ CV EXPL 24-4201
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S. Nijmeijer,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft met [gedaagde] in mei 2023 een overeenkomst gesloten ten behoeve van het leveren en monteren van nieuwe kozijnen. De overeengekomen aanneemsom bedraagt € 7.500,00 inclusief btw. [eiser] heeft op verzoek van [gedaagde] een aanbetaling gedaan van € 5.500,00.
2.2.
[eiser] heeft [gedaagde] meermaals de kans gegeven om de overeenkomst alsnog na te komen. Op 8 mei 2024 is [gedaagde] in gebreke gesteld. [gedaagde] is daarna niet overgegaan tot leveren en monteren van de kozijnen. [eiser] heeft de overeenkomst ontbonden en [gedaagde] verzocht de aanbetaling te restitueren. [gedaagde] heeft aan dit verzoek niet voldaan, ook niet nadat [eiser] hem bij brief van 5 juni 2024 sommeerde tot betaling binnen 2 weken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - voor recht te verklaren dat de overeenkomst met [gedaagde] met betrekking tot het leveren en monteren van kozijnen rechtsgeldig is ontbonden dan wel in rechte te ontbinden en betaling van € 5.500,00, vermeerderd met rente en kosten.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft tweemaal om uitstel gevraagd maar heeft na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
4.2.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de aanneemovereenkomst en dat als gevolg daarvan [eiser] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden heeft. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen. Als gevolg van deze ontbinding is [gedaagde] verplicht het door [eiser] betaalde bedrag terug te betalen. Dat volgt uit art. 6:271 BW. De gevorderde hoofdsom zal dus ook toegewezen worden. De hoogte van de hoofdsom is door [gedaagde] ook niet weersproken.
4.3.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, berekend op € 650,00 inclusief btw. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. [eiser] heeft voldoende gesteld dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. De vordering is daarom toewijsbaar.
4.4.
De wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 22 juni 2024 zal eveneens toegewezen worden aangezien op grond van de ingebrekestelling van 5 juni 2024 vaststaat dat [gedaagde] met ingang van 22 juni 2024 in verzuim is met de terugbetaling van € 5.500,00.
4.5.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
858,72
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst tot aanneming van werk is ontbonden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 5.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2024 tot aan de dag der algehele
voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten van € 650,00,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 858,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.