Uitspraak
[handelsnaam],
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. J.L.H. Holthuijsen, dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.350,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering is gebaseerd op een (vaststellings)overeenkomst die tussen partijen tot stand zou zijn gekomen, waarbij gedaagde zich had verplicht om voor 31 augustus 2024 het genoemde bedrag te betalen. Eiser stelt dat gedaagde in gebreke is gebleven en dat er meerdere aanmaningen zijn verstuurd zonder dat betaling heeft plaatsgevonden.
De procedure is gestart met een dagvaarding en een verzoek om uitstel van gedaagde, maar gedaagde heeft na het verkrijgen van uitstel niet meer gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de hoofdsom niet heeft weersproken, waardoor de vordering voor toewijzing gereed ligt. Ook de wettelijke rente over de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen, omdat eiser voldoende bewijs heeft geleverd van gemaakte kosten.
De kantonrechter heeft gedaagde in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 862,83. Dit bedrag moet binnen veertien dagen na aanschrijving worden betaald, met de toevoeging van wettelijke rente indien dit niet tijdig gebeurt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.